Ontkennen
Verloochenen is ontkennen: "En Jezus zei: Wie is het die Mij heeft aangeraakt? Toen zij het allen ontkenden, zeiden Petrus en die bij hem waren: Meester, de menigte duwt tegen U aan en verdringt U, en U zegt: Wie is het die Mij aangeraakt heeft?" (Luk. 8:45). Je zegt in feite nee op een vraag die gesteld wordt.
Weigeren
Verloochenen kan ook een positieve uitwerking hebben: "Door het geloof heeft Mozes, toen hij groot geworden was, geweigerd een zoon van de dochter van de farao genoemd te worden. Hij koos ervoor liever met het volk van God slecht behandeld te worden dan voor een ogenblik het genot van de zonde te hebben" (Hebr. 11:24-25).
De reden voor het weigeren staat in het volgende vers "Hij beschouwde de smaad van Christus als grotere rijkdom dan de schatten in Egypte, want hij had het loon voor ogen" (Hebr. 11:26).
Smaad en lijden is vaak het deel van de gelovige, maar iedere gelovige, in welke tijd van Gods plan hij ook leeft, kan een beloning ontvangen als hij aan zijn roeping gehoor geeft.
Verloochenen in de Evangeliën
"Maar wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal Ik ook verloochenen voor Mijn Vader, Die in de hemelen is" (Matt. 10:33).
In de Evangeliën is de rode draad: het koninkrijk (der hemelen / van God) staat op aanbreken. Alleen al in Mattheüs komt het woord Koninkrijk 50 keer voor en in totaal 107 keer.
In Mattheüs 10 gaat het over de uitzending van de 12 discipelen. Predik dan: “Het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen” (Matt. 10:7b). Door het ongeloof van het volk is de komst van het Koninkrijk uitgesteld.
In de toekomst zullen er weer discipelen uitgaan met dezelfde boodschap van bekering, gepaard gaande met wonderen. De keerzijde is dat zij uitermate verdrukt zullen worden, gehaat omwille van Zijn naam, ja zelfs gedood worden om hun getuigenis. De belofte is dat ze niet bevreesd hoeven te zijn, de Heere geeft de woorden in hun mond (vs. 19) en al hun hoofdharen zijn geteld (vs. 30). Het gaat om het vertrouwen op de beloften van de Heere en "... wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden" (Matt. 10:22b). Het ontkennen van de Heere voor de mensen heeft dus een immense consequentie.
Petrus
Voorafgaand aan de kruisiging voorzegt de Heere dat allen aanstoot aan Hem zouden nemen (Matt. 26:31). "Maar Petrus antwoordde Hem en zei: Al zouden zij ook allen aanstoot aan U nemen, ik zal nooit aanstoot aan U nemen. Jezus zei tegen hem: Voorwaar, Ik zeg u dat u in deze nacht, voordat de haan gekraaid zal hebben, Mij driemaal zult verloochenen" (Matt. 26:33-34).
Petrus meende het oprecht, maar overschatte zichzelf. Hij ging in tegen het woord van de Heere Jezus en dacht beter te zijn dan de andere discipelen. Uiteindelijk huilde hij bitter (Matt. 26:75).
Het mag ons leren niet in eigen kracht te gaan en laten we niet te snel zeggen, dat we dat niet doen! De Heere kent de gelovige, maar laat in dit geval niet onbesproken wat er gebeurd is. In Johannes 21 lezen we dat de Heere driemaal aan Petrus vraagt of hij Hem liefheeft. Petrus, haantje de voorste, is bedroefd, maar in de leerschool van het geloof helpt het hem verder. Er wacht hem een taak, hij mag de schapen van Israël weiden, d.w.z. voeden, zoals te lezen is in de Handelingen en in zijn brieven.
Regeren
"Dit is een betrouwbaar woord. Want als wij met Hem gestorven zijn, zullen wij ook met Hem leven. Als wij volharden, zullen wij ook met Hem regeren. Als wij Hem verloochenen, zal Hij ons ook verloochenen. Als wij ontrouw zijn, blijft Hij getrouw. Hij kan Zichzelf niet verloochenen" (2 Tim. 2:11-12).
Ons sterven met Hem is voor ons het ontvangen van het leven, dat is genade. Dat feit ligt vast, wat een rustgevende heerlijke zekerheid! Maar er is méér. Het volharden betekent: trouw zijn aan de boodschap met betrekking tot het Lichaam van Christus, dat is waardig wandelen in onze roeping. Na de goede strijd gestreden te hebben in volharding, mogen we regeren met Hem. Als de goede strijd niet is gestreden, hebben we Hem verloochend en zal Hij ons ontkennen en verliezen we de prijs.
Laten we elkaar aansporen om ons uit te strekken naar de prijs.
"Maar één ding doe ik: vergetend wat achter is, mij uitstrekkend naar wat voor is, jaag ik naar het doel: de prijs van de roeping van God, die van boven is, in Christus Jezus" (Fil. 3:14).