God alles in allen

God alles in allen

De titel van dit artikel is een uitdrukking die onder gelovigen gebruikt wordt om daarmee het einddoel van God te omschrijven: "... opdat God alles in allen zal zijn". Ook in schema's die de lijn van Gods heilsplan weergeven, vinden we deze woorden terug; vaak helemaal rechts op het overzicht. Deze woorden komen uit 1 Korinthe 15:28. Wat is eigenlijk de context waarin ze staan?

Het evangelie dat ik u verkondigd heb
In 1 Korinthe 15 schrijft de apostel Paulus over de betekenis van de opstanding. Hij schrijft de Korinthebrieven 'vanuit de verdediging'. De Korinthiërs hadden grote vraagtekens bij het apostelschap van deze dienstknecht van God. Het verweer hiertegen is als ondertoon duidelijk merkbaar in deze brief. Telkens klinkt door dat hij zijn apostelschap schijnt te moeten bewijzen tegenover de Korinthiërs en verantwoording moet afleggen over zijn woorden en werken.
Dit verklaart ook de inleidende woorden van het vijftiende hoofdstuk. Want als het dan over de opstanding gaat, moet de apostel de Korinthiërs in eerste instantie zelfs bekendmaken wat het evangelie is, dat hij hen verkondigd heeft. Zo schrijft hij in vers 3 en 4: "Want ik heb u ten eerste overgeleverd wat ik ook ontvangen heb, dat Christus gestorven is voor onze zonden, overeenkomstig de Schriften, en dat Hij begraven is, en dat Hij opgewekt is op de derde dag, overeenkomstig de Schriften ..."
Overigens vormen deze woorden de kern van de evangelieverkondiging. Het verzoenend lijden en sterven van onze Heiland, met daarop volgend Zijn alles overwinnende opstanding, móet centraal staan in de verkondiging!

Hoewel Paulus de Korinthiërs aanschrijft als "gemeente van God", "geheiligden in Christus Jezus" en "geroepen heiligen" (1 Kor. 1:2), bevonden zich onder hen mensen die de basis van het evangelie hadden verlaten: "Als nu van Christus gepredikt wordt dat Hij uit de doden is opgewekt, hoe kunnen sommigen onder u dan zeggen dat er geen opstanding van de doden is?" (1 Kor. 15:12). Ook in de tweede brief aan de Korinthiërs schrijft hij iets aan deze gelovigen wat je niet direct zou verwachten: "... laat u met God verzoenen" (2 Kor. 5:20). 

Stel je eens voor dat er geen opstanding zou zijn!
De apostel gaat in 1 Korinthe 15 eerst een ogenblik verder met de gedachte dat er geen opstanding der doden zou zijn. Hij zegt met zoveel woorden: 'Stel je nou eens voor, dat er géén opstanding der doden is! Dan is alles vergeefs. Dan heeft de prediking geen zin, dan heeft ons geloof geen zin, dan zijn we valse getuigen die weliswaar beweren dat er een opstanding is, die er in werkelijkheid niet is'. Dan geldt wat Paulus schrijft in vers 19: "Als wij alleen voor dit leven op Christus onze hoop gevestigd hebben, zijn wij de meest beklagenswaardige van alle mensen" en in vers 32b: "Laten wij dan maar eten en drinken, want morgen sterven wij". Zonder opstanding heeft het allemaal geen zin meer.
Dat we gelovigen zijn, betekent echter dat we het niet (alleen) voor dit leven van Christus verwachten, maar juist ook voor dat wat komen gaat, dat wat ná de opstanding komt.
In Hebreeën 11:1 lezen we: “Het geloof nu is een vaste grond van de dingen die men hoopt, en een bewijs van de zaken die men niet ziet.” Hieruit blijkt dat het bij het geloof gaat om de dingen die niet zichtbaar zijn, de onzienlijke dingen dus. Enerzijds zijn er onzienlijke dingen nu - ze zijn er wel, maar je ziet ze niet, je moet het geloven. En anderzijds zijn er onzienlijke dingen die in de toekomst liggen - ze zullen er zijn, maar nu nog niet, daarom zie je ze niet en moeten we erop hopen. Juist dat toekomstige aspect van het geloof heeft met de hoop te maken. En hoop wordt uiteindelijk realiteit door de opstanding. Vandaar dat zoveel Bijbelteksten hoop en opstanding in één adem noemen (zie bijvoorbeeld Hand. 23:6; 24:15 en 26:6-8).
Nee, een leven zonder hoop, waarbij je het dus geheel van het leven hier en nu wilt verwachten, is een beklagenswaardig leven; zelfs als men daarbij ook nog een christus wil dienen, van wie men niet gelooft dat hij is opgestaan.

