Het getal 5
'50' is een veelvoud van 5, het getal van de genade. In het Hebreeuws hebben zijn de letters van het alfabet ook cijfers. De 1e letter - Aleph - staat voor het cijfer 1, de 2e letter - Beth - voor 2, etc. Het getal 5 correspondeert met de vijfde letter van het Hebreeuwse alfabet, de letter 'hee'. Het woord 'hee' betekent 'venster'. Dit is een opening in een muur, zodat er licht naar binnen komt. Tegelijkertijd kun je er door naar buiten kijken. Het wijst dus op uitzicht. Je kunt verder kijken dan de ruimte waarin je je bevindt. En dat niet alleen, je kunt er ook door naar buiten. Er zijn geschiedenissen in de Bijbel waarin mensen door het venster bevrijd worden. Denk aan de verspieders in het huis van Rachab (Jozua 2) en de apostel Paulus (Hand. 9).
In de letter hee zelf - ה - is die opening overigens ook terug te vinden, aan de linkerkant. De opening van de hee geeft dus als het ware vanuit het oosten uitzicht op het westen. Oftewel, en zo wordt het Hebreeuws ook geschreven, van rechts naar links. Het oosten (rechts) is de kant van de opgang der zon en staat voor oorsprong. In het westen (links) gaat de zon onder en wist dus op het einde (of de voleinding).
Dit is mooi terug te zien in de geschiedenis van Abraham, die overigens ook weer iets te maken heeft met het getal 50! (zie woordstudie op pagina 10)
Abram woonde in Ur (het oosten) en werd geroepen om naar het land Kanaän te gaan (het westen). God bood hem uitzicht op een nieuw land, waarin hij (en zijn nageslacht) zou wonen. De Bijbel spreekt in dit verband over het beloofde land. Merkwaardig is dat als God een verbond sluit met Abram, waarbij Hij hem ook een zoon belooft, dan verandert de HERE hun namen. Abram en Saraï krijgen van God allebei de letter hee in hun naam toegevoegd. Abram wordt Abra-h-am en Saraï wordt Sara-h. God is hen genadig. Hij belooft voor hen te zullen zorgen. Hij belooft hen te zegenen. Hij geeft hen uitzicht op nageslacht. Van dat uitzicht heeft Abraham later ook getuigd (zie Hebr. 11).
Het getal 5 spreekt dus van genade. Gelovigen zijn 'door genade behouden' (Efe. 2). God schenkt hen nieuw leven en geeft hen uitzicht op Zijn heerlijkheid. Zij zijn geroepen uit de duisternis en wandelen in het licht van Zijn beloften. Ze leven als pelgrims in deze wereld (die gekenmerkt wordt door het getal 4) en zijn op weg naar het 'beloofde land'. Dat is het einde voor hen, de vervulling van alle beloften in grote jubel en vreugde.
Het getal 8
Aardig is dat dit 50e nummer van AMEN acht jaar later uitkomt dan het 1e nummer. Daarom een paar opmerkingen over het getal 8, dat overigens ook in verbinding staat met het getal 50.
Na de reeks van 7 begint een nieuwe reeks met het getal 8. Een nieuw begin dus. Denk aan de toonladder. Die begint met Do en eindigt met Do, maar dan wel op een hoger niveau, een octaaf hoger.
Het Hebreeuwse woord voor 'acht' is: 'she'monah', afgeleid van een werkwoord, dat betekent: vet maken, overvloedig maken. Als zelfstandig naamwoord kan het ook worden opgevat als 'zeer vruchtbaar'. Het woord 'shemen' is verwant en betekent: 'olie'. Olie werd gebruikt om een koning of priester te zalven (vgl. Exod. 30:30, 1 Sam.16:11-13).
Je zou dus kunnen zeggen dat in het Hebreeuwse woord 'acht' het zalven met olie verborgen ligt. De 8e letter in het Hebreeuwse alfabet is de letter 'cheeth': ח en staat dus voor het getal 8. Het Hebreeuwse 'Massiach' (Gezalfde) eindigt met de 'cheeth', getalsmatig op de '8' dus. In het Grieks is het woord voor Gezalfde: Christus. De Messias, d.i. de Christus is: Jezus. En de getalswaarde van de Griekse naam Iesous is: 888.
In Handelingen 2:36 zegt Petrus: "Dus moet ook het ganse huis Israëls zeker weten, dat God Hem èn tot Here èn tot Christus gemaakt heeft, deze Jezus, die gij gekruisigd hebt." Jezus is de Christus, de Gezalfde. Deze titels 'Here' en 'Christus' hebben dus hun volle betekenis gekregen door de opstanding van de Gekruisigde. De opstanding betekent: een nieuw begin, nieuw leven, een nieuwe schepping. Het volbrachte werk van de Gezalfde is uitermate vruchtbaar! Het getal 8 spreekt dus niet alleen van een nieuw begin, maar ook van de overvloed die daaruit voortvloeit. In Johannes 10:10 zegt de Here Jezus: "Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed." Die overvloed wordt ook weergegeven in de bekende Psalm 23. Deze psalm sluit aan op de 'lijdenspsalm' 22 die begint met de kruiswoorden van de Heiland. Psalm 22 spreekt over de Herder die Zijn leven inzette voor Zijn schapen. Psalm 23 spreekt over de opgestane Herder, die Zijn schapen uit de 'schaapskooi' leidt en in grazige weiden brengt: "De HERE is mijn Herder, mij ontbreekt niets." En vers 5b zegt dan: "Gij zalft mijn hoofd met olie, mijn beker vloeit over."
