9:4-6
Geen schade aan gras, etc. – Bij de eerste bazuin verbrandde al het groene gras. Hier mag er geen schade aan gebracht worden. Wel bijzonder bij sprinkhanen, want het zijn kaalvreters. Ze moeten mensen pijnigen die geen zegel van God op hun voorhoofd hebben.
Zegel – Op dit moment, tijdens de grote verdrukking, zijn er mensen die het zegel van God op hun voorhoofd hebben. Dat zijn in ieder geval de 144.000 (7:3).
Schorpioen – Ze hebben een gifangel, die doodt mensen niet, maar pijnigt hen wel.
Vijf maanden – Sprinkhanenplagen komen voor van 1 mei tot 30 september, dat is vijf maanden, ofwel 153 dagen.
De dood vlucht weg – De mensen worden gedwongen de pijn te ondergaan.
9:7-10
Sprinkhanen – Er is een uitvoerige beschrijving van de wezens uit de afgrond, en die is heel vreemd. Je kunt je er nagenoeg geen beeld bij maken. Ze maken ook geluid (vs. 9), namelijk als wagens met veel paarden. Denk aan strijdwagens die gebruikt werden ten tijde van oorlogen.
De sprinkhanen hebben staarten als schorpioenen. Het zijn geen echte staarten zoals bijvoorbeeld de staart van een hond, maar een wezenlijk deel van het lichaam: het achterlijf met een angel, een gifstekel.
9:11-14
Abaddon/Apollyon – dit betekent: verderver of verwoester. In Spreuken 30:27 staat dat sprinkhanen geen koning over zich hebben. Dit toont aan dat het hier inderdaad om zeer bijzondere wezens gaat, zoals uit de beschrijving ook blijkt. Zij hebben wel een koning boven zich: de engel van de afgrond. Het zou satan kunnen zijn, maar het hoeft niet (vgl. 20:1 en 12:7). Als hij dezelfde is als in vers 1 dan is het een gevallen ster c.q. engel. Ook in de engelenwereld is sprake van een hiërarchie.
Het zou zelfs een engel van God zelf kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld de verderfengel uit Exodus (Exod. 12:23), maar dit ligt niet voor de hand.
Eerst wee voorbij – Van de zegels, bazuinen en schalen is niet duidelijk wat de chronologische volgorde is en waar er overlappingen zijn. De weeën echter volgen elkaar kennelijk wel op.
Zesde engel met de bazuin – Dat is de tweede wee. Een leger zaait dood en verderf. Johannes heeft het gezien en beschreven. We weten niet wat het allemaal is, maar wel wat het uitwerkt.
Eufraat – Tussen de Eufraat (links) en de Tigris (rechts) ligt het tweestromenland Mesopotamië, waar Abraham vandaan komt. Daar ligt ook Babel aan de Eufraat. Deze rivier vormde in Johannes’ tijd de oostgrens van het Romeinse Rijk.
9:15-20
Uur, dag, maand – Er is een vastgestelde tijd: "Voorzeker, het visioen wacht nog op de vastgestelde tijd, aan het einde zal Hij het werkelijkheid maken. Hij liegt niet" (Hab. 2:3a). De dingen gebeuren niet toevallig. Voor alles is een vastgestelde tijd (zie ook artikel 'De vastgestelde tijd' in AMEN 161, maart 2022).
Tijdens het 1e wee werden de mensen alleen gepijnigd of beschadigd. Nu moet een 3e deel van de mensen gedood worden.
Bereden troepen – Johannes zegt nadrukkelijk dat hij het aantal van deze legermacht heeft gehoord: “tweemaal tienduizend maal tienduizend”, dat is in totaal maar liefst 200 miljoen!
Visioen – Johannes benadrukt nog een keer dat dit een visioen is. Wat hij ziet omschrijft hij en hij probeert de vreemde wezens uit de afgrond te omschrijven met menselijke voorstellingen. Woorden als ‘gelijkend’ en ‘als’ geven aan dat het een omschrijving is van de gedaanten die hij ziet.
Bekeerden zich niet – De overige mensen, dit is dus tweederde deel, zijn zo beïnvloed door de boze, kennelijk zo bezeten dat ze, zelfs als er oordelen komen, zich niet bekeren tot God. Ze blijven vertrouwen op het ‘werk van hun handen’.
Hoofdstuk 10
Dit hoofdstuk maakt deel uit van een tussengedeelte van 10:1-11:14. Dit gedeelte geeft extra informatie. Het ging in hoofdstuk 9 over de vijfde en zesde bazuin. Deze behoren tot de drie laatste bazuinen, ook wel bekend als de 'weeën' (8:13). En nu komt de zevende, in 11:15.
