Verband
Soms beweert men iets, verdedigt men een bepaald inzicht, draagt men een of andere visie uit en degene die daarover iets op- of aanmerkt, krijgt te horen: "Ja, maar het staat toch in de Bijbel?" Als het gaat om thema's uit de Evangeliën kent deze uitspraak nog een variant: "Jezus heeft het Zelf gezegd!" En dat doet de deur helemaal dicht, want wie wil het op z'n geweten hebben om de Heere Jezus tegen te spreken? Al lijken dergelijke woorden nog zo bijbels, zij hoeven nog geen bewijs te zijn van de waarheid van een bepaalde visie.
Als we de Bijbel lezen is het belangrijk, dat we goed letten op het verband (de context) waarin dingen gezegd worden. De Bijbel is namelijk niet zomaar een verzameling uitspraken, maar het Woord van God. Daarin openbaart God Zichzelf en maakt Hij Zijn plan bekend. En dat plan bestaat uit eeuwen, bedelingen, tijden en gelegenheden, et cetera. En omdat dat zo is, moeten we ons ook altijd afvragen waar iets in de Bijbel staat. De discipelen stellen bijvoorbeeld in Handelingen 1:6 de vraag: "Heere, zult U in deze tijd voor Israël het Koninkrijk weer herstellen?" Er is dus kennelijk een tijd(stip) waarop dat koninkrijk hersteld wordt. Vraag is alleen: wanneer? Uit het vervolg van Handelingen blijkt, dat het herstel in die dagen niet heeft plaatsgevonden en uitgesteld is tot in de toekomst. Dat betekent dat ook de teksten die betrekking hebben op dat (herstelde) koninkrijk pas vervuld worden in de toekomst. Klinkt logisch, maar blijkt in de praktijk niet zo voor de hand te liggen. Eén voorbeeld: de prediking van het evangelie van het Koninkrijk ging gepaard met tekenen en wonderen. Het koninkrijk is na de verwerping van de Koning en de terzijdestelling van Israël (Hand. 28:28) verborgen en toch worden - ook vandaag - de tekenen en wonderen sterk gepropageerd. Vaak ondersteund met bovengenoemde uitspraken. En inderdaad, de Bijbel zegt, ja Jezus zegt het Zelf: "En als u op weg gaat, predik dan: Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. Geneest zieken, reinig melaatsen, wek doden op, drijf demonen uit. U hebt het voor niets ontvangen, geef het voor niets" (Matt. 10:7 en 8). Wie echter ook vers 5 en 6 erbij leest komt al gauw tot de ontdekking, dat deze woorden een speciale achtergrond hebben en dus niet zomaar op deze tijd van het verborgen Koninkrijk mogen worden toegepast.
Duivels
We kunnen nog een stap verder gaan. Het is de duivel (Gr. diabolos = door-elkaar-werper) er alles aan gelegen om woorden door elkaar te husselen, ze uit de context los te maken en zodoende mensen te misleiden. Satan deinst er niet voor terug om met woorden der waarheid zijn leugen te propageren. Hij heeft slechts het doel om twijfel te zaaien aan het heilig Woord van God. Denk aan de list waarmee hij Eva verleidde: "Is het echt zo dat God gezegd heeft…" (Gen. 3:1).
In Lukas 4 lezen we over de verzoeking van Jezus na Zijn verblijf in de woestijn. De Heere Jezus pareert de aanvallen van de duivel door het Woord van God te citeren. Met de woorden van Efeze 6:17 gesproken, hanteert de Heiland het “zwaard van de Geest, dat is het Woord van God”. Als de duivel geen vat op Hem krijgt, schroomt hij niet het Woord van God erbij te nemen en Psalm 91:11 te citeren: "Als U de Zoon van God bent, werp U dan vanhier naar beneden, want er staat geschreven dat Hij Zijn engelen voor U bevel zal geven om U te bewaren, en dat zij U op de handen dragen zullen, opdat U Uw voet niet misschien aan een steen stoot” (Luk. 4:9-11). Nota bene: Gods Woord wordt gebruikt (lees: misbruikt) om duivelse plannen uit te voeren!
Wetteloosheid
Voor veel mensen staat het buiten kijf dat tekenen en/of wonderen het werk van God zijn. Dat is een ernstig misverstand. In het boek Exodus wordt het begrip ´tekenen en wonderen´ voor de eerste keer gebruikt in verband met de verlossing van Israël. We leren daar al dat de tegenstander ook machtig is om wondertekenen te doen, net als Mozes en Aäron: “Maar de farao op zijn beurt riep de wijzen en de tovenaars, en ook zij, de Egyptische magiërs, deden met hun bezweringen hetzelfde.”
In Mattheüs 7 waarschuwt de Heere voor valse profeten die in Zijn Naam allerlei verkeerde dingen doen. Zij doen zich voor als dienaren van God. Zij hebben misschien de naam het goede met mensen voor te hebben, maar ondertussen zijn ze van binnen “roofzuchtige wolven”. Dat soort ´profeten´ heb je vandaag ook: schermen met tekenen en wonderen, en ondertussen mensen zoveel mogelijk geld uit de zak kloppen. In Zijn Naam profeteren, demonen uitdrijven, veel krachten doen (vs. 22), maar als de Meester hen beoordeelt, zal Hij zeggen: “Ik heb u nooit gekend; ga weg van Mij, u die de wetteloosheid werkt” (vs. 23).
