Relatie
Eén van de belangrijkste aspecten van dit onderwerp is de verhouding tussen de HEERE en Israël. Vandaag is er geen (verbonds-)relatie. Het oude verbond is geëindigd; het nieuwe verbond is voor Israël (nog) niet van kracht. In het kader van het verbond had de HEERE aan Israël garanties gegeven van zegen, bescherming en onderhoud. God zou optreden tegen eventuele vijanden en Zijn land (Lev. 23:25!) openstellen voor Zijn volk. Ook zou de HEERE het volk tot zegen stellen voor de wereld tot heil der volkeren. Waar echter ongehoorzaamheid is aan het verbond, vervalt na verloop van tijd ook het recht op de voorrechten van zegen en bewoning van het land. Het is dus wel belangrijk enige nuance aan te brengen en vooral te luisteren naar Gods Woord.
Huwelijk
Het verbond tussen de HEERE en Israël wordt in de Bijbel (ook) gezien als een huwelijksverbintenis.
Dat heeft uiteraard te maken met de uitverkiezing van Israël. Want waarom heeft God nu juist Israël uitgekozen? Het antwoord wordt door de HEERE Zelf gegeven:
- "Want u bent een heilig volk voor de HEERE, uw God. De HEERE, uw God, heeft ú uitgekozen uit alle volken op de aardbodem om voor Hem tot een volk te zijn dat Zijn persoonlijk eigendom is. Niet omdat u groter was dan al de andere volken heeft de HEERE liefde voor u opgevat en u uitgekozen, want u was het kleinste van al de volken. Maar vanwege de liefde van de HEERE voor u, en om de eed die Hij uw vaderen gezworen had, in te acht te nemen, heeft de HEERE u met sterke hand uitgeleid en heeft Hij u verlost uit het slavenhuis, uit de hand van de farao, de koning van Egypte" (Deut. 7:6-8).
De liefde van God voor Israël ligt dus ten grondslag aan de verkiezing van het volk. Bovendien had God beloften gedaan aan de vaderen en daarom heeft Hij Israël bevrijd en tot Zich genomen. De uitverkiezing is de oorzaak, dat de HEERE Zich verbindt aan mensen, die samen het volk Israël vormen. Daarmee wordt Israël ook ´openba¬ringsvolk´. Hij biedt Zijn bescherming aan en belooft voorspoed, welzijn, etc. Israël heeft dat niet verdiend, het is een gave, een geschenk van God. Hij stelt Zich garant voor het wel en wee van Israël. Hij verplicht Zich daartoe door het aangaan van een verbond. Hij belooft trouw, en... Israël ook! (zie Exod.19:8). Zo maakt de HEERE Israël tot het Zijn “persoonlijk eigendom”.
In het kader van Zijn liefde was het enige wat God vroeg aan elk lid van het volk: wederliefde, overgave aan Hem, geloof: "U zult de HEERE, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dit is het eerste en het grote gebod. En het tweede, hieraan gelijk, is: U zult uw naaste liefhebben als uzelf" (Matt. 22:37-39). Welnu, deze liefde, deze overgave aan de HEERE, daaraan ontbrak het in Israël. Het gevolg was, dat men ontrouw werd aan het verbond...
Telkens zond God Zijn profeten tot het volk met maar één bood¬schap: "bekeer u... en geloof" (zie bijv. Jes. 29:13,14), maar het mocht niet baten. Israël (de vrouw) liet zich verleiden. Zij liep 'overspelig' andere goden achterna. Zij pleegde 'hoererij' en 'echtbreuk'.
De wonderlijke weg die de HEERE vervolgens zou gaan met Israël wordt beschreven in de Bijbel. Ondanks alle ontrouw en hoererij van Israël komt God met het volk tot Zijn doel. Daarvoor moet het een diepe weg gaan van vernedering, lijden en... bekering!
