In 1 Korintiërs 10 wordt iets gezegd over de ervaringen van de kinderen Israëls in de woestijn. Daar staat vermeld, dat zij "dronken uit een geestelijke rots, welke met hen medeging, en die rots was de Christus." (vers 4) Het is opvallend, dat Paulus hier zonder enige nadere verklaring zegt, dat de rots een type is van Christus. Dat betekent dus, dat als wij ergens in een Bijbelverhaal een rots tegenkomen, we ons kunnen afvragen: wat leert deze rots mij over de Christus?
Gebrek aan water
In Exodus 17 vinden wij zo'n geschiedenis, waarin de rots een belangrijke rol speelt in combinatie met water. Mozes was met het volk Israël in de woestijn Sin, toen er gebrek aan water kwam. De HERE Zelf voorziet dan in de nood van het volk: "Zie, Ik zal daar voor u op de rots bij Horeb staan; dan zult gij op de rots slaan en daaruit zal water tevoorschijn komen, zodat het volk kan drinken. En Mozes deed alzo voor de ogen der oudsten van Israël." (vers 6) De HERE vereenzelvigt Zich hier dus met de rots. Als Mozes op de rots slaat, dan slaat hij dus eigenlijk... de HERE! Het resultaat is: water, de eerste levensbehoefte van de mens. Wij mogen hierin een geweldig type vinden van de Here Jezus, de geslagen Rots, temeer ook, omdat dit op andere plaatsen in de Bijbel wordt bevestigd. Jesaja 53 spreekt profetisch over de lijdende Knecht des HEREN, van Wie gezegd wordt: "...wij echter hielden Hem voor een geplaagde, een door God geslagene en verdrukte" (vers 4); Zacharia 13:7 zegt eveneens profetisch van de Messias: "...sla die Herder, zodat de schapen verstrooid worden..." In Johannes 7:37-39 getuigt de Heiland van het levende water: "En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke! Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. Dit zeide Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden; want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was."
Het was de laatste dag van het Loofhuttenfeest, dat Jezus deze woorden sprak. Hij is de Rost waaruit water tevoorschijn komt: beeld van de Geest (des levens) die uit Hem voortkomt en uitgestort wordt in het hart van de gelovige.
Heerlijkheid
In Exodus 33 vraagt Mozes de heerlijkheid des HEREN te zien. De Here God kan dat niet zonder meer toestaan, want "geen mens zal Mij zien en leven." (vers 20) Dan voorziet de HERE in een oplossing: "Zie, bij Mij is een plaats, waar gij op de rots kunt staan; wanneer mijn heerlijkheid aan u voorbijgaat, zal Ik u in de rotsholte zetten en u met Mijn hand bedekken, totdat Ik ben voorbijgegaan. Dan zal Ik Mijn hand wegnemen en zult gij Mij van achteren zien, maar Mijn aangezicht zal niet gezien worden." (vers 21-23)
Hier is de rots dus de plaats waar de mens (in dit geval Mozes) kan staan zonder verteerd te worden door de majesteit en luister van de Almachtige. Geweldig type van Christus, dé Rots! Hij is het Fundament waarop wij mogen staan, in Wie wij veilig zijn, en tot God mogen naderen. Gelovigen zijn "levend voor God in Christus Jezus" (Rom.6:11b).
De Rots voorziet dus niet alleen in het noodzakelijke water, maar is ook het Fundament, waarop ons leven gebouwd is.
Mozes ongehoorzaam
In Numeri 20 lezen wij, dat de rots bij een andere gelegenheid opnieuw geslagen werd. Alleen, dat was niet naar de wil van God. Mozes kreeg daar de opdracht om slechts tot de rots te spreken. In plaats daarvan sloeg hij de rots tweemaal, met als resultaat dat er water uit kwam. De HERE voorzag dus, ondanks deze ongehoorzaamheid, in de nood van het volk. Een teken van de goedertierenheid Gods, die eigenlijk tot boetvaardigheid zou moeten leiden (vgl. Rom.2:4).
Tot Mozes en Aäron zegt de HERE dan: "Aangezien gij op Mij niet vertrouwd hebt en Mij ten aanschouwen van de Israëlieten niet geheiligd hebt, daarom zult gij deze gemeente niet brengen in het land, dat Ik hun geef."