Christus is opgestaan
"Maar nu, Christus ís opgewekt uit de doden en is de Eersteling geworden van hen die ontslapen zijn" (1 Kor. 15:20). Met deze stelling bewijst Paulus in feite de realiteit van de opstanding. Dat hij Christus hier omschrijft als ‘Eersteling’ laat zien dat de opstanding in dit hoofdstuk gezien wordt als een oogst. Hij had ook het woord ‘Eerstgeborene’ kunnen gebruiken, zoals bijvoorbeeld in Kolossenzen 1, vers 18: “En Hij is het hoofd van het lichaam, namelijk van de gemeente, Hij, Die het begin is, de Eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in allen de Eerste zou zijn.”
Het begrip ‘Eersteling’ heeft echter te maken met oogsten. Zoals er in Leviticus 23 sprake is van "de eerste schoof van uw oogst” (vs. 10) die gevolgd wordt door de rest van de oogst, zo brengt de apostel dat hier van toepassing op de opstanding. Christus is daarbij de Eersteling ofwel de Eerstelingsgarve of de eerste Schoof. Deze Eersteling wordt in Zijn opstanding gevolgd door de rest.
Dat Christus de Eersteling is van de opstanding betekent dat ook de overigen zullen opstaan. Dit wordt ook duidelijk vanuit Romeinen 1:4. Dit vers vermeldt over de Heere: "Wat de Geest van heiliging betreft, is Hij met kracht bewezen te zijn de Zoon van God, door Zijn opstanding uit de doden". Letterlijk staat er: 'uit de opstanding der doden' of 'uit de dodenopstanding'. Dat is heel wat anders dan "Zijn opstanding uit de doden"! Dit laatste suggereert dat het hier 'slechts' om één opstanding gaat, namelijk die van Christus. Romeinen 1:4 bedoelt echter méér te zeggen. De oude vertaling wijst ons er namelijk op dat de opstanding van Christus een dodenopstanding, een opstanding der doden was. Ofwel: in Christus' opstanding ligt de garantie dat elke dode zal opstaan!

Adam en Christus
Om goed inzicht te hebben in wat we volgens 1 Korinthe 15 onder de opstanding moeten verstaan, is het nodig te begrijpen met welke dood deze opstanding in verband wordt gebracht. We zagen al dat vers 20 zegt: "Maar nu, Christus ís opgewekt uit de doden en is de Eersteling geworden van hen die ontslapen zijn." De doden waar(tussen)uit Christus werd opgewekt, bevonden (en bevinden) zich in de dood die komt na het natuurlijke leven. Paulus onderstreept dit door in de volgende verzen Adam met Christus te vergelijken: "Want omdat de dood er is door een mens, is ook de opstanding van de doden er door een Mens. Want zoals allen in Adam sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden" (vs. 21 en 22).

Je zou deze twee verzen ook in tweeën kunnen verdelen. Dan wordt meteen duidelijk wat met Adam en wat met Christus te maken heeft:

Adam Christus
de dood de opstanding der doden
allen sterven allen worden levend gemaakt

Meer licht op de woorden 'de dood die er is door een mens' (vs. 21), krijgen we vanuit Romeinen 5, vers 12: "Daarom, zoals door één mens de zonde in de wereld is gekomen, en door de zonde de dood, en zo de dood over alle mensen is gekomen, in wie allen gezondigd hebben."
Het moge duidelijk zijn dat de dood waar het hier om gaat, de dood is die volgt op het natuurlijke leven. En tegenover deze dood staat de opstanding der doden. En tegenover het sterven van allen aan deze dood, staat het in Christus levend maken vanuit deze dood.
Dat we bij de opstanding in 1 Korinthe 15 inderdaad moeten denken aan de opstanding uit de dood, die door Adam tot alle mensen is doorgegaan, wordt natuurlijk vooral bewezen in het feit dat Christus Zelf opstond uit die dood. En dat Hij de Eersteling genoemd wordt, betekent niets anders dan dat de rest van 'de oogst' ook opstaat uit die dood.
Het zijn al met al de grote lijnen die getrokken worden in zowel 1 Korinthe 15 als in Romeinen 5 tussen Adam en Christus, tussen de mens en de Mens.

