De encyclopedie van Oosthoek vermeldt over de betekenis van de naam: "Degene die nog geen familienaam had werd verplicht er één aan te nemen. Wettige en door de vader erkende kinderen dragen de (achter)naam van de vader.
Een vondeling kan op niemands naam aanspraak maken; de ambtenaar van de burgelijke stand bij wie aangifte wordt gedaan moet aan de koning(in) verzoeken naam en familienaam aan het kind te geven.
De vrouw houdt haar eigen familienaam in het huwelijk, al wordt ter nadere aanduiding veelal de naam van de man bijgevoegd. Het onbevoegd gebruiken van een naam is ongeoorloofd.
Bij alle officiele akten dient de familienaam te worden vermeld van de handelende personen. Het veranderen van een naam is niet geoorloofd zonder toestemming van de koning(in) en evenmin het voegen van een andere naam bij de zijne."
De naam van God
Het woord ‘God’ is geen naam, maar een titel. Rr wordt in de Bijbel gesproken over goden. God wordt met verschillende namen aangeduid. Een Jood zal echter nooit de naam van God uitspreken; men spreekt van: 'De Naam' (vgl. 3 Joh. :7) oftewel in het Hebreeuws: ‘Ha Shem’
In Leviticus 24:16 staat: "...die de naam des HEREN gelasterd zal hebben zal zeker gedood worden." En verderop: "...als hij de Naam gelasterd zal hebben, hij zal gedood worden."
In Exodus 3:14 vraagt Mozes aan God hoe 'Zijn Naam' is.
God antwoordt dan: "Ik ben, die Ik ben" en in vers 15: "De HERE, de God uwer vaderen, de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jakob, heeft mij tot u gezonden; dit is Mijn Naam voor eeuwig en zo wil ik aangeroepen worden van geslacht tot geslacht."
God antwoordt dus op niet mis te verstane wijze aan Mozes hoe Hij wenst te worden genoemd: ‘Ik ben’. ‘HERE’ is de vertaling van JEHOWAH of JAHWEH.
In de Hebreeuwse taal worden alleen de medeklinkers opgeschreven; de klinkers worden door de lezer erbij (ertussen) gevoegd. Er staat dus in het Hebreeuws: ‘JHWH’.
‘Jehowah’ en ‘Jahweh’ zijn dus precies dezelfde woorden (= namen). Door het verschil in het plaatsen van de klinkers lijken er verschillen te ontstaan, die er dus niet echt zijn.
Namen van de Messias
Op diverse plaatsen in het Oude Testamen wordt uitvoerig aangekondigd dat er in de toekomst een Grote Koning zal geboren worden; een Koning die een aards Koninkrijk zal oprichten.
Eén van de bekendste aankondigingen staat in Jesaja 9:5 waar ook de namen (lees: het karakter) van die Koning staan beschreven: Wonderlijk; Raad; Sterke God; Vader der eeuwigheid; Vredevorst.
De betekenis van een naam
Iedere naam in de Bijbel heeft een betekenis. Dat is heel interessant, want dat kan een verhaal een extra dimensie geven. De eerste (mensen)naam die in de Bijbel wordt genoemd is die van Adam en betekent: ’rode (aarde)’ , zie Genesis 2:19.
Hij is door God geschapen uit het stof der aarde en wordt dan ook ‘uit de aarde aards‘ genoemd in 1 Korintiërs 15:47 in tegenstelling tot de tweede Mens, die is uit de hemel.
‘Rood’ is een aardse kleur, sterfelijk ook, want als in de herfst de bladeren van de bomen gaan verdorren, verkleuren ze eerst bruin-rood tot rood; pas dan vallen ze af en sterven.
Adam bleek ook zeer aards; in navolging van zijn vrouw, verviel hij al snel tot ongehoorzaamheid aan God en werd daardoor sterfelijk (zie Genesis 2:17).
Ook de naam van Jakob (bijvoorbeeld) is speciaal. Het betekent ‘hielenlichter’ en dat bleek hij later in zijn leven ook te zijn. Hij bedroog zijn vader en zijn broer om de zegen die behoorde bij degene die het eerst geboren werd (het zgn. eerstgeboorterecht).
De naam Jakob werd ontleend aan het feit dat hij de hiel vasthield van zijn tweelingbroer Esau (= ruig), die vlak vóór hem geboren werd.
In 1 Samuël 25:25 wordt een man bescheven die Nabal heet. Er staat: "Want zoals zijn naam is, is hij: Nabal heet hij en een dwaas is hij." De naam betekent dan ook: 'slecht' of 'dwaas’.
Nabal was dus net zo slecht en dwaas als zijn naam doet vermoeden.
Jezus Christus
Jezus van Nazareth werd tot Here en Christus gemaakt, zo lezen we in Handelingen 2:29-36. Hij was dat oorspronkelijk dus niet, maar Hij werd dat door Zijn glorieuze opstanding uit de dood.
