Met Adam als start van de lijn van de mensheid zijn we - via een 'herstart' in de tijd van Noach - terechtgekomen bij het volk Israël, waarmee God Zijn verbond heeft gesloten. Nadat de Heere het genadeverbond met Abraham had gesloten, wordt dit herhaald / vernieuwd aan diens zoon Izak en daarna aan Jakob. Uit de twaalf zonen van Jakob zijn de twaalf stammen voortgekomen, die samen het volk Israël vormden. Ook deze twaalf zonen worden door Stefanus 'aartsvaders' genoemd: "En Hij gaf hem (= Abraham) het verbond van de besnijdenis; en zo verwekte hij Izak en besneed hem op de achtste dag, en Izak verwekte en besneed Jakob, en Jakob de twaalf aartsvaders. En de aartsvaders, die jaloers waren, verkochten Jozef zodat hij naar Egypte gebracht werd ..." (Hand. 7:8b en 9a).
Er zijn in de Bijbel overigens verschillende opsommingen van de twaalf stammen te vinden. De wellicht bekendste variant is dat de stam Levi - als zorgdrager voor het heiligdom - werd afgezonderd van de rest. Daarmee bleven er elf stammen over. Van die elf werd Jozef vervangen door zijn twee zonen: Efraïm en Manasse, waarmee het totaal weer op twaalf stammen kwam, met als dertiende stam: Levi.
Zoals in de inleiding gezegd, is het in Exodus gesloten verbond met het volk een huwelijksverbond. Door de lijn van dit huwelijk te volgen, komen we bij de Heere Jezus terecht!
Sinaï als beeld van het oude verbond
In het voorgaande artikel in AMEN 178 waren we terechtgekomen bij de verbondssluiting die in Exodus 19 en verder wordt beschreven. De inleiding daartoe begon met de roeping van Mozes op de Horeb: "En Mozes hoedde het kleinvee van zijn schoonvader Jethro, de priester van Midian. Hij dreef het kleinvee tot voorbij de woestijn, en hij kwam bij de berg van God, de Horeb" (Exod. 3:1). Zoals we in het vorige artikel zagen, staat deze berg in de Bijbel vooral bekend als de Sinaï.
Het is overigens opmerkelijk wat Paulus later schrijft over de geografische plek waar deze berg zich bevindt. Over het algemeen wordt namelijk aangenomen dat de Sinaï zich bevindt op de plek zoals die in de huidige atlassen te vinden is. Toch draagt de berg die nu de Sinaï genoemd wordt, deze naam pas sinds de 3e / 4e eeuw! Sindsdien is dat gemeengoed geworden. Paulus heeft het echter over "de berg Sinaï in Arabië" (Gal. 4:25). Dit stemt overeen met Midian als woongebied van Mozes gedurende de tweede veertig jaar van zijn leven (Exod. 4:19; zie ook Hand. 7:29). Zijn schoonvader Jethro was immers priester van Midian en dáár vond de ontmoeting met God plaats. Midian lag ten oosten van de Golf van Akaba. En dat is in het uiterste westen van het huidige Saoedi Arabië!
In Galaten 4:21-31 schrijft Paulus over Hagar en Sara, over de zoon van de slavin en de zoon van de vrije, over het huidige Jeruzalem en het Jeruzalem dat boven is, over de wet en over de belofte. In vers 24 en 25 staat: "Deze dingen hebben een zinnebeeldige betekenis; want deze vrouwen zijn de twee verbonden: het ene, dat van de berg Sinaï (...) deze Hagar is de berg Sinaï in Arabië ...".
Ook in Hebreeën 12:18-24 gaat het over de twee verbonden, die achtereenvolgens omschreven worden als "een tastbare berg" (vs. 18; hiermee wordt de Sinaï bedoeld) en "de berg Sion" (vs. 22).
