Hoofdstuk 19
In de afgelopen hoofdstukken zagen we hoe de focus steeds meer op Babel kwam/komt te liggen. De hoofdstukken 17 en 18 beschrijven uitgebreid de val van Babel. Openbaring beschrijft enerzijds de lijn van de duisternis, anderzijds die van het licht. De vorst der duisternis gaat ten onder en Hij die het Licht der wereld is (Joh. 8:12), komt tevoorschijn. Dit heeft alles te maken met “de openbaring van Jezus Christus” (Opb. 1:1).

19:1 
Halleluja – Dit is de eerste keer in het Nieuwe Testament dat het woord voorkomt. Het betekent: loof of prijs de Heere. In het Oude Testament komt het alleen in de Psalmen voor. De eerste keer is: "De zondaars zullen van de aarde verdwijnen, de goddelozen zullen er niet meer zijn. Loof de HEERE, mijn ziel! Halleluja!" (Ps. 104:35). Het wordt gebruikt in het kader van de Dag des Heeren. Het doel is een aarde met alleen rechtvaardigen. De satan wordt ook gebonden (hs. 20), dus er is dan geen verleiding meer. Dan zullen alle schepselen die op dat moment leven de Heere loven, zoals de laatste keer in de Psalmen aangeeft: "Laat alles wat adem heeft de HEERE loven. Halleluja!" (Ps. 150:6). In Habakuk lezen we: "Want de aarde zal vol worden met de kennis van de heerlijkheid van de HEERE zoals het water de bodem van de zee bedekt" (2:14). 

Halleluja in het boek Openbaring:
19:1 Halleluja, de zaligheid, de heerlijkheid, de eer en de kracht zij aan de Heere, onze God.
19:3     Halleluja!
19:4         En de vierentwintig ouderlingen en de vier dieren … zeiden: Amen,
            Halleluja!
19:6 Halleluja, want de Heere, de almachtige God, is Koning geworden.
Je hebt twee keer Halleluja, dan Amen en dan weer twee keer Halleluja. Amen betekent: het is zo; het is waar. Christus is de Amen (3:14).

19:2
Zijn oordelen – Hier blijkt de rechtvaardigheid van Gods oordelen; na Openbaring 15:3 en 16:7 is dit de derde (en laatste) keer dat dit wordt gezegd, hiermee is het afgrond.
Bloed van Zijn dienstknechten – "En toen het Lam het vijfde zegel geopend had, zag ik onder het altaar de zielen van hen die geslacht waren omwille van het Woord van God, en omwille van het getuigenis dat zij hadden" (Opb. 6:9).
Gewroken – "En zij riepen met luide stem: Tot hoelang, heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt U ons bloed niet aan hen die op de aarde wonen?" (Opb. 6:10). Dit houdt verband met 16:6. God wreekt het bloed aan de grote hoer en haar volgelingen.

19:3-4
Rook – Zie 18:9 en 18 “de rook van haar (het grote Babylon) verbranding.”
24 oudsten – De beschrijving van Johannes begint met de 24 oudsten (4:4) en hier aan het eind worden ze weer genoemd. Het zijn engelen die in het hemels heiligdom een priesterdienst vervullen, zoals er 24 familiehoofden waren onder de Levieten (1 Kron. 24).
Wierpen zich neer – Wanneer je de teksten bekijkt waarin de oudsten voorkomen, dan staan of zitten ze en het volgende vers werpen ze zich weer neer voor God.

19:6 De bruiloft van het Lam
Halleluja – Laatste keer dat er ‘halleluja’ staat, het heeft te maken met het koningschap. De Almachtige wordt Koning (zie 11:17). 2000 jaar geleden bezat de Heere Jezus het koningschap al, want Hij is uit het geslacht van David: "Waar is de pasgeboren Koning van de Joden? Want wij hebben Zijn ster in het oosten gezien en zijn gekomen om Hem te aanbidden" (Matt. 2:2). Maar Hij heeft toen Zijn koningschap niet geopenbaard, want dat was niet Gods plan. Hij kwam toen in een vernederde staat als de lijdende Knecht van de Heere: "Ik ben niet gekomen om de wereld te veroordelen, maar om de wereld zalig te maken" (Joh. 12:47b). "Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn ziel te geven als losprijs voor velen" (Mark. 10:45).

