Jeremia: tranen van verdriet en... vreugde!

Jeremia: tranen van verdriet en... vreugde!

Jeremia wordt wel genoemd 'de wenende profeet'. Vrijwel niemand van de profeten heeft zo'n zware last te dragen gehad dan hij. Zijn Naam betekent: de HEERE grondvest, of: de HEERE stelt aan. Hij was door de HEERE aangesteld om Zijn volk het oordeel aan te zeggen vanwege de zonde en ongerechtigheid. Daarnaast mocht hij ook geweldige beloften van heil doorgeven!

Jeremia werkte in en om Jeruzalem en richtte zich hoofdzakelijk tot Juda, het Zuidelijk Rijk (de 2 stammen). Het Noordelijk Rijk (de 10 stammen) was reeds geoordeeld door de wegvoering in Assyrische ballingschap. En in plaats dat Juda hier een ernstige waarschuwing van God in zag en zich (opnieuw) aan de HEERE toewijdde, week het nog verder af en vermenigvuldigde zijn ongerechtigheid. 

Dubbel kwaad
In Jeremia 2 lezen wij dat de HEERE zelfs de hemelen oproept te huiveren, want Israël heeft “zijn Eer ingeruild voor wat niet van nut is" (vs. 11). De dienst aan de HEERE werd vervangen door de dienst aan Baäl.
In vers 13 spreekt de HEERE aldus: "... Mijn volk heeft een dubbel kwaad gedaan: Mij, de bron van levend water, hebben zij verlaten, om zich bakken uit te hakken, lekkende bakken, die geen water houden."
Israël heeft de God van het verbond verlaten. Hij, Die water uit de rots deed voortkomen, ja, Die de Bron van het levende water is, werd afgewezen, geminacht, zoals Mozes reeds (profetisch) sprak in Deuteronomium 32:15-21.
Er was geen geloof meer, geen vertrouwen. Men schonk geen aandacht meer aan het Woord van God. In plaats daarvan verkoos het volk een eigen weg, onderhield een eigen(dunkelijke) godsdienst. Gevolg was dat het met alle vroomheid verviel tot gruwelijke afgoderij.

Oordeel terecht
Het oordeel, waarvoor de HEERE door Zijn profeten vele malen had gewaarschuwd, moest dus uiteindelijk worden voltrokken. Jeremia krijgt zelfs de opdracht niet meer te bidden voor het volk. God zou niet horen. De uiterste grens van Gods geduld was ruimschoots overschreden. De strafmaatregel was een feit. Wat moet het hart van God geschreid hebben toen Hij zag dat Zijn eigen volk, waaraan Hij Zich in liefde verbonden had, Hem de rug had toegekeerd. Niets meer van Hem wilde weten. Elke aardse vader kent de pijn in zijn hart als hij zijn kind soms moet straffen om het terecht te wijzen. Gods verlangen wordt niet bevredigd in toorn, maar in liefde; niet in oordeel, maar in genade. De tranen van Jeremia bij het zien van de grote zonden onder zijn volk, zijn een afspiegeling van het verdriet van de Almachtige.
In Jeremia 16 wordt verklaard wat de zonde van Israël was en waarom de HEERE onheil over hen zou brengen: "... Omdat uw vaderen Mij hebben verlaten, spreekt de HEERE, en andere goden achterna zijn gegaan en die hebben gediend en zich voor hen hebben gebogen. Mij echter hebben zij verlaten en zij hebben Mijn wet niet in acht genomen. Wat u betreft, u hebt meer kwaad gedaan dan uw vaderen, want zie, ieder van u gaat zijn eigen verharde, boosaardige hart achterna door niet naar Mij te luisteren" (vs. 11-12).
Wat was het oordeel? Het antwoord vinden wij in vers 13: "Daarom zal Ik u uit dit land wegwerpen naar een land dat u niet gekend hebt, u evenmin als uw vaderen. Daar zult u dan dag en nacht andere goden dienen, omdat Ik u geen genade zal bewijzen." Zij zouden uit het land worden verwijderd door de machtige hand van God Zelf. Ook daarvoor had Mozes reeds gewaarschuwd in Deuteronomium 28:63 e.v.