In de eindtijd idem dito. Als Paulus schrijft over de openbaring van de wetteloosheid en de komst van de wetteloze, zegt hij dat diens komst “overeenkomstig de werking van satan is, met allerlei kracht, tekenen en wonderen van de leugen” (2 Thess. 2:9). Eigenlijk staat er: pseudo-wonderen. Met andere woorden: het lijkt net echt, maar het is vals!
Bij de beoordeling of iets echt is dan wel vals, is kennis van Gods Woord onmisbaar. En dan gaat het er niet alleen om dat iets in de Bijbel staat, maar ook waar het staat. Zo wordt vandaag op allerlei manieren het (evangelie van het) Koninkrijk gepropageerd, terwijl dat in Gods plan (nog) niet aan de orde is. Integendeel, het Koninkrijk is juist verborgen in de hemel en wordt pas weer van Godswege verkondigd (met bijbehorende tekenen!) als de Heere de draad met Israëls geschiedenis weer opneemt, en vervolgens ook op aarde geopenbaard.
Bedacht zijn op de dingen van God
Een paar hoofdstukken verder in het Mattheüsevangelie blijkt dat waarheid en leugen, of echtheid en valsheid, vlak naast elkaar kunnen liggen. In vers 17 spreekt de Heere Jezus Simon Petrus zalig om zijn belijdenis dat Hij de Christus is, de Zoon van de levende God. Even later waait de wind uit een heel andere hoek. Als de Heere Jezus aankondigt dat Hij moet lijden en sterven, komt Petrus in opstand: “En Petrus nam Hem apart en begon Hem te bestraffen; hij zei: God zij U genadig, Heere, dit zal beslist niet met U gebeuren!” Petrus heeft het hart op de tong en springt vol overtuiging in de bres voor Zijn Meester. Lovenswaardig zou je denken. Vers 23 zegt echter: “Maar Hij keerde Zich om en zei tegen Petrus: Ga weg achter Mij, satan! U bent een struikelblok voor Mij, want u bedenkt niet de dingen van God, maar die van de mensen.”
Nota bene, Petrus wordt hier een satan genoemd: tegenstander. De gedachten van Petrus mogen dan heel menselijk zijn, ze zijn niet goed! Hij liet zich leiden door emoties en eigen wijsheid. En hoe begrijpelijk dat misschien ook is, het was niet in overeenstemming met Gods wil. Hij ging in tegen Gods plan. Hij stond dus even niet in de waarheid en kwam daarmee ongewild terecht op het terrein van de satan, de leugenaar.
Belangrijke les, ook voor ons. Het is zaak om de waarheid van Gods wil en Zijn plannen te (leren) kennen en daarin ook te wandelen. Zoals David destijds verwoordde in Psalm 86: “Leer mij, HEERE, Uw weg, ik zal in Uw waarheid wandelen, maak mijn hart één om Uw Naam te vrezen” (vs. 11).
Waarheid
Het is voor Gods kinderen van het allergrootste belang om Gods woorden aandachtig en nauwgezet te onderzoeken en daarbij ook goed te letten op het verband waarin zij voorkomen. Doen zij dat niet, dan is hun inzicht niet gebaseerd op de volle waarheid en kunnen zij zelfs een gemakkelijke prooi worden voor de tegenstander. In Efeze 6:14 zegt Paulus: "Houd dan stand, uw middel omgord met de waarheid…" De gordel der waarheid (vs. 11) is niet voor niets het eerste onderdeel van de wapenrusting van God "...opdat u stand kunt houden tegen de listige verleidingen (Gr.: methodes) van de duivel"!
Het gaat er dus niet alleen om, dat wij waarachtig en oprecht wandelen voor Gods aangezicht, maar ook dat wij Gods plan kennen en weten wat het betekent om vandaag te leven in 'de bedeling der genade Gods' (Efe. 3:2 SV), waarin het met name gaat over de ‘gemeenschap aan het geheimenis’ (Efe. 3:9)!
Woordverkondigers, predikers en leraars hebben de verantwoordelijkheid de volle waarheid te verkondigen en te onderwijzen, opdat zij de gelovigen niet op een dwaalspoor brengen.
In 2 Timotheüs 2:15 vermaant Paulus Timotheüs een welbeproefd arbeider te zijn, die "het Woord van de waarheid recht snijdt" (c.q. op de juiste wijze verdeelt). Dan krijgen we antwoord op vragen als: In welke fase van Gods plan leven wij nu? Welke positie hebben wij ontvangen als leden van het Lichaam van Christus? Wat verwacht de Heere God van ons in het dagelijks leven? Et cetera.
Satan doet er alles aan om het Woord van God in diskrediet te brengen. Hij is, evenals zijn dienaren, een meester in het verdraaien van de waarheid om daarmee de leugen te propageren. Dat behoort bij zijn werkwijze, zijn methode om te misleiden. Laten wij de werken der duisternis ontmaskeren (Efe. 5:11) en ons aan de waarheid houden, zoals God die in Zijn Woord heeft geopenbaard. Daarmee eren wij Hem en wandelen wij naar Zijn wil!