19:7-8
Bruiloft van het Lam – Deze vindt plaats gedurende de 1000 jaar die volgt op de wederkomst van Christus. Het is de zevende dag van 1000 jaar, de sabbatsrust voor Israël (Hebr. 4:9). Deze dag is aan God gewijd. Het is de Dag des Heeren. Het Lam is de bruidegom, Zijn vrouw is Israël.
Bij de duisternis hoort de hoer, de grote stad (17:18), het grote Babylon (18:2); bij het licht hoort de vrouw, de grote stad Jeruzalem (21:10).
Om de nieuwe relatie tussen de Man (Christus, vgl. Rom. 7:4) en Zijn vrouw (Israël), ontstaat een nieuw huishouden, met daarin plaats voor kinderen, vrienden (vgl. Joh. 3:29, Joh. de Doper, de vriend van de bruidegom); maagden / vriendinnen (Matt. 25:1-13; Ps. 45:14-16); bruiloftsgasten (Mark. 2:19 - lett.: zonen van de bruiloftszaal).
Dit zijn allemaal groepen uit Israël die samen de vrouw vormen. Zij werd drieënhalf jaar verzorgd in de woestijn en er was nog ander nageslacht, waar de duivel achteraan ging.
Zijn Vrouw – "Daarom, zie, Ikzelf ga haar lokken, haar de woestijn in leiden, en naar haar hart spreken. Ik zal haar daarvandaan haar wijngaarden geven, en het Dal van Achor tot een deur van hoop. Daar zal zij zingen als in de dagen van haar jeugd, als op de dag dat zij wegtrok uit het land Egypte. Op die dag zal het gebeuren, spreekt de HEERE, dat u Mij zult noemen: mijn Man, en Mij niet meer zult noemen: mijn Baäl!" (Hos. 2:13-15). "Ik zal u voor eeuwig tot Mijn bruid nemen: ja, Ik zal u tot Mijn bruid nemen in gerechtigheid en in recht, in goedertierenheid en in barmhartigheid. In trouw zal Ik u voor Mij als bruid nemen; en u zult de HEERE kennen" (Hos. 2:18 en 19).
‘Voor eeuwig’ is eigenlijk gedurende de toekomende eeuw, dus zal er 1000 jaar bruiloft zijn en dat wordt bevestigd in de nieuwe hemel en de nieuwe aarde (21:1).
"Wees niet bevreesd, want u zult niet beschaamd worden; word niet rood van schaamte, want u zult niet te schande worden. Ja, u zult de schande van uw jeugd vergeten, en niet meer denken aan de smaad van uw weduwschap. Want uw Maker is uw Man, HEERE van de legermachten is Zijn Naam, en uw Verlosser is de Heilige van Israël, de God van heel de aarde zal Hij genoemd worden. Want als een verlaten vrouw, een bedroefde van geest, roept de HEERE u, de vrouw van de jeugd, die afgewezen was, zegt uw God. Voor een klein ogenblik heb Ik u verlaten, maar in grote barmhartigheid zal Ik u bijeenbrengen. In een stortvloed van grote toorn heb Ik voor u Mijn aangezicht een ogenblik verborgen, maar met eeuwige goedertierenheid zal Ik Mij over u ontfermen, zegt de HEERE, uw Verlosser" (Jes. 54:4-8). Het gaat om de Heere en Zijn volk als man en vrouw. "Tegen u zal niet meer gezegd worden: verlatene, en tegen uw land zal niet meer gezegd worden: woestenij, maar u zult genoemd worden: Mijn welgevallen is in haar, en uw land: getrouwde; want de HEERE verlangt naar u, en uw land zal getrouwd worden. Want zoals een jongeman trouwt met een jonge vrouw, zo zullen uw kinderen trouwen met u; zoals een bruidegom zich verblijdt over zijn bruid, zo zal uw God Zich over u verblijden" (Jes. 62:4 en 5).