Om twee redenen mocht Mozes dus niet met Israël het land binnengaan: Hij vertrouwde niet op de HERE, Die gezegd had: spreekt tot de rots, en hij heeft Hem niet geheiligd ten aanschouwen van de Israëlieten. Hij sloeg de rots tweemaal, en dat is in ieder geval één keer teveel! Eigenlijk bedierf hij het type van de geslagen Rots, want Christus hoefde slechts één keer geslagen te worden om een volkomen verlossing tot stand te brengen. Dat wordt later ook bevestigd: "...maar thans is Hij éénmaal... verschenen om door Zijn offer de zonde weg te doen" (Hebr. 9:26), en: "Want door één offerande heeft Hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden." (Hebr.10:14)
Water en vuur
Later, in Richteren 6, lezen wij over de roeping van Gideon als richter over Israël. Ziende op zijn eigen onmacht vraagt Gideon vertwijfeld: "Och, HERE, waarmee zal ik Israël verlossen?" (vers 15) En dan antwoordt de HERE hem: "Ik ben met u..." Vervolgens legt Gideon een gave neer voor de HERE, die Zich openbaart als "de Engel Gods": een geitebokje en ongezuurde broden. Nu ontvangt hij een machtig teken, zoals wij lezen in vers 20 en 21: "En de Engel Gods zeide tot hem: Neem het vlees en de ongezuurde broden en leg ze op deze rots en giet het vleesnat uit. En hij deed dat. Toen strekte de Engel des HEREN de staf die hij in de hand hield, uit en raakte met het uiteinde het vlees en en de ongezuurde broden aan; en vuur steeg op uit de rots en verteerde het vlees en de ongezuurde broden..."
'Vuur' spreekt in de Bijbel van oordeel, loutering. Hier komt dat vuur uit de rots als teken van de verlossing. Dit spreekt weer van een ander aspect van het offer van Christus. Hij droeg het oordeel van God in onze plaats, tot onze verlossing. Het wonder zit 'm natuurlijk vooral in het feit, dat Gideon het vleesnat moest uitgoeten over het offer. Dat vinden we later ook terug bij Elia, als hij op de Karmel is (zie 1 Kon. 18). Eerst moest hij het offer driemaal met water overgieten en dan doet God het vuur neerdalen van de hemel. God gebruikt water en vuur om Zichzelf te verheerlijken!
De Engel des HEREN vaart op in het vuur
In Richteren 13 lezen wij, dat de ouders van Simson een ontmoeting hebben met de Engel des HEREN. Als zij vragen naar Zijn naam, dan antwoordt de Engel: "Waarom vraagt gij toch naar mijn naam? Immers, die is wonderbaar." (zie Richt.13:18)
Onmiddelijk denken wij bij het horen van deze naam aan Jesaja 9, vers 5 (SV): "Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op zijn schouder en men noemt Zijn Naam Wonderbaar, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst."
Wij begrijpen dus om wie het gaat in Richteren 13, namelijk om de Here Zelf, en dat blijkt ook uit de rest van de gebeurtenissen, zoals wij verder lezen: "Daarop nam Manoach een geitebokje en een spijsoffer en offerde dit op een rots aan de HERE. Toen deed Hij een wonder, terwijl Manoach en zijn vrouw toezagen. Terwijl de vlam van het altaar omhoog steeg naar de hemel, voer de Engel des HEREN op in de vlam van het altaar. Toen Manoach en zijn vrouw dit zagen, wierpen zij zich op hun aangezicht ter aarde." (vers 19, 20)
Ook deze geschiedenis zit vol met typen, of schaduwbeelden van Christus. Het brandoffer en het spijsoffer tonen ons de Heiland in Zijn volmaakte "mens-zijn": Hij is ons in alles gelijk geworden, doch zondigde niet. In Hem was geen zonde. Samengenomen prediken deze offers de volkomen gehoorzaamheid van de Heiland. Als de Here Jezus gevraagd wordt wat het grote gebod in de Wet is, dan luidt het antwoord: "Gij zult de Here uw God liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het grote en eerste gebod. Het tweede, daaraan gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangt de ganse Wet en de profeten'" (Matt. 22 :37-40)
Christus was in Zijn leven en sterven volkomen gehoorzaam en verheerlijkte God daarin. Manoach bracht deze offerande op een rots, en de Engel des HEREN vaart op in de vlam. Het offer van Christus was een liefelijke reuk voor God!
Terugkerend naar 1 Korintiërs 10 leren wij dus van de apostel Paulus, dat die oude geschiedenissen van Israëls omzwervingen door de woestijn rijke lessen bevatten. In al deze gebeurtenissen (en in vele andere) vinden wij steeds weer dezelfde boodschap terug: De HERE (Ik ben) is de Verlosser (Jezus), de Christus, de Zoon des welbehagens! In bovengenoemde voorbeelden zien de rots nu eens in combinatie met water, dan weer in combinatie met vuur, soms met beide. Water staat voor Geest en leven; vuur voor Geest en oordeel. De Here Jezus begon zijn bediening op aarde met de doop in de Jordaan, waar de Geest op Hem neerdaalde als een duif. Hij eindigde Zijn dienst in het oordeel, toen Hij op Golgotha stierf voor onze zonden. In Hebreeën 9:14 staat dat Christus zichzelf door de eeuwige Geest als een smetteloos offer aan God gebracht heeft. Zo is Hij, ook voor ons, een oorzaak van eeuwig heil geworden. Wij mogen er van genieten door de Geest die in ons woont en ons voorziet van het levende water in het Woord van God!