'Doe mij toch Uw heerlijkheid zien'
Mozes gaat evenwel nog verder. God had gezegd: "Ik zal in uw midden niet optrekken." Mozes komt daar op terug in Exodus 33, vers 12: "Toen zeide Mozes tot de HERE: zie, Gij zegt tot mij: doe dit volk optrekken, maar Gij hebt mij niet doen weten, Wien Gij met mij zult zenden, terwijl Gij toch gezegd hebt: Ik ken u bij name en ook hebt gij genade gevonden in Mijn ogen." Het antwoord van God is: "Toen zeide Hij: Moet Ik Zelf medegaan om u gerust te stellen?" (vs. 14) God legt het als het ware Mozes in de mond! Het antwoord van Mozes staat in vers 15: "En hij zeide tot Hem: indien Gij Zelf niet medegaat, doe ons van hier niet optrekken." In vers 17 antwoordt God Mozes, de middelaar, ook weer type van Christus: "En de HERE zeide tot Mozes: Ook deze zaak, waarover gij gesproken hebt, zal Ik doen, omdat gij genade in Mijn ogen gevonden hebt en Ik u bij name ken." Mozes gaat nog verder, en komt dan eigenlijk tot de kern, in vers 18: "Maar hij zeide: Doe mij toch Uw heerlijkheid zien." Hoe is dit niet vervuld in Christus! Maar ook aan Mozes laat God Zijn heerlijkheid zien (vs. 19a): "Hij nu zeide: Ik zal Mijn luister aan u doen voorbijgaan," en verder in vers 21a en 22: "Zie, bij Mij is een plaats, waar gij op de rots kunt staan; wanneer Mijn heerlijkheid voorbij gaat, zal Ik u in de rotsholte zetten en u met Mijn hand bedekken, totdat Ik ben voorbij gegaan." In die rots kunnen wij Christus herkennen.
Wat God belooft gebeurt in Exodus 34:6 en 7, maar eerst moet Mozes nog twee nieuwe tafelen uithouwen "...dan zal Ik op de tafelen de woorden schrijven, die stonden op de eerste tafelen, welke gij verbrijzeld hebt." We kunnen hier ook weer denken aan het Nieuwe Verbond, het tweede Verbond, dat nog gesloten moet worden. De verbrijzeling van de eerste tafelen lezen we dan in Kolossenzen 2:13b -15: "...toen Hij ons al onze overtredingen kwijtschold, door het bewijsstuk uit te wissen, dat door zijn inzettingen tegen ons getuigde en ons bedreigde. En dat heeft Hij weggedaan door het aan het kruis te nagelen: Hij heeft de overheden en machten ontwapend en openlijk ten toon gesteld en zo over hen gezegevierd." De Satan kan op basis van de wet niet meer aanklagen!
Het Verbond gesloten
Nadat God Zijn heerlijkheid heeft laten voorbijgaan (Christus!) lezen we: "Mozes knielde haastig ter aarde, boog zich neder en zeide: Indien ik genade in Uw ogen gevonden heb. Here, dan ga toch de Here in ons midden, want het is een hardnekkig volk, maar vergeef ons onze ongerechtigheden en onze zonden; neem ons als erfdeel in bezit." (Ex. 34:8,9) Na deze schuldbelijdenis staat er dan in vers 10: "Hij zeide: zie, Ik sluit een Verbond; in het bijzijn van uw gehele volk zal Ik wonderen doen, zoals niet gewrocht zijn op de gehele aarde en bij al de volken; het gehele volk in wiens midden gij zijt, zal het werk des HEREN zien, want ontzagwekkend is wat Ik met u doe." Ook weer een type van wat er zal gebeuren bij de tweede Verbondssluiting. Verder lezen we in Exodus 34:27-29: "De HERE zeide tot Mozes: Schrijf deze woorden op, want op grond van deze woorden heb Ik met u en met Israël een Verbond gesloten. En hij was daar bij de HERE veertig dagen en veertig nachten, brood at hij niet en water dronk hij niet, en hij schreef op de tafelen de woorden van het Verbond, de Tien Woorden. Toen Mozes van de berg Sinaï afdaalde, - de twee tafelen der getuigenis nu waren in de hand van Mozes, toen hij van de berg afdaalde – wist hij niet, dat de huid van zijn gelaat straalde, doordat Hij met Hem gesproken had." Dit heeft weer te maken met de heerlijkheid van God.