In 11:14 staat dat het tweede wee voorbijgegaan is, dus wat daarvóór beschreven is, hoort nog bij de zesde bazuin. Na het zesde zegel volgde ook een tussengedeelte.
10:1 Engelen
Sterke engel – de beschrijving lijkt op wat er in hoofdstuk 1 wordt beschreven, dan zou het Christus kunnen zijn. Maar het kan ook gewoon om een belangrijke engel gaan. Als je kijkt naar vers 9 dan lijkt het niet om Christus te gaan, want “Geef mij” staat in de gebiedende wijs.
Andere – Er staat een andere sterke engel, dus er was al een sterke engel (5:2). En er wordt nog een sterke engel genoemd, in 18:21. De eerste is betrokken bij de verzegelde boekrol, de tweede bij een geopend boekje en de derde bij de vervulling van hetgeen in de boekrol geschreven staat: het opeisen van Gods eigendom door God.
Er worden veel engelen genoemd, want het zijn dienende geesten voor Israël (Hebr. 1:14). Cherubs en serafs hebben vleugels, maar van engelen staat dat niet vermeld. Engelen zijn mannelijk. Er is onderscheid -hiërarchie- tussen de engelen.
10:2-6
Boekje – Het kan de geopende boekrol zijn. De boekrol bevat de eigendomsakte. Degene die de zegels mag verbreken, is degene die de eigenaar is. Het grondwoord is bibliaridion (klein boekje) en is een verkleinwoord van biblion (boekje) en dat is een verkleinwoord van biblos (boek). Het woord boekrol heeft als grondwoord biblion. Het boek des levens is ook biblion.
Voet op de zee en de aarde – Beeld van onderwerping en bezit: "Elke plaats die uw voetzool betreedt, zal van u zijn" (Deut. 11:24a). ‘Zee’ is (ook) een beeld van de volken en ‘aarde’ van het land Israël.
Zeven donderslagen – Wellicht de zeven schalen.
Er is geen tijd meer – De engel zweert bij de Allerhoogste. Alles gaat steeds sneller, geen uitstel meer tot de zevende engel gaat blazen op de bazuin.
10:7 Einde van de verborgenheid van God
Dagen van de stem van de zevende engel – Zie hiervoor 11:15-17. Christus wordt Koning.
Geheimenis volbracht – Als de zevende engel op de bazuin blaast, wordt het geheimenis van God volbracht of voleindigd. Dan komt er een einde aan de verborgenheid van God en wordt Hij zichtbaar in de Zoon. God houdt Zich nu verborgen. De zevende bazuin is de laatste bazuin, dat is de openbaringsbazuin, waarbij Christus Zich openbaart.
Christus zal komen en dan zal men zien Wie het werkelijk voor het zeggen heeft: "De zalige en alleen machtige Heere, de Koning der koningen en Heere der heren, zal Hem op Zijn tijd laten zien" (1 Tim. 6:15). De Allerhoogste, in Wie wij geloven, zullen we straks zien, dat is een geruststellende gedachte.
Zijn dienstknechten, de profeten – Deze uitdrukking komt nog twee keer voor: in 11:18 heeft het ook betrekking op de laatste bazuin. En in 22:6. Om te weten wat God aan hen verkondigd heeft, moeten we kijken in het Oude Testament: "Dan zal Mijn toorn op die dag tegen hen ontbranden. Ik zal hen verlaten en Mijn aangezicht voor hen verbergen, zodat zij opgegeten zullen worden; en veel verschrikkelijke dingen en noden zullen het volk treffen, zodat het op die dag zal zeggen: Hebben deze verschrikkelijke dingen mij niet getroffen omdat mijn God niet in ons midden is?" (Deut. 31:17). Het gaat hier om God Die Zijn aangezicht verbergt, een verborgen God. Het houdt in dat Hij niet in hun midden is. Als Israël gehoorzaam is en leeft binnen de kaders van het verbond, dan is God in hun midden. Als de HEERE Zich openbaart zullen Zijn voeten op de Olijfberg staan en dan is Hij letterlijk in hun midden. Dan is er een einde gekomen aan de verborgenheid van het aangezicht van God. "Dan zullen de heidenvolken weten dat zij die van het huis van Israël zijn, om hun ongerechtigheid in ballingschap zijn gegaan. Omdat zij Mij ontrouw waren, verborg Ik Mijn aangezicht voor hen en gaf Ik hen in de hand van hun tegenstanders, zodat zij allen door het zwaard vielen. Overeenkomstig hun onreinheid en overeenkomstig hun overtredingen heb Ik met hen gehandeld en Ik heb Mijn aangezicht voor hen verborgen" (Ezech. 39:23 en 24). Maar: "Ik zal Mijn aangezicht niet meer voor hen verbergen, wanneer Ik Mijn Geest over het huis van Israël heb uitgestort, spreekt de Heere HEERE" (Ezech. 39:29). Dan is de Heere te midden van het volk. In het Nieuwe Testament zien we dit ook: "Kom dus tot inkeer en bekeer u, opdat uw zonden uitgewist worden en er tijden van verkwikking zullen komen van het aangezicht van de Heere, en Hij Jezus Christus zal zenden, Die tevoren aan u verkondigd is. Hem moet de hemel ontvangen tot de tijden waarin alle dingen worden hersteld, waarover God gesproken heeft bij monde van al Zijn heilige profeten door de eeuwen heen" (Hand. 3:19-21). Door de profeten is veel gesproken over het moment dat Christus Zich zal openbaren. Het heeft te maken met de bekering van het volk Israël.
