Het gaat in de Bijbel over de verlossing van de mens door de Mens. Oorspronkelijk was de mens in een bepaalde positie geplaatst. Of: op een basis gezet. We eindigden het vorige artikel met de opmerking dat in de Bijbel de verantwoordelijkheid voor het naast die basis terechtkomen niet bij Eva, maar bij Adam is neergelegd. Híj was verantwoordelijk. Door één mens (Adam) is de zonde in de wereld gekomen, zo lezen we in Romeinen 5:12. Niet door Eva, maar door die ene mens. Deze Adam - die door zijn keuze om ook van de vrucht te eten op hetzelfde niveau als Eva terechtkwam - is juist in zijn overtreding een beeld van de tweede Mens Die Zich vernederde ten behoeve van Zíjn vrouw (Israël), en uiteindelijk ten behoeve van de hele wereld. Het gaat in de Bijbel om de verlossing van de mens door dé Mens.
Adam als type van Christus
Dus juist in zijn overtreding - of ongehoorzaamheid - is Adam een beeld van Christus. Maar Christus was toch niet ongehoorzaam en heeft toch niet overtreden?! Nee, inderdaad: Gods Zoon heeft geen overtreding begaan. Volgens Romeinen 8:3b heeft God "Zijn Eigen Zoon gezonden in een gedaante gelijk aan het zondige vlees en dat omwille van de zonde, en de zonde veroordeeld in het vlees ...". Toen Hij op aarde was, werd Gods Zoon "in Zijn uiterlijk als een mens bevonden ..." (Fil. 2:8a; N.B.G.-'51-vertaling). Toch was Hij zonder zonde! Hebreeën 4:15 is hier duidelijk over: "Want wij hebben geen Hogepriester Die geen medelijden kan hebben met onze zwakheden, maar Een Die in alles op dezelfde wijze als wij is verzocht, maar zonder zonde". De woorden 'zonder zonde' zijn hier correct weergegeven. De N.B.G.-'51-vertaling kan je hier wat op het verkeerde been zetten: "... doch zonder te zondigen". Je zou hier maar zo kunnen denken dat Hij had kúnnen zondigen, maar het niet gedaan heeft. Toch mogen we vaststellen dat Hij niet kón zondigen. Dit kwam omdat Hij uit God geboren was en daardoor de Goddelijke natuur had. Zou Hij uit een mens geboren zijn, dan had Hij een zondenatuur, net als elk mens. Hij was zonder zonde. Dit wordt ook nog eens bevestigd door 2 Korinthe 5:14, waar staat: "... Hem Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem". Zou Hij de zonde al in Zich gehad hebben, dan zou het niet nodig geweest zijn Hem tot zonde te maken! Daarom onderschrijft Paulus in dit vers dat Christus zonder zonde was.
Hoe kan Adam dan toch een type zijn van Christus? In Romeinen 5:14 staat immers: "Toch heeft de dood geregeerd van Adam tot Mozes toe, ook over hen die niet gezondigd hadden met eenzelfde overtreding als Adam, die een voorbeeld is van Hem Die komen zou". Het woord "voorbeeld" is de vertaling van het Griekse tupos. Hier komt ons woord 'type' vandaan; en ook de term 'Bijbelse typologie’, dat is de leer van de Bijbelse typen. In het eerste artikel in deze serie (zie AMEN 170)
wezen we ook al even op de typologie. Dat Adam een beeld, een type is van Christus, zit hem in de tegenstelling. Waar Adam een overtreding beging, deed Christus een daad van gerechtigheid. En waar de eerste mens ongehoorzaam was, daar was Christus gehoorzaam.
In één van de profetieën aangaande de lijdende Knecht des HEEREN staat het zo mooi beschreven: "De HEERE heeft mijn oren geopend. En Zelf ben Ik niet ongehoorzaam" (Jes. 50:5). Hoe meer zicht je krijgt op de gehoorzaamheid van de Heere Jezus Christus, hoe meer je een idee krijgt van de ongehoorzaamheid van Adam (Zie het Morgenroodboekje Adam als type van Christus).