Wij gaan nu niet verder in op het ontstaan van het huwelijk en de huwelijkse voorwaarden. Zij echter nog wel vermeld, dat de Man, de HEERE, ook een huis heeft afgezonderd voor Zijn vrouw: het (beloofde) land. Het land is eigendom van de HEERE en bestemd voor Zijn volk, waarom het ook 'het land van Israël' kan worden genoemd. Echter: het recht van Israël om het land (het huis) ook daadwerkelijk te bewonen is afhankelijk van de relatie met de HEERE. Met dien verstande, dat waar de vrouw (Israël) zich van de Man (HEERE) afkeert, uitzetting uit het land onvermijdelijk is (vgl. 2 Kron. 7:19-22). Trouw is in een huwelijksrelatie essentieel, dus ook in de verhouding van de HEERE met Israël. Welnu, de Bijbel toont ondubbelzinnig aan, dat het volk ontrouw geworden is en daarin volhardde, waarmee een scheiding in zicht kwam.
Hoe wordt een huwelijksverbond beëindigd?
De Wet, die de HEERE aan Israël gegeven heeft, bevat ook bepalingen omtrent het huwelijksleven. Het mag duidelijk zijn, dat God Zelf de Eerste is, die deze regelgeving ten aanzien van Israël in acht genomen heeft. Als wij de Wet er op nalezen, ontdekken we dat een huwelijk op twee manieren kon eindigen:
1) Echtscheidingsbrief
We lezen Deuteronomium 24, vers 1: "Wanneer een man een vrouw genomen heeft en met haar getrouwd is, en het gebeurt dat zij geen genade meer vindt in zijn ogen, omdat hij iets schandelijks aan haar gevonden heeft, en hij haar een echtscheidingsbrief schrijft, die in haar hand geeft en haar uit zijn huis wegstuurt." Uiteraard gaat het hier om voorschriften voor de Israëlieten. Toch zijn deze woorden ook van toepassing op de verhouding tussen de HEERE als Man en Israël als vrouw. Aanvankelijk betoonde Hij Israël genade. Hij zond Zijn profeten met de krachtige oproep: ‘Bekeer u...’. Maar er was geen kruid gewassen tegen de ongehoorzaamheid van het volk. De profeten werden vervolgd, gestenigd, zelfs gedood.
Uiteindelijk heeft dit voor Israël (lees: het tienstammenrijk) geresulteerd in een scheiding:
- "In de dagen van koning Josia zei de HEERE tegen mij: Hebt u gezien wat het afvallige Israël gedaan heeft? Zij ging elke hoge berg op en onder elke bladerrijke boom, en bedreef daar hoererij. Ik zei, nadat zij al deze dingen gedaan had: Keer terug naar Mij, maar zij keerde niet terug. Dat zag haar trouweloze zuster Juda. Maar Ik zag, toen Ik vanwege alles waarin het afvallige Israël overspel had gepleegd, haar weggestuurd had en haar een echtscheidingsbrief gegeven had, dat Juda, haar trouweloze zuster, niet bevreesd werd. Zij ging zelf ook hoererij bedrijven ..." (Jer. 3:6-8).
Het is goed in aansluiting hierop Hosea 1 te lezen en te zien, dat Israël sinds die tijd Lo-Ruchama (= Niet-beminde) en Lo-Ammi (= Niet-Mijn volk) genoemd wordt. In vers 7 lezen wij, dat de HEERE Zich over het huis van Juda nog zou ontfermen.
Vervolgens wordt gesproken over het toekomstig herstel, zodat het huis van Juda en het huis van Israël bijeengebracht worden, en zegt Hosea 1:11-12: “Zij zullen voor zich één Hoofd aanstellen en uit het land oprukken (d.i. het land van hun verstrooiing); want groot zal de dag van Jizreël zijn. Zegt tegen uw broeders: Ammi (= Mijn volk), en tegen uw zusters: Ruchama (= beminde)."
2) De dood
Aan Juda is nooit een 'echtscheidingsbrief' gegeven zoals aan het tienstammenrijk. Toch is er eveneens een einde gekomen aan de relatie tussen de HEERE en Juda, namelijk door de dood van de Man!
Juda is destijds (voor een deel) teruggekeerd uit Babylonische ballingschap en heeft gewoond in het land. Na verloop van tijd is de beloofde Messias gekomen. Johannes zegt: "Hij kwam tot het Zijne, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen" (Joh. 1:11). Er was dus nog altijd sprake van een verbinding tussen de HEERE en Juda.