19:9
Geroepen – "Zo zullen de laatsten de eersten zijn, en de eersten de laatsten; want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren" (Matt. 20:16).
Avondmaal – Het is eigenlijk een maaltijd, een bruiloftsmaal. De relatie tussen God en Israël wordt hersteld. Dit bruiloftsmaal duurt 1000 jaar en toont de heerlijkheid van God in Christus en Israël; "De vrouw is echter de heerlijkheid van de man" (1 Kor. 11:7). Salomo had 1000 vrouwen en dat typeert een 1000-voudige heerlijkheid.

19:11 De Ruiter op het witte paard
Hemel geopend – Na de vermelding van de komst bij het zesde zegel en de zevende bazuin (11:17), zien we nu bij de schalen weer dat Christus verschijnt.
En ik zag … en zie een wit paard - Dit ziet Johannes dus, het is een visioen; wil dus niet zeggen dat Christus letterlijk op een wit paard zit als Hij komt… We weten uit Handelingen 1 dat Christus terug zal komen op een wolk (vgl. 1:7). Hoe dichter de beschrijvingen uit Openbaring bij de aarde zijn, hoe letterlijker we ze kunnen nemen. Wat in de hemel gezien wordt, is vaak symbolisch.
Paard - wijst op heerlijkheid. Bij Zijn eerste komst kwam de Heere Jezus op een ezel naar Jeruzalem en werd vervolgens afgevoerd en gekruisigd. De ezel duidt op vernedering: "Verheug u zeer, dochter van Sion! Juich, dochter van Jeruzalem! Zie, uw Koning zal tot u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland, arm, en rijdend op een ezel, op een ezelsveulen, het jong van een ezelin" (Zach. 9:9).
Een symbool staat niet op zichzelf, het illustreert een bepaalde werkelijkheid. Als iets symbolisch is, wil dat dus niet zeggen dat het niet gebeurt. Johannes ziet een wit paard in het visioen en dat beeldt uit dat Christus zal komen om te oordelen, Hij komt als de Almachtige. Bij de zegels zagen we ook een wit paard (6:2), maar dat had te maken met de antichristelijke werken, want de satan imiteert God.

Vier namen
De Ruiter wordt genoemd met vier namen. Het getal 4 spreekt in dit verband van de viervoudige erfgenaam van alle dingen – Hebr. 1:1-2. Alle dingen zijn eigenlijk in vieren samen te vatten: hemel, aarde, land en troon. We vinden dat door de hele Bijbel heen, zoals:
Vier kleuren - (hemels)blauw, purper, scharlaken en wit (Exod. 28:2).
Vier dieren - arend, leeuw, rund, mens (Ezech. 1; idem in Opb. 4:7).
Vier keer Spruit - God (Jes. 4:2), Koning (Jer. 23:5-6); Knecht (Zach. 3:8); Mens (Zach 6:12).
Vier Evangeliën - God (Joh.); Koning (Matt.); Mens (Luk.) en Knecht (Mark.).
De verschillen in de Evangeliën komen voort uit dit viervoudig getuigenis! Vgl. Johannes 20:30-31.
Ook deze vier namen zeggen iets over Zijn identiteit als Erfgenaam van alle dingen. De vier benamingen laten ons de Heere Jezus Christus zien in Zijn volle glorie.

Getrouw en Waarachtig – Adam was niet getrouw en waarachtig, want hij had het gebod van God overtreden, maar de laatste Adam en de tweede Mens is dat wel. De opdracht aan Adam om de schepping te onderwerpen is overgegaan op Christus.
Psalm 96:13 “Hij zal de wereld oordelen in gerechtigheid en de volken met Zijn waarheid/trouw”
Jesaja 11:5 “Gerechtigheid zal de gordel om Zijn heupen zijn, en de waarheid/trouw de gordel om Zijn middel.”
Openbaring 1:5 “...de getrouwe Getuige” - 3:7 “...de Heilige, de Waarachtige...”.
(Zie ook Opb. 3:14 ‘Amen’, vgl. Jes. 65:16 ‘God der waarheid’, Joh. 14:6 ‘Ik ben... de Waarheid’) .
Hij oordeelt en voert oorlog in gerechtigheid – Hij alleen komt in actie!
Deze acties zullen blijken te zijn i.o.m. Gods waarheid (God is trouw aan Zijn Woord) en Gods gerechtigheid (God houdt Zich aan Zijn eigen rechtseis). Het oordeel zal rechtvaardig zijn.
Dit staat ook tegenover de leugen en ongerechtigheid van de tegenstander.

