Hoofdstuk 14
14:1-5
Het Lam - dat is de Zoon van God.
Naam van Zijn Vader – De 144.000 hebben kennelijk als zegel (zie 7:3) op hun voorhoofd de Naam van de Vader van het Lam (JHWH). Sommigen handschriften hebben: 'Zijn naam en de Naam van Zijn Vader' (zie NBG-’51 vertaling). In Spreuken 30:4 vraagt Agur: “Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon, u weet het immers?" De Naam van de Schepper kennen we: JHWH. De Naam van de Zoon is Jezus, voor wat betreft Zijn aardse bediening. In Zijn verhoging heeft Hij de Naam boven alle naam ontvangen en die naam luidt Jahweh (HEERE). Lees meer hierover in het boekje “Zoon” in het Oude Testament – Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon
Het is de vraag of dit ‘zegel’ op hun voorhoofd te zien is. Dat hoeft namelijk niet. In Efeze 1:13 wordt gezegd dat wij, gelovigen, leden van het Lichaam van Christus (onzichtbaar) vergezeld zijn met de Heilige Geest.
144.000 - komen uit de grote verdrukking (zie hoofdstuk 7). Kenmerken zijn:
- Ze zijn dienstknechten van God (7:3);
- Ze zijn aan hun voorhoofd verzegeld (7:3);
- Het zijn 12 keer 12.000 mensen uit het volk van Israël (7:5-8);
- Ze zijn maagden, apart gezet voor een bepaalde taak.
- Ze zijn van de aarde (of: land) gekocht;
- Ze zijn gekocht uit de mensen als eerstelingen voor God en het Lam;
- Er is geen leugen in hun mond, want ze zijn smetteloos voor de troon van God en
Gekocht – Ze zijn gekocht met het bloed van het Lam.
Eerstelingen – Dat is een term die hoort bij de oogst van het land. De complete oogst na die eerstelingen is de grote menigte die niemand kan tellen. Eerstelingen is een woord dat in de grondtekst altijd in het enkelvoud staat.
14:6-7
Hoog aan de hemel – In 8:13 vliegt ook een engel hoog aan de hemel.
Engel – Er volgt een opsomming van engelen. Eerst drie engelen (vs. 6, 8, 9), dan Iemand als een mensenzoon (vs. 14), en dan weer drie engelen (vs. 15, 17, 18).
Eeuwige Evangelie – Er zijn verschillende evangeliën in de opbouw van Gods plan.
- 1e bouwsteen: het eeuwig evangelie (vgl. Ps. 33:8, 9).
Er is een God, Die alles geschapen heeft. Zelfs in het uur van het oordeel is er mogelijkheid tot redding: Vrees God en geef Hem eer. - 2e bouwsteen: het evangelie van God (Rom. 1:1-4).
Er worden twee kanten van de Zoon genoemd, de kant wat het vlees betreft, waarin Hij stierf en de kant wat de geest betreft en dat heeft te maken met Zijn opstanding. Om God te leren kennen, moeten we de Heere Jezus Christus leren kennen. - 3e bouwsteen. Deze is afhankelijk van Gods programma en Zijn handelen.
Wanneer het gaat over profetie en koninkrijk dan wordt het ‘Evangelie van het koninkrijk’ gepredikt (Matt. 4:23). Gaat het om de tijd van genade en de boodschap van het geheimenis (dat is nu in onze tijd nog actueel), dan gaat het om het ‘geheimenis van het Evangelie’ (Efe. 6:19).
14:8-13
Babylon – Bij deze aankondiging van oordeel komen we voor het eerst de naam Babylon tegen; d.i. Babel in het Oude Testament. Het is de macht achter alle ontwikkelingen die tegen Gods wil ingaan (Gen. 11). Babel is het laatste rijk dat door God ter verantwoording wordt geroepen. Alle volken moeten drinken uit de beker van de grimmigheid en als laatste moet ‘de koning van Sesach’ drinken (Jer. 25:26). Sesach is in een soort geheimschrift een aanduiding van Babel, volgens Jeremia 51:41. Als je in het Hebreeuwse alfabet de letters B B L spiegelt, krijg je S S K.