In Romeinen 7 gaat Paulus in op de betekenis van de Wet. Hij spreekt "tot mensen die de wet kennen" (vs.1). Hij schrijft daarin, dat een gehuwde vrouw door de wet aan haar man verbonden is, zolang deze leeft. Zolang geeft de wet dus ook rechten en... plichten. Paulus zegt dan in vers 3 en 4: "... Als haar man echter gestorven is, is zij vrij van de wet, zodat zij geen overspelige is als zij de vrouw van een andere man wordt. Zo, mijn broeders, bent u ook door het lichaam van Christus gedood met betrekking tot de wet, opdat u aan een Ander zou toebehoren, namelijk aan Hem Die uit de doden opgewekt is, opdat wij vrucht zouden dragen voor God.”
Toegepast op Juda: de Man, Die tot het Zijne kwam, is gestorven. Daardoor kwam er dus officieel een einde aan de relatie tussen de HEERE en Israël (de 2 en de 10 stammen). De enige mogelijkheid voor Israël is nu een nieuw huwelijk aan te gaan, ofwel het eigendom te worden van een Ander, “namelijk aan Hem Die uit de doden opgewekt is."
Let wel, de opgestane Heer is dus ‘een Ander’! Er is dus geen sprake van hertrouwen, maar van een nieuw huwelijk. Anders gezegd: er is geen sprake van het herstel van het Oude Verbond, maar van het oprichten van een Nieuw Verbond. Tussen wie? Tussen de (opgestane) Heer en het (opgestane) volk Israël. Immers, in de toekomst zal Israël herleven: “Na twee dagen zal Hij ons levend maken, op de derde dag zal Hij ons doen opstaan. Dan zullen wij voor Zijn aangezicht leven” (Hos. 6:2).
Lo-Ammi
Al met al betekent dat dus, dat er na de dood van de HEERE Jezus Christus geen (huwelijks)relatie meer is met Israël. Dat betekent: Israël is 'Lo-Ammi', 'Niet-Mijn volk'!
Na de opstanding en de uitstorting van de Heilige Geest (Hand. 2) is nog wel een poging gedaan om het volk tot inkeer te brengen. De apostelen verkondigden in alle talen, dat de Heer was opgestaan en nodigden Israël uit zich te bekeren en tot Hem te komen (zie Hand. 3:12, 17 e.v.). Er kwamen wel mensen tot geloof, maar het volk als zodanig bleef volharden in ongeloof. Dit kwam dramatisch tot uitdrukking in de steniging van Stefanus, wiens naam betekent: kroon. Nadat de vernederde Heer gekruisigd was, werd hier de Gekroonde - in de persoon van Stefanus - gestenigd! Daarmee werd de ongehoorzaamheid van Israël in het land onderstreept (zie Hand. 7).
Een jonge man uit de stam Benjamin stemde in met zijn terechtstelling: Saulus. Opmerkelijk is, dat deze toegewijde Jood later door de opgestane en gekroonde Christus geroepen werd om Zijn Naam te verkondigen. Paulus' werkterrein lag voornamelijk buiten Israël en overal waar hij kwam ging hij eerst naar de synagoge om de Joden het blijde nieuws te vertellen: de Heer is opgestaan! Hoewel sommigen geloofden, bleven de Joden als geheel ongelovig. Zowel in Antiochië (Hand. 13:44 e.v.), als in Korinthe (Hand. 18) wezen de Joden hem af. Uiteindelijk komt hij door de hand van God terecht in Rome (Hand. 28). Ook daar probeert hij de Joden te overtuigen, maar hij vindt hoegenaamd geen gehoor. Daarmee wordt de ongehoorzaamheid van Israël buiten het land onderstreept. Tenslotte doet Paulus, nadat hij Jesaja 6 citeert, in Handelingen 28:28 dan een belangrijke mededeling: "Laat het u dan bekend zijn dat de zaligheid van God aan de heidenen gezonden is, en die zullen luisteren."
Uitstel
Met dit alles is duidelijk geworden, dat Israël als volk de ‘Ander’, de opgestane Heer, afwees, waardoor er dus geen sprake kon zijn van de activatie van het (beloofde) Nieuwe Verbond. Immers, de voorwaarde om daar deel aan te krijgen is bekering en geloof. De Evangeliën en het boek Handelingen laten zien, dat de relatie tussen de HEERE en Israël beëindigd is. Er is momenteel dus geen sprake van een (verbonds)relatie tussen de HEERE en Israël, met alle gevolgen van dien!
