In de oorspronkelijke taal van het Nieuwe Testament is het woord voor vijftig afgeleid van het Griekse pente. Denk aan het Amerikaanse ministerie van defensie, dat ook wel kortweg 'het pentagon' genoemd wordt, naar het vijfhoekige gebouw waar het in huist. Het woord voor 'vijftig' is pentekonte. In Marcus 6:40, Lucas 7:41, 9:14, 16:6 en Johannes 8:57 staat het op zichzelf en in Johannes 21:11 en Handelingen 13:20 wordt het samen met andere getallen gebruikt. In Johannes 21:11 gaat het over de wonderbaarlijke visvangst. Honderdrieënvijftig grote vissen werden er gevangen, toen de opgestane Heer tegen de vissende discipelen zei, dat ze het over een andere boeg moesten gooien. Letterlijk zegt dit vers dat er 'honderd-vijftig-drie' vissen gevangen werden.
Handelingen 13:20 gaat over de vierhonderd en vijftig jaren waarin er richters waren in het land.
Abraham gezien
Algemeen bekend is het 'volksritueel', dat er bij mensen die vijftig worden een 'Abraham'-pop (of in het geval van een dame, een 'Sara'-pop) in de tuin wordt gezet. Zij hebben immers 'Abraham (of Sara) gezien'.
De oorsprong van dit gebruik vinden we in Johannes 8:57, waar staat: "Gij zijt nog geen vijftig jaar en hebt Gij Abraham gezien?" Deze vraag wordt door de Joden aan de Here Jezus gesteld aan het slot van een discussie. De inleiding tot dit gesprek, staat in vers 30: "Toen Hij dit sprak, geloofden velen in Hem." Het volgende vers vermeldt dan dat de Here Zich juist tot deze 'gelovigen' richt en hen bepaalt bij de werkelijke vrijheid; vrijheid van zonde. Als weerwoord zeggen ze: "Wij zijn Abrahams nageslacht en zijn nooit iemands slaven geweest; hoe zegt Gij dan: gij zult vrij worden?"
In vers 37 zegt Hij: "Ik weet, dat gij Abrahams nageslacht zijt; maar gij tracht Mij te doden, omdat Mijn Woord bij u geen plaats vindt". Let wel, dat de Heiland hier nog steeds spreekt tot "Joden, die in Hem geloofden"! Wanneer het Woord geen plaats vindt, kun je er niet naar horen (vgl. vs. 43). Tot hen die meenden Abraham als hun vader te mogen toeëigenen, klinken dan die woorden uit vers 44: "Gij hebt de duivel tot vader ..." Feitelijk geldt dit immers voor elke slaaf der zonde! Voor deze Joden geldt dat zij naar het vlees inderdaad Abrahams nageslacht zijn, maar hem zeker niet in het geloof - zodat zij de Here God hun hemelse Vader mochten noemen -gevolgd zijn.
Hierna neemt het gesprek een dramatische wending. In plaats dat de Joden zich in positieve zin aangesproken voelen en tot overgave komen, zeggen zij de Heer, dat Hij bezeten is (vs. 48 en 52). In wezen is hier sprake van lastering tegen de Heilige Geest (vgl. Marc. 3:29 en 30).
Het gesprek eindigt met de volgende verzen: "Uw vader Abraham heeft zich erop verheugd Mijn dag te zien en hij heeft die gezien en zich verblijd. De Joden dan zeiden tot Hem: Gij zijt nog geen vijftig jaar en hebt Gij Abraham gezien? Jezus zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Eer Abraham was, ben Ik." (vs. 56-58)
Het zien van iemands dag wil zeggen, dat je die persoon zelf ziet (zie bijv. Job 24:1 (Statenvertaling); vgl. Luc. 17:22). Het is de dag of het zijn de dagen waarop iemand aanwezig is. Wat de Heer hier zegt, is dat Abraham gedurende zijn leven Hem gezien heeft. Hierbij kunnen we denken aan de verschillende ontmoetingen die Abraham had met de HERE (bijv. Gen. 17:1 e.v. en 18:1-33).
Dat de Heer dit in vers 56 inderdaad bedoelde en niet een profetisch visioen van de dag van de (weder)komst van Christus, zoals Abraham dat volgens sommige uitleggers gehad zou hebben, blijkt wel uit de reactie van de Joden in vers 57. Zij vragen onmiddellijk en enigszins cynisch: "Gij zijt nog geen vijftig jaar en hebt Gij Abraham gezien?". 'Bent U dan zo oud, dat U Abraham nog meegemaakt hebt, tijdens zijn leven?' Dus niet: 'Heeft Abraham U gezien?'
De Heer zegt vervolgens dat Hij er zelfs al was vóór Abraham bestond: "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Eer Abraham was, ben Ik."
Pinksteren
Behalve over 'vijftig jaar' wordt er ook over 'vijftig dagen' gesproken. We vinden dit echter niet zo weergegeven in onze vertalingen. Het Griekse woord dat in dit verband gebruikt wordt, is pentekoste. Dit woord zit ook in de Engelse benaming 'Pentecostal Church', pinkstergemeente. Het Nieuwe Testament gebruikt dit woord slechts driemaal en telkens in verband met de Pinksterdag. In 1 Korintïers 8:6 schrijft Paulus: "Maar ik zal nog tot Pinksteren te Efeze blijven." Letterlijk staat er: 'ik zal nog tot de vijftigste te Efeze blijven'. In de twee overige teksten vermeldt de grondtekst bovendien het woord 'dagen': "En toen de Pinksterdag aanbrak, waren allen tezamen bijeen" (Hand. 2:1) en "... want hij (Paulus) haastte zich om, zo mogelijk, op de Pinksterdag te Jeruzalem te zijn." (Hand. 20:16)
Deze Pinksterdag markeert het einde van de vijftig dagen na het feest der Eerstelingen (Lev. 23:10-16). Het pinksterfeest, of het feest der weken, maakte deel uit van de zeven feesten des HEREN, die Hij aan 'de zonen van Israël' (letterlijk) had gegeven (zie bijv. Lev. 23:2). Al deze feesten waren dus aan de zonen van Israël (dat zijn de twaalf stammen van Israël) gegeven. Ook de vervulling in Christus van deze feesten vindt onder Israël plaats. Dat kunnen we zien omdat de eerste vier feesten die vervulling al hebben gehad, tot en met het Pinksterfeest in Handelingen 2 aan toe. Het waren daar slechts Israëlieten op wie God Zijn geest uitstortte en het waren slechts "mannen van Israël" (vs. 22) die er bij aanwezig waren en de gevolgen met eigen ogen en oren aanschouwden en aanhoorden.