De naam Jezus is een normale menselijke naam, die ook nu nog voor komt in veelal Spaans sprekende landen. Jezus is de Griekse verbastering van de Hebreeuwse naam Jehoshua en dat betekent: de HERE redt. Jezus van Nazareth wordt dus later Here en Christus. Christus betekent: ’Gezalfde’. Hij bleek de al eeuwen voorspelde Messias te zijn. Zijn volgelingen worden in Handelingen 11:26 voor het eerst ‘Christenen’ genoemd. Eigenlijk betekent dat in dit verband: ‘mede-gezalfden’, want God ziet ons in Christus aan. We zijn met Hem gestorven en met Hem opgestaan in een nieuw leven.
Bar-abbas of de echte zoon van de vader?
Pilatus maakte er zich wat al te gemakkelijk vanaf. Hij liet het volk kiezen tussen een moordenaar en Iemand die de mensheid zo intens liefhad dat Hij zichzelf ervoor opofferde. Het is natuurlijk wel heel bizar dat de naam Bar-abbas ‘zoon van de vader’ betekent! Daar stonden ze dan met z'n tweëen naast elkaar: Jezus, de Zoon van de Vader, en Bar-abbas, de zoon van een andere vader. En het opgehitste volk kon niet anders kiezen dan voor de 'zoon van de vader'!
Daniël en zijn vrienden
De naam Daniël betekent: Mijn rechter is God.
De namen van zijn drie lotgenoten waren: Chananja (= God is genade, Misaël (= Wie is als God?), en Azarja (God is hulp).
Alleen al in de betekenis van de namen van deze vier nakomelingen van Juda zit een prachtige boodschap. Of de overste der kamerlingen van koning Nebukadnezar, Aspenaz, deze betekenissen begrepen heeft weten we niet, maar hij zag wel aanleiding om alle vier van een andere naam te voorzien. Daniël krijgt voor het volk van Babel de naam Beltsassar, Chananja wordt Sadrach, Misaël wordt Mesach en Azarja wordt Abednego.
Beltsassar betekent: Beschermt het leven van de koning.
Sadrach betekent: Bevel van (de maangod) Aku.
Mesach betekent: Wie is als (de maangod) Aku.
Abednego betekent: Dienaar van (de god) Nebo.
Kan het triester en kortzichtiger? Doch deze vier getrouwen blijven God dienen in dit vreemde land. Hun leefomstandigheden zijn totaal veranderd, de omgangstaal is veranderd, iedereen noemt hen bij een afgodsnaam, maar ze blijven trouw aan de enige God en buigen niet voor een andere.
Adam geeft de dieren hun naam
Letterlijk staat er in Genesis 2, vers 19: "En de HERE God formeerde uit de aardbodem al het gedierte des velds en al het gevogelte des hemels. Ook bracht hij het (= alle dieren) tot de mens (=Adam) om te zien hoe deze het noemen zou; en zoals de mens elk levend wezen noemen zou, zo zou het heten."
Dat was nog een heel karwei voor Adam want er waren toen nog heel wat meer dieren dan vandaag. Alle torretjes en vliegen en vogels en mollen en tijgers kwamen dus aan Adam voorbij en hij bedacht een passende naam.
Een ‘naam’ hebben - mannen van naam
Het is heel belangrijk om een ‘goede naam’ te hebben bij de mensen om je heen. Als je slecht bekend staat en je dus een ‘slechte naam’ hebt dan kun je daar erg veel last van hebben in de praktijk.
Een slechte naam raak je maar zo niet kwijt.
In de Bijbel komt de uitdrukking:’ mannen van naam’ voor, o.a. in Genesis 6:4 waar het gaat over mannen die ‘de geweldigen uit de voortijd ‘ worden genoemd. Het gaat hier over mannen (d.w.z. reuzen) die het resultaat waren van gemeenschap tussen 'zonen Gods' en 'gewone' aardse vrouwen. Zie hiervoor de geschiedenis in Genesis 6:1-4 en vergelijk ook Judas, vers 5-7. Ook in Genesis 11:4 hoopt de mensheid zich een ‘naam’ te maken door een stad te bouwen met een toren waarvan de top in de hemel steekt. God steekt er in Zijn wijsheid een stokje voor en veroorzaakt een spraakverwarring. Het is niet aan de mens om zich een 'naam' te maken. Het is aan de mens in de naam van God te geloven en die te eren.
In Genesis 11:9 wordt nog even verklaard waarom de stad Babel heette. Babel betekent: verwarring.
De herder kent zijn eigen schapen bij name
Uit het prachtige verhaal van de herder en zijn schapen, dat in Johannes 10:3 staat, blijkt dat die herder zijn eigen schapen bij name kent.
De Herder is natuurlijk de Here Jezus en de schapen zijn in dit verband de gelovige Joden.
Ongelovigen kent Hij dus niet bij name en dit klopt ook met de gelijkenis in Lukas 16:19-31. De rijke (ongelovige) man wordt niet bij name genoemd, maar de arme Lazarus wel. De naam ‘Lazarus’ betekent dan ook: ‘God heeft geholpen’. De onbekende rijke man scheen in dit aardse tijdelijke leven geen hulp nodig te hebben. De arme, zieke Lazarus had het beter bekeken. Hij was verzekerd van een gouden toekomst. Hij had zich opengesteld voor Gods hulp en hij is ook door God geholpen. Daarom was zijn naam: Lazarus.
Zo goed als de Grote Opperherder van Israël al Zijn eigen schapen bij name kent, zo kent Hij ook nu de naam van iedere gelovige!