Na de Verbondssluiting volgt de bouw van de tabernakel, de tent der samenkomst. Alles wat daarvoor nodig is wordt door de Israëlieten "gewillig van hart opgebracht, als heffing voor de HERE." (Ex. 35:5b) Onder leiding van Gods Geest, met wijsheid, inzicht en kennis wordt dan alles gemaakt, zoals God het aan Mozes gezegd heeft. Als alles klaar is wordt op de eerste dag van de eerste maand de tabernakel opgericht. En dan lezen we tenslotte: "En de wolk bedekte de tent der samenkomst, en de heerlijkheid des HEREN vervulde de tabernakel." (Ex. 40:34) Ook deze gebeurtenissen kunnen we weer zien als een schaduwbeeld van de toekomst, als Christus wederkomt voor Zijn volk in Zijn heerlijkheid met de twee tafelen om het Nieuwe Verbond te sluiten. Daarna zal de nieuwe tempel gebouwd worden. Een wonderlijke geschiedenis én toekomst van de heerlijkheid van God! De geschiedenis van Mozes als afbeelding van de toekomst van Christus, die gedeeltelijk reeds geopenbaard is. Er is evenwel verschil in heerlijkheid, zoals in Hebreeën 3:3 geschreven staat: "Want Hij (Christus) is zoveel groter heerlijkheid dan Mozes waardig gekeurd, als de bouwmeester hoger eer geniet dan het huis." Er is dus toch sprake van de heerlijkheid van Mozes!
Als we gezien hebben hoe Mozes bemiddelde bij God, en bereikte dat God weer temidden van het volk meeging, hoeveel te meer zal nu de Middelaar van het Nieuwe Verbond, Christus, nu in de hemel (buiten de legerplaats) en gesteld in de macht van God, verzoening kunnen bereiken tussen God en Zijn volk, zodat God in de toekomst weer temidden van Zijn volk kan wonen. Het feit dat Christus juist nu (!) de Middelaar is geeft hen een onvernietigbare garantie.
Priesterambt
Tijdens deze indrukwekkende geschiedenis zijn we nog een gedeelte gepasseerd, waar gesproken wordt over de heerlijkheid in verband met het priesterambt van Aäron en zijn zonen. Als Aäron het priesterambt moet gaan bekleden moeten er voor hem heilige klederen gemaakt worden "tot een prachtig sieraad," of, zoals de Statenvertaling zegt: "tot heerlijkheid en tot sieraad." (Ex. 28:2) Van de zonen van Aäron staat geschreven: "...en hoofddoeken zult gij voor hen maken tot een prachtig sieraad." (vs. 40)
Alle schriftplaatsen langs gaan waar sprake is van de heerlijkheid des HEREN zou te ver voeren. Daarom wordt volstaan met het noemen van een aantal teksten, om zelf te lezen in het verband van de omringende tekst (context). We worden dan opmerkzaam gemaakt op de verschillende aspecten van Christus en Zijn werk. We zullen dan ook zien dat het van levensbelang is om daar acht op te slaan. De teksten zijn: Leviticus 9:6,23; Numeri 14:10, 21 en 22 (!); 16:19, 42; 20:6; Deuteronomium 5:24 (lezen vs. 23–33).
We leren hieruit dat God aan Israël Zijn heerlijkheid (dat is Christus) getoond heeft, en dat, als Israël daar acht op zou slaan, en heel het gebod en al de inzettingen en verordeningen (die in feite ook weer van Christus getuigen) naarstig zou onderhouden, het hun altoos wel zou gaan, en dat zij gezegend zouden worden en rijkdom en heerlijkheid zouden ontvangen. De geschiedenis laat echter zien dat Israël er niet aan toe gekomen is. Het eerste Verbond (Testament) tussen God en Israël is beëindigd. Het Nieuwe Verbond is nog niet in werking, omdat het door Israël is afgewezen.