De stad Babel is de hoofdstad van het rijk Babel, de stad van de koning van Babel, satan. Dit is de tegenhanger van Jeruzalem, de hoofdstad van Gods rijk, de stad van de grote Koning (Ps. 48:3 en Matt. 5:35). Sinds het begin van het rijk van Babel, gesticht door Nimrod (Gen. 10:8), is de tegenstander bezig zijn plan met de mens(heid) uit te voeren, tegenover het plan van God. Deze strijd komt in de eindtijd tot een hoogtepunt (later meer bij Openb. 17 en 18).
Toorn – Het woord ‘toorn’ in vers 10 is de vertaling van twee verschillende grondwoorden. De eerste keer gaat het om toorn (Gr. thumos) in de zin van gramschap, een innerlijk gevoel van emotie, en de tweede keer om toorn (Gr. orgé), een uiting, demonstratie van gerechtigheid, namelijk ‘gepijnigd worden in vuur en zwavel’.
Volharding – Het gaat om volharding van het nageslacht van Israël. Velen volgen het beest, anderen nemen de geboden van God in acht en hebben het getuigenis van Jezus Christus. Zij zijn de ware heiligen, de gelovigen uit Israël (vgl. 12:17).
14:14
Mensenzoon – Dit is Christus. In Daniël 7:13a lezen we: "Ik keek toe in de nachtvisioenen, en zie, er kwam met de wolken van de hemel Iemand als een Mensenzoon." In de grondtekst staat ben adam, de zoon van Adam. "Hij kwam tot de Oude van dagen en men deed Hem voor Zijn aangezicht naderbij komen. Hem werd gegeven heerschappij, eer en koningschap, en alle volken, natiën en talen moesten Hem vereren. Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die Hem niet ontnomen zal worden, en Zijn koningschap zal niet te gronde gaan" (Dan. 7:13b en 14). De Heere Jezus is wel gekomen om het verlossingswerk te doen, maar de rest van de profetie is nog toekomst. "Want zoals de Vader het leven heeft in Zichzelf, zo heeft Hij ook de Zoon gegeven het leven te hebben in Zichzelf; en Hij heeft Hem ook macht gegeven om oordeel te vellen, omdat Hij de Zoon des mensen is" (Joh. 5:26 en 27). De Heere Jezus is de zoon van Adam, de erfgenaam, en de laatste Adam, want na Hem komt er geen erfgenaam meer (1 Kor. 15:45). God heeft een dag vastgesteld, waarop Hij de aardbodem rechtvaardig zal oordelen door Hem (Hand. 17:30 en 31). Dit is Gods plan. Als we in Openbaring zien wat er allemaal gaat gebeuren, dan is dat verschrikkelijk, maar het is wel een rechtvaardig oordeel. Je wordt niet gestraft voor iets wat je niet gedaan hebt.
Sikkel – De oordelen zijn begonnen. Want God kent gerechtigheid, wat inhoudt dat kwaad moet worden bestraft en de boze tenietgedaan moet worden. De wereld wordt geregeerd door rijke mensen die gedreven worden door geldzucht. Omdat ze zoveel geld hebben, kunnen ze de wereld beïnvloeden, het is de elite. In de tijd van de Heere Jezus werd Hij gedood door de Joodse elite, want ze vonden Hem een bedreiging voor hun positie. Maar de kruisiging was een geheimenis van God, waardoor God de wereld heeft verlost (1 Kor. 2:8).
14:15
Oogst – Het feit dat hier over ‘oogsten’ gesproken wordt, betekent dat het de afsluiting is van een (lange) tijd die eraan voorafging, waarin de zonde, het kwaad tot rijping is gekomen (zie ook hs. 18:4). De Heere Jezus vertelde: "De akker is de wereld (Gr. kosmos), het goede zaad zijn de kinderen van het Koninkrijk en het onkruid zijn de kinderen van de boze. De vijand die het gezaaid heeft, is de duivel; de oogst is de voleinding van de wereld (Gr. aioon) en de maaiers zijn engelen" (Matt. 13:38 en 39). De duivel kon zaaien, omdat de mensen sliepen. De ‘voleinding van de wereld‘ betreft de voleinding van deze eeuw, het einde van de “tegenwoordige slechte (of: boze) wereld (beter: eeuw), waaruit de gelovigen verlost zijn, volgens Galaten 1:4. Denk ook aan 1 Johannes 5:19 “Wij weten dat wij uit God zijn en dat de hele wereld (Gr. kosmos) in het boze ligt.” Daar komt dus in de toekomst een einde aan en daarover gaat het (ook) in het boek Openbaring.