De rangorde
Het verloop van de opstanding vindt plaats volgens een door God bepaalde rangorde. Het begin daarvan staat in vers 23: "Maar een iegelijk in zijn orde: de eersteling Christus, daarna die van Christus zijn, in Zijn toekomst" (Statenvertaling). De ‘eersteling Christus’ verwijst na twee tussenzinnen in vers 21 en 22 terug naar vers 20. Zoals gezegd maakt de Bijbel duidelijk dat de opstanding van Christus de garantie betekent voor de opstanding van allen.
De volgende fase van degenen die opstaan uit de dood, betreft hen "die van Christus zijn"; zij zullen opstaan "in Zijn toekomst". Letterlijk staat hier: in Zijn aanwezigheid, namelijk de toekomst waarin Hij aanwezig is; hier wordt het Griekse parousia gebruikt.  
De aanwezigheid van Christus begint met Zijn openbaring vanuit de hemel. In verband hiermee beschrijven ook andere teksten de opstanding. Denk bijvoorbeeld aan 1 Thessalonicenzen 4, vers 16: "Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem van een aartsengel en met een bazuin van God neerdalen uit de hemel. En de doden die in Christus zijn, zullen eerst opstaan" of Openbaring 20:4 en 5b: "En ik zag de zielen van hen die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het Woord van God, die het beest en zijn beeld niet hadden aanbeden, die het merkteken niet ontvangen hadden op hun voorhoofd en op hun hand. En zij werden weer levend en gingen als koningen regeren met Christus, duizend jaar lang (...) Dit is de eerste opstanding".

In de latere brieven van Paulus voegt de Heere nog de zogenaamde 'uit-opstanding' toe aan de rangorde van opstandingen. Deze opstanding heeft specifiek met het Lichaam van Christus, met Christus als Hoofd, te maken. Zij vindt plaats tussen de opstanding van Christus en de opstanding van hen die van Christus zijn, in Zijn aanwezigheid / (toe)komst. Deze uit-opstanding is individueel van karakter. Zodra de gelovige van nu - lid van het Lichaam van Christus - sterft, staat hij/zij op en gaat naar de Heere toe. Paulus schrijft hierover in Filippenzen 1, vers 23: "... ik heb de begeerte om heen te gaan en bij Christus te zijn, want dat is verreweg het beste ..."

De afronding van de opstanding der doden, en daarmee de laatste fase in de rangorde, wordt in 1 Korinthe 15:24 simpelweg "het einde" genoemd.

Het einde
"Daarna komt het einde, wanneer Hij het koningschap aan God en de Vader heeft overgegeven, wanneer Hij alle heerschappij en alle macht en kracht heeft tenietgedaan" (1 Kor. 15:24).
Ook deze fase van de opstanding (en let wel: het gaat, zoals hierboven al aangegeven, om de opstanding uit de dood die door Adam in de wereld is binnengekomen) wordt elders in de Schrift gevonden: "Maar de overigen van de doden werden niet weer levend, totdat de duizend jaar tot een einde gekomen waren" (Openb. 20:5a) en "En ik zag de doden, klein en groot, voor God staan. En de boeken werden geopend en nog een ander boek werd geopend, namelijk het boek des levens. En de doden werden geoordeeld overeenkomstig wat in de boeken geschreven stond, naar hun werken. En de zee gaf de doden die in haar waren. Ook de dood en het rijk van de dood gaven de doden die in hen waren, en zij werden geoordeeld, ieder overeenkomstig zijn werken. En de dood en het rijk van de dood werden in de poel van vuur geworpen. Dit is de tweede dood" (Openb. 20:12-14).
Het moment van het einde, de afronding van de opstanding, valt daarmee samen met het moment van het oordeel voor de grote witte troon. Dan zullen de dood en het dodenrijk, beide het gevolg van "één overtreding" (Rom. 5:18) van Adam, geworpen worden in de poel van vuur.
En volgens 1 Korinthe 15:24 vindt dan ook de overdracht van het koninkrijk door Christus aan God de Vader plaats. Dat is namelijk het moment dat al Zijn vijanden onder Zijn voeten gelegd zijn: "De laatste vijand die tenietgedaan wordt, is de dood" (vs. 26). Aan de hand van Openbaring 20 kunnen we zien dat het onttronen van deze laatste vijand bestaat in het werpen daarvan in de poel van vuur: "En de dood en het rijk van de dood werden in de poel van vuur geworpen. Dit is de tweede dood" (vs. 14).