19:12
Ogen … als een vuurvlam – ook in 1:14 en 2:18 “De Zoon van God, die ogen heeft als een vuurvlam.”
In Psalm 139 staat, dat de HEERE alles doorgrondt – niets is verborgen voor Hem;
Hebreeën 4:13 zegt: “En er is geen schepsel onzichtbaar voor Hem, maar alles ligt naakt en ontbloot voor de ogen van Hem aan Wie wij rekenschap hebben af te leggen.”
Vele diademen – Symbool van koninklijke macht en waardigheid.
De draak had zeven diademen (12:3) en het beest uit de zee had er tien (13:1) dat is dus in beide gevallen een beperkt aantal, maar Christus heeft vele diademen. Zijn koninklijke macht is onbeperkt.
1 Timotheüs 6:15 zegt dat Jezus Christus “… te zijner tijd de zalige en enige Heerser zal doen aanschouwen, de Koning der koningen en de Heere der Heren.”
Naam die niemand kent – Bij een dienstknecht is de naam niet belangrijk, maar wel hetgeen hij doet in gehoorzaamheid. Christus is de gehoorzame Knecht van God die Zijn dienstwerk nauwkeurig vervult. Markus geeft een opsomming van alle daden die Christus, volkomen in overeenstemming met Gods wil, heeft verricht. Hier is nu de Koning-Knecht, die het werk van God afmaakt/voleindigt.

19:13
Bloed – Vergelijk hiermee wat er staat in Jesaja 63: "Wie is Deze Die uit Edom komt, in helrode kleding uit Bozra, Die luisterrijk is in Zijn gewaad, Die voorttrekt in Zijn grote kracht? Ik ben het, Die spreek in gerechtigheid, Die machtig ben om te verlossen. Waarom is dat rood aan Uw gewaad, en is Uw kleding als die van iemand die de wijnpers treedt? Ik heb de pers alleen getreden; er was niemand uit de volken met Mij. Ik heb hen vertreden in Mijn toorn, hen vertrapt in Mijn grimmigheid. Hun bloed is op Mijn kleding gespat, heel Mijn gewaad heb Ik besmet. Want de dag van de wraak was in Mijn hart, het jaar van Mijn verlosten was gekomen. Ik keek rond, maar er was niemand die hielp; Ik ontzette Mij, want er was niemand die ondersteunde. Daarom heeft Mijn arm Mij heil verschaft, en Mijn grimmigheid, die heeft Mij ondersteund. Ik heb de volken vertrapt in Mijn toorn, Ik heb hen dronken gemaakt in Mijn grimmigheid, Ik heb hun bloed ter aarde doen neerdalen" (vs. 1-6). Het woord ‘bloed’ in deze tekst is niet het gewone grondwoord voor bloed, dawm, maar netsach wat betrekking heeft op besprenkelen, uitknijpen, waardoor de kracht (zie St. Vert.) verdwijnt.
Het bloed in 19:13 kan ook nog slaan op het vergoten bloed van de heiligen (6:10; 12:11; 16:6; 18:24).
Woord van God – Dit wijst terug op het begin van het Johannes-evangelie. Het Woord dat in het begin was is vleesgeworden.

19:14
Legers – Dit woord kan gebruikt worden voor aardse legers van een land: "Wanneer u zult zien dat Jeruzalem door legers omringd wordt, weet dan dat zijn verwoesting nabij is" (Luk. 21:20). Hier wordt gesproken over legers in de hemel, de engelenlegers. Het woord ‘heiligen’ kan ook betrekking hebben op engelen. "Dan zal de HEERE, mijn God, komen: al de heiligen met U!" (Zach. 14:5). "Het is immers rechtvaardig van God verdrukking te vergelden aan hen die u verdrukken, en aan u die verdrukt wordt, samen met ons verlichting te geven bij de openbaring van de Heere Jezus vanuit de hemel met de engelen van Zijn kracht" (2 Thess. 1:6 en 7).