Na de mededeling van Paulus in Handelingen 28 duurde het niet lang of de Romeinse legers marcheerden op naar het land om de inwoners ofwel te doden, ofwel te deporteren. Jeruzalem werd ingenomen, de tempel verwoest; de tijd van de grote verstrooiing (Gr. diaspora) was begonnen...
Nadat in de dagen van Daniël de heerschappij over Jeruzalem overging in handen van de heidenen (de 'tijden der heidenen' – zie volgend artikel, pag. 21), zo ging in de dagen van Paulus het heil (dat in principe uit de Joden is) over naar de heidenen.
- Opmerkelijk:
1) Toen de macht overging naar de heidenen ontving Daniël een openbaring van God in verband met de 70 weken: de tijd, die zou verstrijken totdat Israël de macht zou terugkrijgen.
2) Toen het heil overging naar de heidenen ontving Paulus een openbaring van God in verband met het geheimenis: het werk, dat God zou doen (nl. de uitroeping van de Gemeente, het Lichaam van Christus), totdat Israël het heil zou terugkrijgen.
Zowel wat de macht als wat het heil betreft, bevindt Israël zich dus onder de heidenen. Dit duurt voort totdat de HEERE Jezus komt (Hij is de ware Machthebber) en het volk Israël in Hem gelooft (Hij is de Heiland). Met andere woorden, de levende Heer zal op zeker ogenblik uit de hemel verschijnen op aarde om de macht over te nemen en Israël tot bekering te leiden. De oprichting van het Nieuwe Verbond met Israël is dus uitgesteld tot "… tot de tijden waarin alle dingen worden hersteld, waarover God gesproken heeft bij monde van al Zijn heilige profeten door de eeuwen heen" (Hand. 3:21).
Dat Verbond zal volgens vele profetieën (zie o.a. Jeremia 31) worden opgericht met heel Israël, dat wil zeggen: de 12 stammen. Voordat het echter zover is, zal er nog strijd plaatsvinden: tussen Israël en de Arabieren (met in hun gevolg de volkeren der aarde - Zach. 12) én tussen Israël (Jakob) en de HEERE (die de volkeren nog eenmaal zal gebruiken als tuchtiging van het uitverkoren volk - Zach.14). Hosea 4:1 zegt: "Hoor het woord van de HEERE, Israëlieten, want de HEERE heeft een rechtszaak met de inwoners van dit land, omdat er geen trouw, geen goedertierenheid en geen kennis van God in het land is.”
Daarna zal Gods plan vervuld worden. Israël zal weer één volk zijn, met één Koning (vgl. ook Jer. 23:5,6, Ezech. 34:23). De naam 'Jizreël' (Hos. 1) betekent o.a. 'God zal zaaien'. Als Israël hersteld wordt, zal er opnieuw een bruiloft plaatsvinden: "Ik zal u Mij tot bruid werven voor eeuwig..." (Hos. 2:18), en "Dan zal Ik haar voor Mij zaaien in het land, en Mij ontfermen over Lo-Ruchama, en tot Lo-Ammi zeggen: Gij zijt Mijn volk. En hij zal zeggen: Mijn God!" (Hos. 2:22)
De Jodenstaat op drift
Maar zover is het nog niet. We leven nu nog steeds in de tijd tussen de eerste komst van Christus en Zijn wederkomst. De tijd waarin Israël als volk door de Heere terzijde gezet is, Let wel: God heeft Zijn volk niet verstoten (Rom. 11:1). De scheiding betekent niet het einde van het voortbestaan van Israël. Het is een tijdelijke onderbreking in de relatie met de HEERE. Nadat Israël de HEERE heeft verlaten, heeft Hij Israël verlaten, lezen we in Deuteronomium 31:16 en 17. Het volk is aan zichzelf (en de heidenen) overgeleverd, met dien verstande, dat God te allen tijde zal waken dat het niet compleet vernietigd en uitgeroeid zal worden. Er zal altijd een overblijfsel zijn, zodat het voortbestaan is gegarandeerd. Want … God heeft een plan met Israël en zal dat op de bestemde tijd volvoeren!