14:18-19
Wijnstok – Net als de vijgenboom, de olijfboom, e.a., een beeld van Israël.
De druiven zijn rijp – De wijnoogst is in het najaar. Dit oogsten staat voor de uitgieting der 7 schalen van Gods toorn (hs. 16). Joël (= de HEERE is God) sprak al over de Dag van de HEERE: "Laten de heidenvolken opgewekt worden en oprukken naar het dal van Josafat, want daar zal Ik zitten om te berechten alle heidenvolken van rondom! Sla de sikkel erin, want de oogst is rijp. Kom en daal af, want de wijnpers is vol. De perskuipen stromen over, want hun kwaad is groot. Menigten, menigten in het dal van de dorsslede, want de dag van de HEERE is nabij in het dal van de dorsslede. Zon en maan worden in zwart gehuld en de sterren hebben hun schijnsel ingetrokken. De HEERE zal vanaf Sion brullen als een leeuw, vanuit Jeruzalem zal Hij Zijn stem laten klinken, zodat hemel en aarde zullen beven. Maar de HEERE is een toevlucht voor Zijn volk en een vesting voor de Israëlieten" (Joël 3:12-16). Dit is aan het einde van de zeventigste jaarweek van Daniël en daarna. Vanuit Jeruzalem zal de Heere het oordeel over de volken voltrekken (Jer. 25).
Toorn van God – Eigenlijk staat hier: gramschap (Gr. thumos).
14:20 Eén groot bloedbad
Buiten de stad – Joël sprak over het ‘dal van Josafat’. Dit ligt ten oosten van Jeruzalem. De naam ‘Josafat’ betekent: (Die) de HEERE richt. Daarom spreekt men zinnebeeldig ook wel over het dal van het gericht, van het oordeel.
1600 stadiën – ongeveer 300 kilometer, de afstand van Dan, waar de Jordaan (= afdaling van Dan) ontspringt tot aan het zuiden. In het noorden ligt de vlakte van Megiddo en in het midden daarvan ligt de berg Harmageddon. In het zuiden ligt Bosra in de buurt van Petra, in het gebied van Edom. Jesaja 34:2 zegt dat de HEERE de volken ‘met de ban heeft geslagen, hen overgegeven ter slachting’. Hij heeft hen met de ban geslagen, dus rust er een vloek op. Er vindt een slachting plaats, er vloeit bloed, veel bloed, hier omschreven als “tot aan de tomen van de paarden.”
Ooit sloeg de Engel van de HEERE 185.000 man bij Jeruzalem in de dagen van Hizkia (2 Kon. 19:35). Deze gebeurtenis wordt ook in het boek Jesaja vermeld (Jes. 37:36). Wellicht omdat wat er toen gebeurde een teken was van het toekomstige oordeel met nog veel meer slachtoffers.
In Jesaja 34 lezen we: "Hun gesneuvelden zullen weggeworpen worden, en van hun dode lichamen zal hun stank opstijgen. De bergen zullen wegsmelten door hun bloed. Heel het sterrenleger aan de hemel zal vergaan. De hemel zal opgerold worden als een boekrol, en heel zijn leger zal vallen, zoals bladeren vallen van een wijnstok, en zoals vijgen vallen van een vijgenboom. Want Mijn zwaard is dronken geworden in de hemel. Zie, het zal neerdalen op Edom, op het volk dat Ik geslagen heb met de ban, als een oordeel. Het zwaard van de HEERE zit vol bloed, het is verzadigd van vet, van het bloed van lammeren en bokken, van het niervet van rammen. Want de HEERE richt een offer aan in Bozra, een grote slachting in het land Edom. Met hen zullen de wilde ossen neervallen, en de jonge stieren met de sterke stieren. Hun land zal doordrenkt zijn met bloed en hun stoffige grond verzadigd van vet. Want het zal zijn de dag van de wraak van de HEERE, het jaar van de afrekening om de rechtszaak van Sion" (vs. 3-8). De dag van de wraak is de dag van oordeel: "Wie is Deze Die uit Edom komt, in helrode kleding uit Bozra, Die luisterrijk is in Zijn gewaad, Die voorttrekt in Zijn grote kracht? Ik ben