Gevolgen van de val van de mens
Het grootste gevolg van de val van Adam is niets anders dan de komst van de zonde in de wereld: "Daarom, zoals door één mens de zonde in de wereld is gekomen, en door de zonde de dood, en zo de dood over alle mensen is gekomen, in wie allen gezondigd hebben" (Rom. 5:12). Allen hebben gezondigd, met als direct gevolg dat de dood over alle mensen gekomen is. De overtreding van Adam heeft dus verstrekkende gevolgen! Als je Romeinen 5:18 letterlijk weergeeft, dan krijg je in een soort telegramstijl te zien wat er aan de hand is:
'Zo dan:
zoals | door één overtreding | tot in alle mensen | tot in veroordeling |
zo ook | door één rechtvaardige daad | tot in alle mensen | tot in rechtvaardiging van leven' |
Met vers 19 als reden daarvan: "Want zoals door de ongehoorzaamheid van de ene mens velen als zondaars aangemerkt worden, zo zullen ook door de gehoorzaamheid van de Ene velen als rechtvaardigen aangemerkt worden". Christus' gehoorzaamheid heeft alles met Zijn optreden als Knecht, Slaaf, Dienstknecht te maken: "En in gedaante als een mens bevonden, heeft Hij Zichzelf vernederd en is gehoorzaam geworden, tot de dood, ja, tot de kruisdood" (Fil. 2:8).
Het gevolg voor Adam zelf
Adams overtreding blijkt in Genesis 3:7 en 8. Eerst staat er dat de ogen van Adam en Eva geopend werden en zij merkten dat ze naakt waren. Ze probeerden hun naaktheid te verbergen door vijgenbladeren tot schorten te vlechten. Er was een directe barrière ontstaan tussen God en de mens. En zodra ze de stem van de HEERE God hoorden, verborgen zij zich voor Zijn aangezicht. Later doen Kaïn (Gen. 4:16) en Jona (Jona 1:3) dat ook. Jona, die wegvlucht van het aangezicht van de HEERE. Net als Adam is ook hier sprake van ongehoorzaamheid als beeld van de gehoorzaamheid van Christus, Die Zijn positie van het 'Gode gelijk zijn' opgaf en weg ging van het aangezicht van de Heere en hier op aarde kwam en uiteindelijk de hemelse Vader vroeg, waarom Hij Hem verlaten had ...
Adam en Eva durfden, dan wel konden, God niet meer onder ogen komen. En dan klinkt de eerste vraag ooit: "Waar bent u?" (Gen. 3:9). De eerste vraag in de Bijbel komt van God Die op zoek is naar Adam. Niet: 'Waar zijn jullie?', maar: "Waar bent u?"; met "u" in het enkelvoud.
Door de val vanaf de basis waarop Adam en Eva waren geschapen, was er vrees (in negatieve zin) voor God ontstaan. Op zich is deze vrees terecht. Hoe zou een mens in al zijn zonden immers voor het aangezicht van God kunnen leven? Eigenlijk is dat onmogelijk. Toen Jakob met God streed aan de Jabbok overleefde hij dat, maar was hij tegelijk blij verrast dat hij nog leefde. Hij noemt die plek Pniël, wat 'Aangezicht van God' betekent. Jakob noemde die plek zo omdat hij God had gezien van aangezicht tot aangezicht en desondanks in leven bleef. Zie de beschrijving van deze geschiedenis in Genesis 32:24-32.
Genesis 3:11-19 bevat een opsomming van gebeurtenissen die ons van de vraag aan Adam via Eva en via de slang uiteindelijk brengt bij het oordeel over Adam. Je zou dit als volgt in schema kunnen zetten:
Vs. 11 God bevraagt Adam
Vs. 12 Adam wijst op Eva
Vs. 13a God bevraagt Eva
Vs. 13b Eva wijst op de slang
Vs. 14 en 15 Gods oordeel over de slang
Vs. 16 Gods oordeel over Eva
Vs. 17-19 Gods oordeel over Adam
Een ander gevolg van de val: de belofte van dé Mens
Wat we zeker niet over het hoofd mogen zien, is dat in dit gedeelte gewezen wordt op de uiteindelijke verlossing die God tot stand zou brengen. In vers 15 verwijst de Heere daarnaar, wanneer Hij spreekt tot de slang. Hij zegt: "En Ik zal vijandschap teweegbrengen tussen u en de vrouw, en tussen uw nageslacht en haar Nageslacht; Dat zal u de kop vermorzelen, en u zult Het de hiel vermorzelen". Dit vers wordt door christenen ook wel de moederbelofte of moederprofetie genoemd. Elke latere belofte vindt haar fundament in deze woorden, waarin God duidelijk over het Nageslacht spreekt. Op zich een mooie gedachte. Tegelijk zou je kunnen zeggen dat de - voor wat de Bijbel betreft - eerste keer dat God spreekt ook al iets in zich heeft van een belofte: "Laat er licht zijn!" (Gen. 1:3). Dat belooft veel, of eigenlijk: alles! Licht in de duisternis. Gods Zoon sprak: "Ik ben het licht der wereld" (Joh. 8:12).