Dat het in de Bijbel gaat over een tweede, nieuw verbond, geeft aan dat het eerste verbond tot een einde is gekomen. "Immers, als dat eerste verbond onberispelijk geweest was, zou er voor een tweede geen plaats zijn gezocht" (Hebr. 8:7). Er is dus een einde gekomen aan het eerste (huwelijks)verbond, waardoor er plaatsgemaakt is voor het nieuwe (huwelijks)verbond. Vanzelfsprekend ligt het nieuwe verbond in lijn met het oude en is er in beide gevallen sprake van een verbond tussen God en Zijn volk. Belangrijk om te weten: nergens in de Bijbel wordt gezegd dat God een verbond heeft gesloten met het lichaam van Christus! Wie dat echter wel belijdt - en de realiteit gebiedt te zeggen dat dit voor het grootste deel van de christelijke kerk geldt - neemt eigenlijk de verbondspositie van Israël in.
Op vleugels van de arend
In verband met de sluiting van het eerste verbond lezen we in de Bijbel voor de eerste keer over een 'arend'. Over de directe aanlooptijd naar de verbondssluiting staat er: "U hebt zelf gezien wat Ik met de Egyptenaren gedaan heb en hoe Ik u op arendsvleugels gedragen en u bij Mij gebracht heb" (Exod. 19:4). De laatste keer dat we in de Bijbel over de vleugels van de arend lezen, is in Openbaring 12: "En aan de vrouw werden twee vleugels van een grote arend gegeven, opdat zij naar de woestijn zou vliegen, naar haar plaats, waar zij gevoed wordt, een tijd en tijden en een halve tijd, buiten het gezicht van de slang" (vs. 14; zie ook vs. 6). "De vrouw" staat voor het volk van God. We lezen ook over "de overigen van haar nageslacht" (vs. 17). Zij zijn het die uiteindelijk in de grote verdrukking terechtkomen, die zich in Judea en met name Jeruzalem zal afspelen. Na een periode van drie en een half jaar worden degenen die zich dan in Jeruzalem bevinden, gered bij de wederkomst van Christus op aarde, als de Olijfberg zal splijten, zodat ze kunnen vluchten (Zach. 14:4 en 5). Al in Mattheüs 24:15 en 16 had de Heere Jezus ze gewaarschuwd.
En het is uiteindelijk in de woestijn - dat is: buiten het land! - dat het (nieuwe) verbond gesloten wordt. "Daarom, zie, Ikzelf ga haar lokken, haar de woestijn in leiden, en naar haar hart spreken" (Hos. 2:13). Daarna zal de Heere met het volk naar het beloofde land trekken: "De Doorbreker trekt vóór hen op. Zij zullen doorbreken, door de poort trekken en daardoor naar buiten gaan. Hun Koning gaat vóór hen uit, de HEERE gaat aan de spits" (Micha 2:13). "Zo zegt de HEERE: Het volk dat aan het zwaard ontkomen was, heeft genade gevonden in de woestijn, toen Ik op weg ging om hem, Israël, tot rust te brengen" (Jer. 31:2).
Toekomstmuziek! Maar tegelijk heel mooi om te zien hoe in Gods plan 'cirkels' zich sluiten en er telkens weer overeenkomsten zijn die ons verder helpen om deze dingen te begrijpen. Zo worden beide verbonden in verband gebracht met een berg en worden beide verbonden pas gesloten nadat God het volk op arendsvleugels gebracht heeft waar Hij het wil hebben.
Daarbij is het goed om ons te realiseren dat de huidige aanwezigheid van Joodse mensen en Israëli's in 'het beloofde land' niet de vervulling is van de beloften van God. Immers, als God het volk belooft dat het terug zal keren naar Israël, wordt er meestal bij gezegd dat het daar vervolgens in vrede zal leven. Lees: "U dan, wees niet bevreesd, Mijn dienaar Jakob, spreekt de HEERE, wees niet ontsteld, Israël, want zie, Ik ga u verlossen uit verre landen, uw nageslacht uit het land van hun gevangenschap, zodat Jakob terugkeert, rust heeft en zonder zorgen is, en niemand hem schrik aanjaagt" (Jer. 30:10)", en: "U dan, wees niet bevreesd, Mijn dienaar Jakob, wees niet ontsteld, Israël! Want zie, Ik ga u verlossen uit verre landen, uw nageslacht uit het land van hun gevangenschap. Jakob zal terugkeren, rust hebben en zonder zorgen zijn, en niemand zal hem schrik aanjagen" (Jer. 46:27). Sinds 1948 is er nooit duurzame vrede geweest in het land.