het, Die spreek in gerechtigheid, Die machtig ben om te verlossen" (Jes. 63:1). Hier gaat het om Christus, de Ik ben. "Waarom is dat rood aan Uw gewaad, en is Uw kleding als die van iemand die de wijnpers treedt? Ik heb de pers alleen getreden; er was niemand uit de volken met Mij. Ik heb hen vertreden in Mijn toorn, hen vertrapt in Mijn grimmigheid. Hun bloed is op Mijn kleding gespat, heel Mijn gewaad heb Ik besmet. Want de dag van de wraak was in Mijn hart, het jaar van Mijn verlosten was gekomen" (Jes. 63:2-4). Het oordeel over de volken is de verlossing voor Israël. "Ik keek rond, maar er was niemand die hielp; Ik ontzette Mij, want er was niemand die ondersteunde. Daarom heeft Mijn arm Mij heil verschaft, en Mijn grimmigheid, die heeft Mij ondersteund. Ik heb de volken vertrapt in Mijn toorn, Ik heb hen dronken gemaakt in Mijn grimmigheid, Ik heb hun bloed ter aarde doen neerdalen" (Jes. 63:5 en 6). Joël spreekt hierover: "Want zie, in die dagen en in die tijd, als Ik een omkeer zal brengen in de gevangenschap van Juda en Jeruzalem" (Joël 3:1). Als Jeruzalem ontzet wordt door Christus, en Hij zal brullen als een leeuw vanuit Sion: "zal Ik alle heidenvolken bijeenbrengen en hen doen afdalen naar het dal van Josafat. Daar zal Ik met hen een rechtszaak voeren, vanwege Mijn volk en Mijn eigendom Israël, dat zij onder de heidenvolken verstrooid hebben. Mijn land hebben zij verdeeld" (Joël 3:2). Alles wat de volken Israël hebben aangedaan, wordt door God verrekend, want Israël is het uitverkoren volk (Joël 2:1 en 2). Er zal een geweldig groot volk in Israël zijn tegen Christus. Het is een eenmalige aangelegenheid, met een verschrikkelijk oordeel (Joël 2:3).
God zal afrekenen met al Zijn vijanden, ja, met het hele wereldsysteem en de macht van de boze. En dan komt er een nieuwe tijd van gerechtigheid en vrede.
Hoofdstuk 15
15:1
Ander teken – Eerder zag Johannes een groot teken in de hemel (12:1), een vrouw (Israël), en daarna een ander teken (12:3), een draak met zeven koppen en tien horens (de tegenstander). Nu ziet hij nog een ander teken in de hemel, groot en wonderbaarlijk: zeven engelen met de zeven laatste plagen, als voleinding van de Gods toorn (Gr. thumos). Het oordeel wordt voltrokken door hét Nageslacht van de vrouw, namelijk Christus. Als het oordeel is afgerond, wordt de Zoon van God openbaar als de Koning der koningen en de Heere der heren.
Engelen – Een engel is een soort priesterfiguur die dienst doet in de tempel in de hemel.
Zeven laatste plagen – Ze hebben te maken met de zevende bazuin. Ze vormen het einde van de gramschap van God.
Toorn – De vertaling van het Griekse thumos met ‘toorn’ is, zoals hierboven al aangegeven, verwarrend. Het woord ‘toorn’ (Gr. orgé) duidt op de uiterlijke vorm van kwaadheid en wraak, gramschap op de innerlijke vorm, het innerlijke gevoelen dat God erbij heeft. Het is een diepe emotie van degene die die gramschap heeft. Het gaat niet ongevoelig aan Hem voorbij. God wordt door de tegenstander diep geraakt en dat gaat Hij rechtzetten. De weg daarnaartoe is rechtvaardig en waarachtig. God zal hoe dan ook tot Zijn doel komen.
Gramschap (zie NBG-’51 vertaling) komt voor in 14:10 en 19; 15:1 en 7; 16:1 en 19; 19:15.
Einde – Doeleinde. De Heere bereikt Zijn doel.
15:3 Lied van Mozes
Rechtvaardig en waarachtig – Komt ook nog voor in 16:7, na drie schalen, en in 19:2.
Lied – Er zijn twee liederen, een lied van Mozes en een lied van het Lam. De tekst van het lied van Lam wordt genoemd.