Vissers en jagers
In verband met de ongerechtigheid die voor Gods ogen niet bedekt was, zou de HEERE vele vissers en jagers ontbieden om hen van elke berg en heuvel, uit de rotskloven en elke andere mogelijke schuilplaats, op te vissen en op te jagen om hen uit het land te verdrijven: "... daarom zal Ik u uit dit land wegwerpen naar een land dat u niet gekend hebt ..." (vs. 13). Deze maatregel was nodig omdat niemand natuurlijk uit zichzelf het land zou verlaten. Integendeel, men was allang vergeten, dat de HEERE ooit gezegd heeft: "… het land behoort Mij toe" (Lev. 25:23).
De HEERE zou hen nu met harde middelen uit het land zetten: "Zie, Ik ga boden tot vele vissers zenden, spreekt de HEERE, dat zij hen moeten opvissen. En daarna zend Ik boden tot vele jagers, dat die hen moeten opjagen van elke berg en van elke heuvel, en uit de kloven van de rotsen. Want Mijn ogen zijn gevestigd op al hun wegen. Ze zijn voor Mijn aangezicht niet verborgen en hun ongerechtigheid kan zich niet voor Mijn ogen verhullen ..." (vs. 16-17).
Het woordje ‘want’ geeft de reden aan waarom de HEERE vissers en jagers ontboden heeft om hen op te vissen en op te jagen, namelijk “hun ongerechtigheid”, zoals ook in het volgende vers wordt bevestigd: "Ik zal eerst hun ongerechtigheid en hun zonde dubbel vergelden, omdat zij Mijn land ontheiligd hebben: zij hebben Mijn eigendom met de dode lichamen van hun afschuwelijke afgoden en hun gruweldaden vervuld" (vs. 18).
Duidelijk is dus, dat de reden waarom de HEERE hen opjaagt, is: hun ongerechtigheid en hun gruweldaden. Het is een vergelding voor hun zonde, omdat zij het land hebben ontwijd. Dit opvissen en opjagen is dus niet een zegen van Israëls herstel, maar een oordeel over de zonde van het volk in het land. Israël leefde in de dagen van Jeremia nog in het land. De profeet waarschuwde het volk voor het dreigende oordeel van God.
Heel hoofdstuk 16 spreekt daarover. Er zou een moment komen, zegt de profeet, dat gezegd zou worden: "Zo waar de HEERE leeft, Die de Israëlieten uit het land in het noorden en uit al de landen waarheen Hij hen verdreven had, geleid heeft. Ik zal hen terugbrengen in hun land ..." (vs. 15).
Deze uitspraak van de profeet riep ongetwijfeld vragen op bij de mensen: Hoe kon hij dit nu zeggen? Zij waren toch in het land op dat moment? Ja, inderdaad, maar de HEERE zou hen er spoedig uit verwijderen! En niemand zou achterblijven. God Zelf zou ervoor zorgen (middels vissers en jagers), dat iedereen uit het land verwijderd zou worden!
Tussen twee haakjes: Hieruit moge blijken, dat deze woorden dikwijls verkeerd worden uitgelegd, vandaag. Deze vissers en jagers brengen de Israëlieten niet terug naar het land, maar werden juist gebruikt om hen daaruit te verwijderen! Het is één van de (vele) teksten, die uit hun verband gelicht zijn en een eigen leven zijn gaan leiden. De context maakt de betekenis echter volstrekt duidelijk. In Amos 4:1-3 komen we dezelfde gedachte tegen als het oordeel wordt uitgesproken over Samaria: "De Heere HEERE heeft gezworen bij Zijn heiligheid dat er, zie, dagen voor u komen dat men u zal optrekken met haken en wie na u overblijft, met vishaken. Door bressen zult u naar buiten gaan..."
De HEERE sprak door de mond van de profeet Jeremia over “dit grote onheil" (vs. 10) en kondigde aan, dat Hij hen “uit dit land wegwerpen" zou (vs. 13), totdat de ongerechtigheid en zonde dubbel vergolden is (vs. 18) en daarna zou een (gelovig!) overblijfsel terugkeren.

Toekomst
Bedenk wel dat het leed nog niet geleden is, want in de eindtijd moet de grootste vorm van afgoderij in het land nog plaatsvinden als de gruwel der verwoesting in Jeruzalem zal worden opgericht. Een afgodsbeeld ter ere van satan op de heilige plaats (Matt. 24:15 en Openb. 13). Dat zal er ook toe leiden dat er een oordeel komt over land en volk en de inwoners uit het land wegvluchten of daaruit worden verdreven (o.a. Zach. 14:5, Matt. 24:16, Openb. 12:6). Het land zal worden leeg gemaakt (Jes. 24:1) en de inwoners geraken weer buiten het land.