Ark
Eén belangrijk getuigenis van de heerlijkheid of eer van God kunnen we niet onbesproken laten, en dat is de ark. Toen de ark door de Filistijnen was buitgemaakt, schrok de schoondochter van de hogepriester Eli, die zwanger was, zó, dat de barensweeën haar overvielen, en zij een zoon baarde. Vóórdat zij stierf noemde zij haar zoon Ikabod, en zei: "Weg is de Eer uit Israël, want de ark Gods is buitgemaakt." (1 Sam. 4:22)
De ark is een type van Christus. In de ark bevonden zich: een gouden kruik met manna, de staf van Aäron die gebloeid had, en de tafelen van het Verbond. Daarboven waren de cherubs der heerlijkheid (Hebr. 9:4,5). Psalm 40:9 zegt van Christus: "Ik heb lust om Uw wil te doen, Mijn God, Uw wet is in Mijn binnenste."
De Filistijnen werden zeer geplaagd door God met builen en muizen, en kwamen tot de conclusie: de ark moet terug. Hun priesters en waarzeggers zeiden, dat ze de ark terug moesten zenden, en bovendien de God van Israël genoegdoening moesten geven: vijf gouden builen, en vijf gouden muizen. 1 Samuël 6:5 zegt: "Maakt u dus afbeeldingen van uw builen en van de muizen, die het land verwoesten, en bewijst de God van Israël hulde" (SV: eer).
David brengt de ark weer terug in Jeruzalem. Dit gebeurt op indrukwekkende wijze, zoals we lezen in 1 Kronieken 15 en 16. Bij deze gebeurtenis geeft David opdracht de HERE te loven. In zijn lofzang (1 Kron. 16:8–36) lezen we van de beloften en bedoelingen van God aan en met Abraham, Israël en de wereld. We lezen daar ook drie maal van de heerlijkheid!
De verzen 23–31 luiden (vgl. Ps. 96):
"Zingt de HERE, gij ganse aarde,
boodschapt Zijn heil van dag tot dag.
Vertelt onder de volken Zijn heerlijkheid,
onder alle natiën Zijn wonderen.
Want de HERE is groot en zeer te prijzen,
geducht is Hij boven alle goden;
want alle goden der volken zijn afgoden,
maar de HERE heeft de hemel gemaakt;
majesteit en luister zijn voor Zijn aangezicht,
sterkte en vreugde in de plaats waar Hij woont.
Geeft de HERE, gij geslachten der volken,
geeft de HERE heerlijkheid en sterkte.
Geeft de HERE de heerlijkheid van Zijn naam,
brengt offer en komt voor Zijn aangezicht.
Buigt u neder voor de HERE in heilige feestdos,
beef voor Zijn aangezicht, gij ganse aarde:
vast staat nu de wereld, zodat zij niet wankelt.
De hemel verheuge zich, de aarde juiche,
en men zegge onder de volken: de HERE is Koning."
In het heil van God moeten we Christus zien, waarvan de ark een type is. Het Onze Vader eindigt met: "Want van U is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen." Zijn Koningschap, Zijn almacht en Zijn heerlijkheid komen in deze lofzang van David duidelijk naar voren. Het is ook Zijn heil, bedoeld voor de mens(heid). Dit zijn de gedachten van God waartoe wij ons moeten bekeren (Jes. 55). Prediker zegt: "Van al het gehoorde is het slotwoord: Vrees God en onderhoud Zijn geboden, want dit geldt voor alle mensen." (12:13)
De wetten van Mozes zijn één groot getuigenis van Christus. Een engel in het boek Openbaring had een eeuwig evangelie en hij zei met luider stem: "Vreest God en geeft Hem eer" (SV: heerlijkheid - 14:6,7) Wij mogen dus in onze lofzangen Hem Zijn heerlijkheid teruggeven! Ook in de bovenstaande geschiedenis dus weer het verband tussen de ark en de heerlijkheid van God.