Hoe het ook zij, Genesis 3:15 geeft ons zicht op Die andere Mens: Christus. Gedurende de eeuwen leefde de verwachting van dit Zaad. Dat leert ons dat God de toekomst verwezenlijkt in hét Nageslacht: Christus. In Jesaja 53:10b gaat het over Hem: "... het welbehagen van de HEERE zal door Zijn hand voorspoedig zijn".
In het grote plan met de volkeren, Israël en de gemeente draait het om de mens en de Mens. De gevallen mens en de uit hem voortgekomen mensheid hebben redding nodig, vandaar het plan van de bedelingen. In dit plan gaat het van de mens naar dé Mens - Christus. En dan geldt in het algemeen wat Paulus schreef aan Titus: "Maar toen de goedertierenheid van God, onze Zaligmaker, en Zijn liefde tot de mensen verschenen is, maakte Hij ons zalig, niet op grond van de werken van rechtvaardigheid die wij gedaan zouden hebben, maar vanwege Zijn barmhartigheid, door het bad van de wedergeboorte en de vernieuwing door de Heilige Geest. Die heeft Hij in rijke mate over ons uitgegoten door Jezus Christus, onze Zaligmaker, opdat wij, gerechtvaardigd door Zijn genade, erfgenamen zouden worden, overeenkomstig de hoop van het eeuwige leven" (vs. 4-7). In het eerste gedeelte van deze aanhaling gaat het over Gods liefde tot de mensen. Deze woorden - "liefde tot de mensen" zijn de vertaling van een woord dat wij kennen als filantropie. In onze wereld worden mensen die veel goeds doen voor hun medemens filantropen genoemd. In veel gevallen speelt dan ook mee dat zij grote bedragen besteden aan wat zij goede doelen vinden. Maar als het er echt op aankomt is er slechts Eén Die werkelijk liefde heeft voor de mens: God. Zijn liefde werd vooral zichtbaar in het offer van Zijn Zoon. Wie kent niet de woorden uit Johannes 3:16?!
De hiel en de kop
Tweemaal wordt in Genesis 3:15 het woord "nageslacht" gebruikt. In veel andere vertalingen (denk aan de Statenvertaling, de King James Version of de N.B.G.-'51-vertaling) hebben hier het woord 'zaad'. En zo staat het ook in de Herziene Statenvertaling in bijvoorbeeld Genesis 1:11, 12 en 29.
Ook in Galaten 3:16 is gekozen voor "nageslacht" in plaats van 'zaad': "Welnu, zo zijn de beloften aan Abraham en aan zijn nageslacht gedaan. Hij zegt niet: En aan de nageslachten, alsof er sprake zou zijn van velen; maar van één: En aan uw Nageslacht; dat is Christus".
Eigenlijk is het wel jammer dat het woord 'zaad' in de Herziene Statenvertaling niet meer is terug te vinden in Genesis 3:15 en Galaten 3:16. Bij nageslacht denk je meer aan mensen die nakomelingen zijn. Bij zaad denk je juist aan de oorsprong van het nageslacht. Nageslacht en zaad zijn niet zomaar uitwisselbaar. Uit het zaad van bijvoorbeeld Abraham komt zijn nageslacht voort. Soms zijn zaad en nageslacht identiek, maar soms ook niet.