In het jaar 70 na Christus is er een einde gekomen aan het nationale bestaan van Israël, door de verwoesting van Jeruzalem en de wegvoering van de inwoners onder de volken. Dit was de sanctie op de ongehoorzaamheid en was lang geleden al in zeer ernstige bewoordingen door de HEERE aangekondigd in Deuteronomium 28: “En het zal gebeuren, zoals de HEERE Zich over u verblijdde om u goed te doen en u talrijk te maken, dat de HEERE Zich zo over u zal verblijden om u om te brengen en weg te vagen. U zult weggerukt worden uit het land waar u naartoe gaat om het in bezit te nemen. De HEERE zal u verspreiden onder al de volken, van het ene einde van de aarde tot aan het andere einde van de aarde” (vs. 63-64).
In hoofdstuk 30 wordt aangegeven wanneer er verandering komt in deze situatie en in het oordeel over de ongehoorzaamheid teneinde is. Een uitvoerige behandeling van dit hoofdstuk gaat nu te ver, daarom
verwijs ik graag naar het boekje ‘Gods plan met Israël’ (ook verkrijgbaar als e-book).
In Deuteronomium 30 wordt duidelijk dat Israëls verblijf buiten het land gezien wordt als een gevangenschap, omdat het een straf van God is! En die straf wordt pas opgeheven als aan de voorwaarden van God is voldaan! Pas als er sprake is van berouw en bekering ontstaat er ruimte om terug te keren en het land te (gaan) bewonen. En daar, in het land, zal Israël de ware vrijheid genieten.
Welnu, de huidige terugkeer voldoet niet aan de door God gestelde criteria en is geenszins in overeenstemming met Zijn beloften. Met andere woorden: de totstandkoming van de huidige staat Israël is niet de vrucht van bekering en geloof, maar het ijverige werk van het Zionisme (zie hiervoor het artikel ‘Israël vandaag – het zionistische project’ in AMEN 171 (november 2023, pag. 12).
En dan mag premier Netanyahu van tijd tot tijd schermen met oude teksten uit de Tenach (Oude Testament), maar die worden slechts gebruikt als legitimatie van zijn handelen en dat van zijn medebestuurders. Wat we vandaag meemaken is niet de zegen die God beloofd heeft aan een gelovig en gehoorzaam volk, maar de escapades van een op drift geraakte natie, die er alles aan doet om haar bestaan te rechtvaardigen. En dat niet alleen. Netanyahu (= gave van Jahweh), voortgekomen uit een van origine seculier Joods gezin uit Polen, vertelde in een vergadering van de VN bevlogen over de zegen en de vloek (zie video op de AMEN-site) en over wat bekend staat als het zgn. Greater-Israël Project. Israël moet Groot-Israël worden, liefst langs diplomatieke weg, en anders maar via de aloude strategie van divide et impera (verdeel en heers), met als gevolg (veel) strijd.
Kortom, de terugkeer van Israël past weliswaar in het profetisch Woord, maar is niet de vervulling van Gods zegenrijke beloften. En daarom zal het voorlopig nog wel onrustig blijven in het Midden-Oosten. Alles wat vandaag opgebouwd wordt, hetgeen met veel bloedvergieten gepaard gaat, zal niet standhouden. Salomo heeft ooit al gezegd: “Als de HEERE het huis niet bouwt, tevergeefs zwoegen zijn bouwers eraan; als de HEERE de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter” (Ps. 27:1).
Vrede
De Bijbel is klip en klaar: Uiteindelijk zal de seculiere Joodse staat terechtkomen in de situatie die o.a. in Daniël en Openbaring beschreven is. De beestheerschappij zal leiden tot groot verderf en oordeel van de Almachtige. Jeruzalem zal verwoest worden, het land een woestenij zijn, en de inwoners zullen ofwel omkomen in het geweld, ofwel worden verdreven buiten het land (Zach. 12 en 14; Matt. 24:15).
Het is in die tijd dat de Messias zal wederkeren en Koning zal worden over Sion, Gods heilige berg (Ps. 2). Hij zal orde op zaken stellen en Zijn engelen zullen de uitverkorenen bijeenbrengen uit alle volken (Matt. 24:31). Via een tussenstation in de woestijn (Ezech. 20) zal het gelovige overblijfsel onder aanvoering van de grote Jozua optrekken en het (door God beloofde!) land binnentrekken. Dan pas zal er vrede zijn, heil en voorspoed. Het Nieuwe Verbond zal van kracht worden en Israël zal weer Ammi zijn, Mijn-volk, tot zegen van de wereld. Wat een tijd zal dat zijn!