19:15 
Zwaard – Het woord ‘zwaard’ betekent een groot zwaard om mee te vechten, niet een kort zwaard om je te verdedigen. Het kwam uit Zijn mond, dus het gaat niet om een letterlijk zwaard, maar om het (machts)woord dat Hij spreekt: "En dan zal de wetteloze geopenbaard worden. De Heere zal hem verteren door de Geest (adem) van Zijn mond en hem tenietdoen door de verschijning bij Zijn komst" (2 Thess. 2:8). De adem van Zijn mond is Zijn Woord: "Want het Woord van God is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard, en het dringt door tot op de scheiding van ziel en geest, van gewrichten en merg, en het oordeelt de overleggingen en gedachten van het hart" (Hebr. 4:12). "Hij zal de armen recht doen in gerechtigheid en de zachtmoedigen van het land zal Hij met rechtvaardigheid vonnissen. Maar Hij zal de aarde slaan met de roede van Zijn mond en met de adem van Zijn lippen zal Hij de goddeloze doden" (Jes. 11:4).
IJzeren staf – De Heere laat niet met Zich sollen en Hij zal niet sjoemelen, want Hij handelt in gerechtigheid. Idem in Psalm 2:9 en Openbaring 2:27; Zijn heerschappij zal onbuigzaam zijn.
Wijnpersbak – Zie Jes. 63:1-6 bij 19:13.
Toorn – Eigenlijk staat hier: gramschap (zie 15:1 voor het onderscheid). De toorn van de gramschap.

19:16
Koning der koningen en Heere der heren – Hij is de Zoon van David, de rechtmatige Koning. Deze uitdrukking werd ook gebruikt voor aardse koningen bij grote rijken in de oudheid. Maar ook voor God Zelf: "Want de HEERE, uw God, is de God der goden en de Heere der heren; die grote, machtige en ontzagwekkende God, Die niet partijdig is en geen geschenk in ontvangst neemt" (Deut. 10:17) en "De koning antwoordde Daniël en zei: Waarlijk, uw God is de God der goden en de Heere der koningen" (Dan. 2:47a).

19:17-18
Avondmaal - Als Christus komt, zal Hij alle antichristelijke machten vernietigen. "En u, mensenkind, zo zegt de Heere HEERE: Zeg tegen alle soorten vogels en tegen alle dieren van het veld: Verzamel u en kom, kom van rondom bijeen, bij Mijn offer, dat Ik breng, een groot offer voor u op de bergen van Israël, en eet vlees en drink bloed" (Ezech. 39:17).

19:19 
Oorlog – Het gaat hier om de slag bij Armageddon (zie 16:16). Aan het einde van de 70^e jaarweek komt de Heere terug op de Olijfberg (Zach. 14). Daar verslaat Hij de heidense volkeren; zij trekken zich terug naar Babel en hebben internationaal overleg (Ps. 2:1-3). Ze trekken opnieuw op (door de drooggelegde Eufraat) naar Jeruzalem, maar voordat ze daar aankomen, ontmoeten ze de Heere bij de berg van Megiddo (Armageddon). Daar wordt de strijd beslecht. Zie artikel over Psalm 2 op pagina 12.

19:20-21
Beest en valse profeet – De leiders van de eindtijd worden gegrepen, het zijn degenen die de koningen verleid hebben om mee te gaan. Misschien wel democratisch gekozen leiders. Het laatste rijk gaat ten onder.
Poel van vuur – Volgende aflevering meer info bij hoofdstuk 20 ‘bewaarplaatsen’.
Overigen – Het restant van de legers, degenen die meegingen in het kwaad en geloofd hebben in de leugen. Die meegedaan hebben met de ongerechtigheid: "En daarom zal God hun een krachtige dwaling zenden, zodat zij de leugen geloven" (2 Thess. 2:11).

Wordt vervolgd