10:10
Boekje opeten – Het boekje is een beeld van het Woord van God: "Hoe zoet zijn Uw woorden voor mijn gehemelte, zoeter dan honing voor mijn mond" (Ps. 119:103) en "Veel honing eten is niet goed, maar het onderzoeken van gewichtige dingen is een eer" (Spr. 25:27). Honing eten is het onderzoeken van gewichtige dingen, de moeilijke dingen, zoals de oordelen van God.
Hoofdstuk 11
11:1-2
Meetlat – De maat nemen kan ter bescherming zijn, maar ook ten oordeel. En opmeten kan ook te maken hebben met eigendomsrechten.
Tempel – Het Griekse woord dat hier gebruikt wordt, is: naos. Er is nog een Grieks woord: hieron. Hieron wordt alleen gebruikt voor het stenen gebouw zelf. Naos betekent: een heilige plaats of heiligdom (zowel figuurlijk als letterlijk), kan bijvoorbeeld ook een kapelletje zijn. Hier kan het op de tempel of een deel ervan slaan. Het maakt niet uit voor welke godsdienst. De tabernakel had een buitenste afscheiding van doek en een heilige met het heilige der heiligen; die tent in het midden wordt ook naos genoemd. "Jezus antwoordde en zei tegen hen: Breek deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem laten herrijzen" (Joh. 2:19). Het woord tempel is hier naos. En Paulus gebruikt het ook: "Of weet u niet, dat uw lichaam een tempel (naos) is van de Heilige Geest, Die in u is en Die u van God hebt ontvangen, en dat u niet van uzelf bent?" (1 Kor. 6:19). Het wordt ook gebruikt voor de toekomst: "de tegenstander, die zich ook verheft boven al wat God genoemd of als God vereerd wordt, zodat hij als God in de tempel (naos) van God gaat zitten en zichzelf als God voordoet" (2 Thess. 2:4). Het hoeft dus niet het hele tempelcomplex te zijn. Het kan zijn dat de Joden een deel krijgen om weer een offerdienst te houden. Nu staat er een moskee op het gedeelte waar vroeger de tempel stond.
Hen die aanbidden – Er komt dus een plaats waar Joden weer kunnen aanbidden en een altaar waar ze hun offerdienst kunnen houden.
Tempel – Er is weer sprake van een tempel (Gr. naos) of deel daarvan in Jeruzalem.
Voorhof – Het Griekse woord is aule, wat wij kennen als aula; het betekent: een omheind gebied. Het plein wordt beheerd door de heidenen.
Vertrappen – Eigenlijk vertreden, 42 maanden lang.
11:3 Drieënhalfjaar
Twee getuigen – Zij treden op gedurende de grote verdrukking, als het volk gedwongen wordt om het afgodsbeeld te aanbidden (Openb. 13). Wie zijn deze getuigen? Hun namen staan er niet bij dus we kunnen het niet met zekerheid weten. Sommigen denken aan Henoch en Elia, anderen aan Mozes en Elia. Hoewel er voor de laatste twee sterke argumenten te noemen zijn, moeten we toch rekening houden met het feit dat deze twee getuigen andere profeten zijn (vs. 11) die in het verleden geen rol hebben gespeeld.