Dát er een volk in het land is, is dan wel niet de vervulling van Gods beloften, het is wel in overeenstemming met het profetische plan. En juist als je dat plan kent, moet je je realiseren dat het volk dat zich nu in het land Israël bevindt, woont op één van de voor hen gevaarlijkste plekken ter wereld.
Een heilig goi
Op onze route door de Bijbel bevinden we ons nog bijna 1500 jaar voor Christus. Omdat het oude en het nieuwe verbond in elkaars verlengde liggen, mogen we in de sluiting van het oude verbond al iets lezen dat pas in het kader van het nieuwe verbond vervuld zal worden.
Zo lezen we in Exodus 19:6a dat de HEERE via Mozes tot de zonen van Israël zegt: "U dan, u zult voor Mij een koninkrijk van priesters en een heilig volk zijn" (Exod. 19:6a). Dat het volk een koninkrijk van priesters zou zijn, zien we pas vervuld worden in het kader van het nieuwe verbond (denk bijvoorbeeld aan 1 Pet. 2:9 en Openb. 1:6; 5:10 en 20:6). Het woord 'volk' in "heilig volk" is de vertaling van het Hebreeuwse goi. De zonen van Israël werden een heilig goi.
Waarom God juist dit volk had verkoren, heeft diverse redenen. In Deuteronomium 7:6 staat: "Want u bent een heilig volk voor de HEERE, uw God. De HEERE, uw God, heeft ú uitgekozen uit alle volken op de aardbodem om voor Hem tot een volk te zijn dat Zijn persoonlijk eigendom is". Vlak vóór het moment van de intocht in het beloofde land spreekt Mozes deze woorden nogmaals tot het volk. Vervolgens geeft hij in vers 8 en 9 de reden daarvan: "Niet omdat u groter was dan al de andere volken heeft de HEERE liefde voor u opgevat en u uitgekozen, want u was het kleinste van al de volken. Maar vanwege de liefde van de HEERE voor u, en om de eed die Hij uw vaderen gezworen had, in acht te nemen, heeft de HEERE u met sterke hand uitgeleid en heeft Hij u verlost uit het slavenhuis, uit de hand van de farao, de koning van Egypte" (Deut. 7:7 en 8).
Bovendien lezen we in Psalm 80 nóg een reden van waarom God Israël verkoren heeft: "Zie om naar deze wijnstok, de stam die Uw rechterhand geplant heeft, en dat om de Zoon, Die U voor Uzelf sterk gemaakt hebt" (vs. 15b en 16). Het gaat uiteindelijk om de Zoon!
Berg op en berg af
Exodus 19 is de aanloop tot de verbondssluiting die in de opvolgende hoofdstukken plaatsvindt. Rond de sluiting van het verbond moest Mozes heel wat keren de berg op en (dus ook) af. In Exodus 19 lezen we hierover:
Vs. 4 "Toen klom Mozes omhoog ..."
Vs. 7 "Mozes kwam terug en riep de oudsten van het volk ..."
Vs. 9 "Mozes bracht de woorden van het volk weer over aan de HEERE"
Vs. 14 "Toen daalde Mozes van de berg af ..." - er is vervolgens sprake van bazuingeschal, dat vanuit de hemel geklonken moet hebben (vs. 16) - vgl. de bazuinen in het boek Openbaring
Vs. 17 Mozes leidde het volk tot onderaan de berg
Vs. 20 "De HEERE riep Mozes naar de top van de berg ..."
Vs. 21 "De HEERE zei tegen Mozes: Ga naar beneden ..."
Vs. 24 "Ga, daal af, en daarna moet u naar boven klimmen ..."