God alles in allen
Dit alles laat ons zien dat het moment waarop de Zoon Zich zal onderwerpen aan de Vader, en daarmee ook het koninkrijk overgeeft aan de Vader, plaatsvindt op het moment dat de dood - en nogmaals: gezien het verband en de bedoeling van 1 Korinthe 15 is dat de dood die door Adam in de wereld kwam - in de poel van vuur geworpen wordt.
Wanneer nu de onderwerping van de Zoon hetzelfde is als het overdragen van het koninkrijk van de Zoon aan de Vader, en dat lijkt 1 Korinthe 14:24-28 toch echt te zeggen, dan betekent dit dat de situatie die omschreven wordt met de woorden 'God alles in allen' al in gaat met het begin van de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde. Aan die nieuwe schepping zal ook weer een eeuw (Gr. aioon) verbonden zijn. In die eeuw zal de poel van vuur en zwavel er ook nog zijn, zoals blijkt uit de uitdrukking "in alle eeuwigheid" in Openbaring 20:10.
Voor zover ons inzicht in de Schrift strekt, zal dat de laatste eeuw zijn in Gods voornemen van de eeuwen.

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

Het Wonder van het Zaad

Vanuit zijn ervaring als moestuinier legt de auteur prachtige verbanden met Bijbelse waarheden. Zaad is een beeld van het gepredikte Woord van God; denk aan de gelijkenis van de zaaier. Zo wonderbaar als de werking van het zaad is dat in de grond gestopt wordt en met een onbegrijpelijke kracht vrucht voortbrengt, zo is het ook met de wedergeboorte "uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God" (1 Pet. 1:23b).

Met Johannes 12:24 - "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als de tarwekorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen, maar als hij sterft, draagt hij veel vrucht" - verwees de Heere Jezus naar Zichzelf. Hij is hét Zaad dat nieuw en onvergankelijk leven tot stand heeft gebracht.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Het Wonder van het Zaad'

Van kruis naar kroon

Bij de woorden 'kruis' en 'kroon' denken we al gauw aan de tweeledige komst van de Heere Jezus Christus. Hij kwam om als Dienstknecht van de Heere te lijden en zal komen om als Koning te heersen.
In het Nieuwe Testament wordt het Griekse woord stefanos vertaald met krans, kroon en de naam Stefanus. De eerste vier teksten waar het voorkomt, hebben elk te maken met de doornenkroon en dus het lijden van onze Heiland. Zo bezien had de titel van dit boekje ook kunnen luiden: van kroon naar kroon. De laatste tekst met stefanos gaat over de gouden kroon die de Heere Jezus eenmaal zal dragen. Ook voor de gelovigen zijn er kronen: de kroon van het leven, de kroon van heerlijkheid en de kroon van de rechtvaardigheid.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Van kruis naar kroon'

Het Getuigenis van de Sterren - 3e druk

Dit is een opmerkelijk boek! Het geeft een schitterende uiteenzetting van Bijbelse waarheden aan de hand van de sterren en de sterrenbeelden. Daar waar door astrologie en horoscopen een sluier is komen te liggen over de werkelijke betekenis van deze hemellichamen, gaat dit boek uit van het heldere feit dat God de Schepper ervan is!

We zijn blij met de verschijning van deze derde druk. De eerste druk verscheen in 1999 als vertaling van de Engelse uitgave The Witness of the Stars, die stamt uit 1893. Dit boek is een standaardwerk dat als basis is gebruikt voor vele later verschenen boeken over de sterren(beelden).
Een mooi boek om erbij te hebben tijdens je vakantie, wanneer je op een heldere avond de sterrenhemel bekijkt! "De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt het werk Zijner handen ..." (Ps. 19:2; N.B.G.-'51-vertaling).

Meer info & bestellen 'Het Getuigenis van de Sterren'