Heil
Als in de toekomst de oordelen voorbij zijn en het grote herstel van God begint, worden alle Israëlieten uit alle landen terug verzameld. Zij zullen dan graag optrekken naar het beloofde land, want de Messias is dan immers gekomen en de grote heilstijd breekt aan.
Ook daarover heeft Jeremia geprofeteerd. Het zijn de lichtstralen van Gods liefde en trouw, die tussen de oordeelsaankondigingen zichtbaar worden. De HEERE zal een keer brengen in het lot van Zijn volk.
In Jeremia 31 lezen wij daarover: "In die tijd, spreekt de HEERE, zal Ik al de geslachten van Israël tot een God zijn, en zíj zullen Mij tot een volk zijn. Zo zegt de HEERE: Het volk dat aan het zwaard ontkomen was, heeft genade gevonden in de woestijn, toen Ik op weg ging om hem, Israël, tot rust te brengen" (vs. 1 en 2). 
De HEERE zal alle Israëlieten, waar zij zich ook bevinden, eerst verzamelen in de woestijn, waar nog een laatste gericht moet plaatsvinden om de weerspannigen te oordelen (zie Ezech. 20:33 e.v.). Een overblijfsel zal genade vinden in die woestijn. Geen eigen weg meer, geen eigen godsdienst, maar onvoorwaardelijk geloof en overgave aan de Heer... en Hij zal het levende water geven aan een dorstig volk! Het Nieuwe Verbond zal van kracht worden met alle zegeningen van dien. Een gelovig overblijfsel zal onder aanvoering van de grote Jozua, de Koning der Joden, optrekken naar het land van rust en vrede (vgl. Micha 2:12,13).
Onder de zegenrijke heerschappij van de Vredevorst zal Israël dan volledig beantwoorden aan het doel van God: 'een Koninkrijk van priesters en een heilige natie' (Exod. 19). En de gehele wereld zal van de geestelijke vrucht genieten: "In de dagen die komen, zal Jakob wortel schieten, Israël zal bloeien en groeien en zij zullen het wereldoppervlak met vruchten vervullen" (Jes. 27:6).
De HEERE zal Zijn volk grondvesten en aanstellen als ‘hoofd der volkeren’. Dan zullen de tranen van verdriet, ook die van Jeremia, veranderen in vreugdetranen: de Eer van Israël zal wonen te midden van Zijn volk. God is getrouw, Zijn plannen falen niet!

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Wat is wijsheid?

Er is in heden en verleden al heel veel over wijsheid nagedacht. In dit boekje richten we ons op de wijsheid die in de Bijbel, Gods Woord, aan de orde komt. Het bezig zijn met - ja, liefhebben van - wijsheid is het hoofdthema van de filosofie. Dit woord (filosofie) komt slechts eenmaal in de Bijbel voor en wel in waarschuwende zin: "Pas op dat niemand u als buit meesleept door de filosofie en inhoudsloze verleiding, volgens de overlevering van de mensen, volgens de grondbeginselen van de wereld, maar niet volgens Christus" (Kol. 2:8). Het is juist beter je te richten op Christus Zelf "in Wie al de schatten van de wijsheid en van de kennis verborgen zijn" (Kol. 2:3).

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Wat is wijsheid?'

Het Getuigenis van de Sterren - 3e druk

Dit is een opmerkelijk boek! Het geeft een schitterende uiteenzetting van Bijbelse waarheden aan de hand van de sterren en de sterrenbeelden. Daar waar door astrologie en horoscopen een sluier is komen te liggen over de werkelijke betekenis van deze hemellichamen, gaat dit boek uit van het heldere feit dat God de Schepper ervan is!

We zijn blij met de verschijning van deze derde druk. De eerste druk verscheen in 1999 als vertaling van de Engelse uitgave The Witness of the Stars, die stamt uit 1893. Dit boek is een standaardwerk dat als basis is gebruikt voor vele later verschenen boeken over de sterren(beelden).
Een mooi boek om erbij te hebben tijdens je vakantie, wanneer je op een heldere avond de sterrenhemel bekijkt! "De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt het werk Zijner handen ..." (Ps. 19:2; N.B.G.-'51-vertaling).

Meer info & bestellen 'Het Getuigenis van de Sterren'