Rouwkleding – Letterlijk staat er dat ze in zakken gehuld zijn. Ze brengen dus een boodschap van boetedoening (vgl. Matt. 11:21) en zullen ongetwijfeld oproepen tot bekering.
1260 dagen – Daniël bespreekt hetzelfde thema als het boek Openbaring: het koningschap over de wereld (zie Dan. 4:3 e.a.). In Daniël 9 vinden we een profetie over 70 (jaar)weken. De laatste daarvan, de 70e week, wordt verdeeld in twee helften, ieder drieënhalf jaar dus. In Openbaring komen we deze drieënhalf jaar op diverse plaatsen tegen, aangeduid als: 1260 dagen (11:3; 12:6), 42 maanden (11:2; 13:5), een tijd, tijden en een halve tijd (12:14; vgl. Dan. 12:7).
11:4-6
Olijfbomen – Olie werd gebruikt om mensen te zalven voor een bepaalde taak, gezalfden. In Zacharia 4 lezen we over één kandelaar en twee olijfbomen, waarvan gezegd wordt: “Dat zijn de twee gezalfden die bij de Heere van heel de aarde staan” (4:14).
Vuur uit hun mond – Niemand kan de twee getuigen verhinderen te profeteren. Wie dat ook maar enigszins probeert zal door hen direct geoordeeld worden.
Regen – "Elia was een mens net zoals wij en hij deed een vurig gebed dat het niet zou regenen, en het regende niet op de aarde, drie jaar en zes maanden" (Jak. 5:17).
Water in bloed – "Mozes en Aäron deden precies zoals de HEERE geboden had. Hij hief de staf op en sloeg voor de ogen van de farao en zijn dienaren het water dat in de Nijl was. En al het water dat in de Nijl was, werd in bloed veranderd" (Exod. 7:20).
11:7-12
Volbracht – Het getuigenis duurt tot aan het einde van de drieënhalf jaar.
Afgrond – Grieks: Abussos, bewaarplaats voor demonen. Het beest uit de afgrond is het beest uit de zee (Openb. 13).
Straat – Het Griekse woord is plateia, dat ook vertaald kan worden met plein. Waarschijnlijk een verwijzing naar het gebied dat wij vandaag kennen als het tempelplein bij de klaagmuur in Jeruzalem.
Sodom en Egypte – Dit zijn bijnamen voor Jeruzalem. Lot moest vluchten uit Sodom voor het op handen zijnde oordeel: "Toen liet de HEERE zwavel en vuur over Sodom en Gomorra regenen. Het kwam van de HEERE uit de hemel" (Gen. 19:24). Ook Egypte werd geoordeeld, terwijl de Israëlieten werden uitgeleid. Betekent dus dat Jeruzalem het oordeel waardig is/wordt in die tijd.
Volken, stammen, talen en naties – Deze uitdrukking heeft betrekking op Israël (vgl. 7:9 en 14).
Niet in het graf – De mensen laten de lichamen liggen als teken van overwinning. Hier blijkt ook weer de totale verblindheid en bezetenheid van de mensen. Men viert zelfs feest omdat deze ‘lastposten’ het zwijgen is opgelegd.
Feest – Het zullen voornamelijk de mensen in en rondom Jeruzalem zijn die feest vieren omdat de kwelling van deze profeten ten einde is.
Na drieënhalve dag – Men zegt wel, dat een lijk op de vierde dag begint te ontbinden. De feestvreugde blijkt van korte duur, want zij worden opgewekt uit de dood en varen op ten hemel. De vijanden hebben het nakijken.
11:13-14
Stad stort in – Een tiende deel van de stad (Jeruzalem) stort in en 7000 met hun naam bekende mensen komen om. Deze aardbeving lijkt te wijzen op hetgeen de profeet Zacharia zegt: "Op die dag zullen Zijn voeten staan op de Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt, ten oosten ervan. Dan zal de Olijfberg in tweeën gespleten worden naar het oosten en naar het westen. Er zal een zeer groot dal ontstaan, als de ene helft van de berg naar het noorden zal wijken en de andere helft ervan naar het zuiden" (Zach. 14:4). Zij die God de eer geven, het overblijfsel in Jeruzalem, zal dan de vlucht nemen naar Azal, zegt Zacharia; zij zullen terechtkomen in de woestijn ten zuiden van Jeruzalem, om zich te voegen bij de mensen die eerder al zijn gevlucht (Matt. 24:15-16).
Tweede wee – Het tweede wee is voorbijgegaan en het derde, de laatste wee, wordt aangekondigd.