Lied van Mozes – Mozes zingt een lied als het volk door de Schelfzee heen is gered (Exod. 15). Het lied eindigt met het koningschap voor de HEERE. Dit was aan het begin van de veertig jaar in de woestijn. Het volgt op een geweldige gebeurtenis om de HEERE te danken. Maar er is nog een lied van Mozes, dat gegeven wordt als een profetie, waarin gezegd wordt dat het volk, eenmaal in het land, zal afdwalen en afgoden zal dienen, hetgeen grote gevolgen zal hebben (Deut. 31:19-22).
"Want ik weet dat u na mijn dood zeker op verderfelijke wijze zult handelen, en van de weg die ik u geboden heb, zult afwijken. Dan zal dit kwaad u in later tijd overkomen, wanneer u doet wat slecht is in de ogen van de HEERE om Hem door het werk van uw handen tot toorn te verwekken" (Deut. 31:29). ‘Later tijd’ is ‘aan het einde van de dagen’ die zijn vanaf de komst van Christus totdat Hij zal regeren op aarde. Het begin van het lied luidt: "Hoor mij aan, hemel, dan zal ik spreken! Laat de aarde de woorden van mijn mond horen. Laat mijn leer neerdruppelen als de regen, laten mijn woorden stromen als de dauw, als een zachte regen op het groen, en als regendruppels op het gewas. Want ik zal de Naam van de HEERE uitroepen; geef grootheid aan onze God! Hij is de rots, Wiens werk volmaakt is, want al Zijn wegen zijn een en al recht. God is waarheid en geen onrecht; rechtvaardig en waarachtig is Hij. Zij hebben verderfelijk tegen Hem gehandeld; het zijn Zijn kinderen niet. Een schandvlek! Het is een slinkse en verdorven generatie. Doet u dit de HEERE aan, dwaas en onwijs volk? Is Hij niet uw Vader, Die u verworven heeft, Die u gemaakt heeft en u stand heeft doen houden?" (Deut. 32:1-6). Mozes leert dat God rechtvaardig en waarachtig is en hier wordt God voor het eerst Vader genoemd. Hier als Vader van het volk Israël. "Toen de Allerhoogste aan de volken het erfelijk bezit uitdeelde, toen Hij Adams kinderen van elkaar scheidde, heeft Hij het grondgebied van de volken vastgesteld overeenkomstig het aantal Israëlieten" (Deut. 32:8). In plaats van ‘Israëlieten’ staat er: zonen van Israël, dat zijn twaalf zonen. Het grondwoord voor ‘volken’ is am en wordt voor Israël gebruikt. Het lied eindigt met: "Zie nu in dat Ik, Ik Die ben, er is geen God naast Mij. Ík dood en Ik maak levend, Ik verwond en Ík genees en er is niemand die uit Mijn hand redt! Want Ik hef Mijn hand op naar de hemel en zeg: Zo waar Ik in eeuwigheid leef: Als Ik Mijn glinsterend zwaard wet, Mijn hand het grijpt voor het oordeel, zal Ik de wraak laten terugkomen op Mijn tegenstanders, en het hun die Mij haten, vergelden. Ik zal Mijn pijlen dronken maken van bloed, en Mijn zwaard zal vlees eten van het bloed van de gesneuvelde en de gevangene, van het hoofd van de vijand met zijn loshangende haar. Juich, heidenen, met Zijn volk! Want Hij zal het bloed van Zijn dienaren wreken. Hij zal de wraak laten terugkomen op Zijn tegenstanders, en Zijn land en Zijn volk verzoenen!" (Deut. 32:39-43).
Dit lied gaat over het einde van de dagen en de vergelding, dus dit lied past beter bij Openbaring dan het lied bij de Schelfzee. Na dit lied kan dan het lied van het Lam gezongen worden.
15:5-8
Tempel – Eerst werd de hemel opgerold als een boekrol (6:14), toen werd de tempel in de hemel geopend bij de zevende bazuin (11:19). Hier wordt een nadere beschrijving gegeven van hetzelfde moment.
Engelen – hemelse priesters. De aardse priesters zijn een beeld van de werkelijkheid in de hemel.
Toorn – Eigenlijk staat hier gramschap (zie 15:1 voor het onderscheid).
Rook – Dit lijkt op de wolkkolom tijdens de uittocht uit Egypte.
Niemand – De tempel is open, maar niemand kan er binnengaan.
Einde – Het doeleinde. De Heere bereikt Zijn doel. Net als de Heere Jezus zei: het is volbracht.