Enfin, het is duidelijk dat in Genesis 3:15 met "haar nageslacht" verwezen wordt naar de Heere Jezus Christus. En tot de slang zegt God: "... en u zult Het de hiel vermorzelen". De slang zou de hiel van het Zaad van de vrouw vermorzelen. Dit gaat over de kruisdood van hét Zaad / Nageslacht. Het oorspronkelijke woord voor "hiel" is aqeev. Het is afgeleid van het werkwoord aqav, dat je kunt weergeven met 'op de hiel volgen'; ook de naam Jakob komt hiervan, hij die de hiel vasthoudt. Als je loopt, komen je hielen telkens achteraan. 'De hiel vermorzelen' draagt daarom ook de betekenis van 'van achteren aanvallen' in zich. Zo gaat de slang - de oude slang (Openb. 12:9) - te werk. Ongezien aanvallen of aanvallen als je het niet verwacht.
Hetzelfde vermorzelen wordt ook gebruikt voor het werk van Christus. God zegt hierover tegen de slang: "... haar Nageslacht; Dat zal u de kop vermorzelen ..." (Gen. 3:15). Dit verwijst vanzelfsprekend naar de ultieme overwinning die door God in Christus in gang gezet is. In Hebreeën 2:14 staat: "Omdat nu die kinderen van vlees en bloed zijn, heeft Hij eveneens daaraan deel gehad om door de dood hem die de macht over de dood had - dat is de duivel - teniet te doen ...". Overigens heeft de Heere Jezus de dood zelf ook tenietgedaan (2 Tim. 1:10). In de toekomst zal Hij het zaad van de slang tenietdoen: "En dan zal de wetteloze geopenbaard worden. De Heere zal hem verteren door de Geest van Zijn mond en hem tenietdoen door de verschijning bij Zijn komst ..." (2 Thess. 2:8).
De verlossing van de mens door de Mens
Omdat we in het kader van deze artikelen nadenken over de volkeren, Israël en de gemeente, kunnen we niet heen om de bloedlijn die begon bij Adam en uiteindelijk terechtkomt bij de Verlosser. We moeten alles zien in het licht van Gods werk in Hem. In het eerste artikel uit deze serie (AMEN 170) https://www.amen.nl/artikel/2580/de-volkeren-israel-en-de-gemeente-deel-1-de-redding-van-de-mens-door-de-mens staat al dat God een plan heeft gemaakt in Christus: het plan van de eeuwen. Dit heeft met grote tijdperken te maken, die telkens gemarkeerd worden door een oordeel en door kosmische veranderingen.2 voetnoot Gedurende de middelste drie tijdperken - het tweede, derde en vierde tijdperk - volvoert God het verlossingsplan van de mens. Dit verlossingsplan bestaat uit 'bedelingen' (ook wel: rentmeesterschappen of huishoudingen). In dit plan van de bedelingen gaat het van de eerste Adam naar de tweede mens. Dit plan eindigt met een periode die in de Bijbel bekend staat als de dag des HEEREN. Zoals elke normale week voor Israël eindigt met een wekelijkse dag van de HEERE, de sabbat, zo eindigt het verlossingsplan voor de mens ook met een sabbat. Alleen is dat geen sabbat van vierentwintig uur, maar één van rond duizend jaar. Met deze sabbat wordt een periode van zevenduizend jaar voltooid.3 voetnoot
Foto p 06-08 noahs-ark-1
Om bij dé Mens terecht te komen, heeft God uit één bloed heel het volk van de mensen gemaakt. Dat begon met Adam uit wiens geslachtslijn Noach voortkwam. In de dagen van Noach is de mensheid van toen teruggebracht naar slechts acht personen: Noach, zijn vrouw, zijn drie zonen en hun vrouwen. Uit de drie zonen van Noach zijn er zeventig volkeren voortgekomen. Uit deze volkeren wordt de lijn van Noachs zoon Sem gevolgd om via de lijn uit Sem bij Abram terecht te komen. Uit Abrahams kleinzoon Jakob zijn de twaalf stammen van Israël voortgekomen, waarvan de lijn Juda ons leidt naar de Heere Jezus, Die als Mens op aarde kwam. In de volgende artikelen gaan we deze bij Adam beginnende bloedlijn naar Christus volgen om terecht te komen bij de gemeente van nu, het lichaam van Christus.