11:15
De zevende bazuin – Dit is de laatste bazuin. Deze klinkt aan het einde van de grote verdrukking en kondigt de machtsovername van de Heere Jezus Christus aan.
Koninkrijken – Na het openen van de zeven zegels van de boekrol (de eigendomsakte) gaat het eigendom van de koninkrijken naar Christus, want deze waren in hand van de duivel: "En de duivel zei tegen Hem: Ik zal U al deze macht en de heerlijkheid van deze koninkrijken geven, want die is aan mij overgegeven en ik geef die aan wie ik maar wil" (Luk. 4:6). "Maar in de dagen van de stem van de zevende engel, wanneer die op de bazuin zal blazen, zal ook het geheimenis van God volbracht worden, zoals Hij aan Zijn dienstknechten, de profeten, verkondigd heeft" (Openb. 10:7). Wanneer God Zich geopenbaard heeft, volgen nog de zeven (oordeel)schalen.
Onze Heere en Zijn Christus – deze twee zijn één. "De koningen van de aarde stellen zich op en de vorsten spannen samen tegen de HEERE en tegen Zijn Gezalfde" (Ps. 2:2). ‘Christus’ betekent: Gezalfde.
11:17-19
Koning geworden – Dit gebeurt bij de laatste bazuin. Het geheimenis of de verborgenheid van God is voleindigd, volbracht (10:7). Mensen zeggen: Als er dan een God, waar is Hij dan? En: Als ik Hem zou zien, zou ik het wel geloven. Maar de ironie is dat als de hemel opengaat, men nog niet gelooft.
Toornig – de volken zijn boos geworden. Hoezo boos? Waarom? Dit is te verklaren door de info van Zacharia erbij te lezen: "Zie, Ik ga Jeruzalem maken tot een bedwelmende beker voor alle volken rondom (…) Op die dag zal het gebeuren dat Ik Jeruzalem zal maken tot een steen die moeilijk te tillen is voor al de volken. Allen die hem optillen, zullen zichzelf zeker diepe sneden toebrengen, en al de volken van de aarde zullen zich tegen haar verzamelen" (Zach. 12:2 en 3). De volken trekken op tegen Jeruzalem, de stad van God. De heidense legers zullen zelfs in staat zijn Jeruzalem in te nemen, zegt Zacharia 14:1 e.v.
Als die inname heeft plaatsgevonden is het moment aangebroken dat God ingrijpt: “Dan zal de HEERE uittrekken en tegen die heidenvolken strijden, zoals de dag dat Hij streed, op de dag van de strijd" (Zach. 14:1-3).
De volken lijden een gevoelige nederlaag. De legers trekken zich terug (naar Babel) en zijn boos, des duivels. Dit is waar Psalm 2 in beeld komt. De leiders houden een topconferentie: "Waarom woeden de heidenvolken en bedenken de volken wat zonder inhoud is? De koningen van de aarde stellen zich op (in slagorde) en de vorsten spannen samen tegen de HEERE en tegen Zijn Gezalfde: Laten wij Hun banden verscheuren en Hun touwen van ons werpen! Die in de hemel woont, zal lachen, de Heere zal hen bespotten. Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn, in Zijn brandende toorn hun schrik aanjagen. Ik heb Mijn Koning toch gezalfd over Sion, Mijn heilige berg" (Ps. 2:1-6).
De leiders der volken dachten door hun macht en grote rijkdom onaantastbaar te zijn. Ze zien dat Jezus Christus uit de hemel is nedergedaald voor Sion, maar willen absoluut niet door Hem geregeerd worden. In hun satanische overmoed (vgl. Openb. 16:13-14) hergroeperen zij zich en nemen zich voor opnieuw op te trekken naar Jeruzalem…
Uw toorn – De openbaring van Christus is aan het eind van de grote verdrukking, dat is aan het eind van de laatste jaarweek. Zijn komst brengt heil enerzijds en oordeel anderzijds. Hij zal Zijn koningschap openbaren en dat betekent het begin van (de dag van) Gods toorn.
Die Uw Naam vrezen – Allen die buigen voor Hem en God eren zullen heil c.q. loon ontvangen voor hun trouw.
Tempel geopend – Eerst werd de hemel geopend als een boekrol, en nu ook de tempel (zie 15:5).
Bij de zevende bazuin wordt na de bliksemstralen, donderslagen en stemmen uit 4:5 en bij het zevende zegel een aardbeving (8:5) nu ook nog grote hagel genoemd (vgl. 16:18).
Wordt DV vervolgd