De opstanding van Christus vond plaats op de 8e dag, namelijk na de sabbat, de zevende dag.
De besnijdenis die op Goddelijk bevel moest plaatsvinden op de 8e dag (Gen. 17:12, 21:4) is een type van wedergeboorte en dus van opstanding uit de dood. Er zijn voorbeelden in de Bijbel te vinden, waarin het getal 8 te maken heeft met dat wat na de dood plaatsvindt. 1. Acht keer sprak de HERE met Abraham over het verbond en de beloften (Gen. 12:1-3; :7; 13:14-17; 15:13-21; 17:1-22; 18:9-15; 21:12; 22:15-18). Zeven keer voordat Izak op het altaar werd gelegd, en de achtste keer nadat Abraham hem 'bij wijze van spreken' uit de doden heeft teruggekregen (Hebr. 11: 18-19).
2. In het Johannes-evangelie worden acht tekenen beschreven, die de Here Jezus deed. Zeven vóór Zijn dood en de achtste na Zijn opstanding.
Ook vermeldenswaard is nog, dat David de achtste zoon van Isaï was (1 Sam. 16:6 e.v.), terwijl Salomo de achtste zoon van David was (zie 2 Sam. 3:2-5, 11:27 en 12:24). David betekent: geliefde en Salomo werd door God Jedidja genoemd, hetgeen betekent: door de HERE geliefd. Beiden zijn een type van de Zoon van God, de Geliefde, de Here Jezus Christus.
Een aantal keren wordt in de Bijbel over de 8e dag gesproken:
- Het is de dag van de besnijdenis
- Volgens Exodus 22:30 moesten de eerstgeborenen van het vee op de 8e dag aan de HERE gegeven worden.
- Het laatste van de zeven feesten in Leviticus 23 is het Loofhuttenfeest, waarop Israël vrolijk moest zijn voor het aangezicht des HEREN "zeven dagen lang" (vs. 40). Toch blijkt er nog een 8e dag aan dit feest te worden vastgeplakt, door de Joden genoemd: Sj'mini (achtste) 'Astèret' (slotfeest). Een extra vrije dag dus. In Johannes 7: 37 wordt dit de "laatste, de grote dag van het feest" genoemd (vgl. ook Neh. 8:19). Het Loofhuttenfeest (Hebr. 'sukkoth') wordt gevierd in de zevende maand en duurde dus zeven à acht dagen. Enerzijds is het de afsluiting, namelijk een dankweek vor de oogst. Anderzijds geeft die toegevoegde 8e dag iets aan van een vervolg, een opmaat naar nog iets groters. Het loofhuttenfeest kan dan ook gezien worden als de voorbode van het jubeljaar, het 50e jaar waarin de volkomen verlossing getypeerd wordt. Het wijst heen naar de voleinding, de verschijning van de verheerlijkte Christus en de komst van het vrederijk. Er zijn overigens goede redenen om aan te nemen, dat de Here Jezus geboren is in de zevende maand, tijdens het Loofhuttenfeest. De engel kon dan ook tijdens dit feest van vreugde tegen de herders zeggen: "Weest niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die heel het volk zal ten deel vallen: u is heden de Heialnd geboren, namelijk Christus, de Here, in de stad van David." (Luk. 2:11)
- Op de 8e dag besteeg de Here Jezus de berg, samen met Petrus, Jakobus en Johannes. Op die berg werd de Zoon des mensen veranderd in een verheerlijkte gestalte (Luk.9:28 e.v.)
- Op de 8e dag na Zijn opstanding verscheen de Here aan Tomas en de andere discipelen (Joh. 20: 26)
Het getal 50
Uit het voorgaande moge blijken, dat de getallen 8 en 50 in elkaars verlengde liggen. Waar 8 dus komt na de 7 en staat voor een nieuw begin, daar is 50 de ultieme vervulling van dat begin (komt na 7 x 7). Het getal spreekt van datgene waar de opstanding op uitloopt: volkomen verlossing, vrijheid en overvloed. Oftewel: de nieuwe schepping zoals die tot volmaaktheid komt in de vervulling van al Gods plannen.