Vs. 25 "Toen daalde Mozes af naar het volk en hij zei tegen hen"
Dit laatste vers is feitelijk de inleiding tot het uitspreken van de 'tien geboden' in Exodus 20 en wat er verder staat tot en met Exodus 23. Daarna zien we in Exodus 24 opnieuw dat Mozes vaak opklimt en neerdaalt:
Vs. 1 "Daarna zei Hij tegen Mozes: Klim naar boven, naar de HEERE toe, u en Aäron, Nadab en Abihu, en zeventig van de oudsten van Israël, en buig u op een afstand neer"
Vs. 2 Alleen Mozes mag tot de HEERE naderen; de overigen moesten dus wachten
Vs. 3 Mozes kwam weer bij het volk
Vs. 4 Mozes schreef alle woorden van de HEERE (dat is Exodus 20-23) op en "bouwde onder aan de berg een altaar"
Vs. 9 Nadat het volk met bloed besprenkeld was, "klommen Mozes en Aäron naar boven"
Vs. 10 "En zij zagen de God van Israël"
Vs. 12 "De HEERE zei tegen Mozes: Klim naar boven ...", waarna Mozes "veertig dagen en veertig nachten op de berg" bleef
Na deze veertig dagen moet Mozes bij zijn terugkomst bij het volk constateren dat het is vervallen tot de aanbidding van het gouden kalf. Mozes verbrijzelt daarbij de stenen tafelen met de tien woorden, waarna hij een nieuwe set ontvangt.
Ook deze gebeurtenis mogen we zien als een bevestiging van het feit dat het wat God betreft uiteindelijk niet om het eerste / oude verbond gaat, maar om het nieuwe!
Het einde van het oude huwelijksverbond
Alleen door het einde van oude verbond ontstond er ruimte voor het nieuwe verbond. Deze verbonden hebben alles te maken met het huwelijk tussen God en Zijn volk. Bij het eindigen van het eerste verbond is er daarom sprake van niets anders dan van een echtscheiding.
Het oorspronkelijk met Abraham gesloten verbond is de basis van het latere oude verbond én het nieuwe verbond. Het eerste noemt Paulus de letter; het laatste de geest. Ook wel: wet of genade.
Over hoe een huwelijk zoals dat onder Israël gesloten werd, tot een einde kon komen, lezen we één en ander in Deuteronomium 24:1-4. In eerste instantie lezen we in vers 1 dat de getrouwde man een einde aan het huwelijk kon maken, door de vrouw weg te zenden met een "echtscheidingsbrief". Hij mocht dit alleen doen als hij "iets schandelijks" aan haar vond. Dit 'schandelijke' wijst op overspel. Dit is de ene manier van beëindiging van het huwelijk.
Aan het eind van vers 3 wordt gesproken over de mogelijkheid dat de getrouwde man sterft. Dit is de andere manier van het beëindigen van een huwelijk.
Dus enerzijds de echtscheidingsbrief en anderzijds de man die sterft. Elk huwelijk dat onder Israël gesloten werd, was feitelijk een beeld van de verhouding tussen God en Israël. En omdat Israël - niet God! - overspel pleegde, zien we hier in het voorbeeld in Deuteronomium 24 dat het de vrouw is die overspel pleegt, niet de man.
Andersom wordt gezegd dat als de mán sterft er een einde komt aan het huwelijk. En net zoals in het normale leven de man overspel kan plegen, zo geldt ook dat de vrouw vroegtijdig kan sterven. Echter, ook hier gaat het om het beeld van de verhouding tussen God en Zijn vrouw. En wat die verhouding betreft, was het de Man Die stierf! En de vrouw dus die overspel pleegde.
Wanneer we één en ander projecteren op het huwelijk tussen God en Israël, zou je zeggen dat slechts één van deze mogelijkheden voldoende was om een einde aan de verbondsrelatie te maken.
Het bijzondere nu van dit alles is, dat beide 'mogelijkheden tot (echt)scheiding' in werking zijn getreden! Op hoe dit precies in elkaar zit, gaan we in het volgende artikel in.