Waar de 5 spreekt van genade, licht en uitzicht, daar duidt het getal 50 (10 x 5) op een veelvoud van die dingen. In Leviticus 25 geeft de HERE opdracht om het vijftigste jaar te heiligen en vrijheid uit te roepen voor ale inwoners van het land. Het moest een jubeljaar voor hen zijn. Daarom noemt men '50' wel het getal van jubel of bevrijding. Het wijst op de volkomen vrijheid en vreugde, die komt na de voleinding van een periode. Zeven maal zeven is 49. Dat is dus het kwadraat van de volkomenheid. Hiermee is de uiterste grens bereikt; de grens van deze wereld, van gebondenheid, van slavernij, van het wachten, en dergelijke. Na de opstanding van Christus moesten de discipelen 49 dagen wachten totdat Gods Geest over hen werd uitgestort op de vijftigste dag. De genade werd op dat moment overvloedig in gaven, zoals de Geest die toedeelde. 'En de Geest doorbreekt de grenzen, die door mensen zijn gemaakt', zegt een lied.
Het mag eigenlijk geen toeval heten, dat Psalm 50 (zie artikel op pagina 11) eindigt met de woorden: "Wie lof offert, eert Mij, en baant de weg, dat Ik hem Gods heil doe zien." Daar eindigt de weg: in het zien van Gods heil. Dat uitzicht is de vreugde van Gods kinderen. Door deze wereld heen zijn zij op weg naar het 'jubeljaar'. De tegenwoordige wereld wordt gekenmerkt door het lijden, zoals Paulus schrijft in Romeinen 8. Maar hij haast zich erbij te zeggen, dat "...het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die over ons geopenbaard zal worden."
Als we over het lijden heen zijn, rest alleen nog maar heerlijkheid. Een compleet nieuwe dimensie, waarin slechts plaats is voor jubel en vreugde in de Here.
De Hebreeuwse letter 'nun'
De letter נ , en aan het einde van een woord:ן ( nun of noen) heeft als getalswaarde 50. Het is de veertiende (2 x 7) letter van het Hebreeuwse alfabet, te vergelijken met onze 'n'. Het woord 'nun' komt vele keren voor als naam voor de vader van Jozua (zie kader).
In Psalm 72:17 is het als werkwoord vertaald met 'bloeien' (NBG) en 'voortgepland worden' (SV). Het woord heeft dus in ieder geval te maken met vruchtbaarheid, vermenigvuldiging, overvloed.
Het woord 'nun' betekent: vis. Aardig is dat de nun in het alfabet na de 'mem' komt (onze 'm'), die als getalswaarde 40 heeft. 'Mem' betekent: wateren. Wateren hebben alles te maken met vissen. Ze zwemmen erin en komen er uit voort als ze gevangen worden. De Bijbel spreekt over een paar wonderlijke visvangsten. Bijvoorbeeld in Johannes 21. Als de discipelen het net aan de rechterkant van het schip uitgooien, op advies van de Here Jezus, is de vangst boven verwachting: 153 grote vissen, of. zoals de Griekse tekst dit getal weergeeft: ekaton pentakonta trioon = 100-50-3. Ongetwijfeld heeft het noemen van dit exacte aantal ook weer z'n betekenis. Men heeft in de loop der tijd al vele berekeningen losgelaten op dit getal en daar zitten merkwaardige uitkomsten bij. Twee ervan vermelden we hier. De uitdrukking 'zonen Gods' in het Hebreeuws heeft een getalswaarde (de waarden van alle letters bij elkaar opgeteld) van 153. Het begrip 'zoon' betekent 'erfgenaam'. Je zou dus kunnen zeggen, dat de 'erfgenamen van God' verborgen zitten in het getal 153. Het Griekse woord voor vis is 'ichthus' (waarschijnlijk wel bekend van het 'ichthus-teken'). Het meervoud ervan heeft een getalswaarde van 1224, dat is 8 x 153. Zo zijn er nog vele voorbeelden te vinden, waarin het getal 153 terugkomt. Het geeft in ieder geval volgens Johannes 21 de totale visvangst aan van dat moment. Wellicht dat hierin een heenwijzing ligt opgesloten naar het resultaat van Gods verlossingswerk voor Israël en de volkeren in de eindtijd: de volheid van hen die als erfgenamen delen in de erfenis van de Zoon.
Wie aan een vis (in het water) denkt, komt ook al gauw terecht bij Jona. Het verblijf van Jona in de vis betekende zowel zijn 'dood' als 'opstanding'. Op de derde dag immers kwam Jona weer 'tot leven' en werd door de vis op het land gespuwd. Jona is in deze wonderlijke gebeurtenis niet alleen een type van Christus, maar ook van Israël, dat zich in de wateren (beeld van de volkeren) bevindt om op de derde dag te herleven (Hos. 6). De vis zal dus op enig moment boven water komen en dat betekent een nieuw begin, verlossing. Dat betekende het voor deze aarde, die immers tevoorschijn kwam uit het water (Gen. 1). Dat betekende het voor Noach, die als het ware uit het water gehaald is en een nieuwe toekomst tegemoet ging na de zondvloed. Het Hebreeuwse woord voor 'ark' ('teba') wordt ook gebruikt voor het biezen mandje waarin de baby Mozes lag, toen hij uit het water van de Nijl gehaald werd. De naam Mozes betekent: 'uit (het water) getrokken'. Uiteraard heeft de doop in water dezelfde boodschap in zich: iemand verrijst uit het water als teken van een nieuw begin, een nieuw leven, klaar om het Koninkrijk Gods binnen te gaan.