Paulus noemt zich herhaaldelijk in de aanvang van zijn brieven een "geroepen apostel van Christus Jezus."
Het gebruik van de titel en de naam van de Here, Christus Jezus, wijst op Zijn hemelse positie en het werk, dat Hij als zodanig verricht. Paulus is een apostel, geroepen door de opgestane en verhoogde Heer. Hij ontving een bijzondere bediening met het oog op Gods plan in deze tijd: de uitroeping van de Gemeente als het Lichaam van Christus.
In Romeinen 1:5 wordt het doel van zijn apostelschap genoemd: "gehoorzaamheid des geloofs te bewerken voor Zijn naam onder al de heidenen" (lett.: onder alle volkeren).
Als wij denken aan de woorden van de apostel in 1 Korintiërs 15:8, dan zien wij in Paulus ook een wonderbaar type van het volk Israël, en wel in drie-voudig opzicht: 1. Bekering: Hij ontmoette de opgestane Messias, kwam tot geloof en werd direct afgezonderd in de dienst van God. Zo zal het Israël in de toekomst ook vergaan (denk ook aan Thomas).
2. De boodschap: Het oorspronkelijke bevel van de Heer aan de "Twaalven" (die op dat moment overigens nog met z'n elven waren) luidde: "Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen..." (Matt. 28).
Paulus zegt in 1 Korintiërs 1:17 "...Christus heeft mij niet gezonden om te dopen, maar om het Evangelie te verkondigen."
Deze laatste opdracht hoort specifiek bij de "bedeling der genade", waarin wij nu leven en het Evangelie der genade Gods wordt verkondigd.
De eerste opdracht is gegeven in het licht van de komst van het Koninkrijk, en wordt dan ook genoemd: het Evangelie van het Koninkrijk.
3. Het doel: Paulus moet gehoorzaamheid des geloofs bewerken (door de prediking van het Evangelie onder al de volkeren (Rom. 1:5).
Israël zal straks gezonden worden om de volken als zodanig te brengen tot discipelschap (d.i. onderwerping en gehoorzaamheid): "Maakt al de volken tot Mijn discipelen..."
Het gaat dus om Gods bedoeling in een bepaalde tijd m.b.t. Zijn heilsplan.
Gods doel nu is: Een eigen volk voor Zichzelf te verwerven uit de heidenen (= volkeren), zie Efe. 1:14. In dat kader heeft de Heer Paulus aangesteld als Zijn dienstknecht om het fundament der Gemeente te leggen, in samenwerking met anderen, die Paulus "mijn medearbeiders" noemt. Daartoe wordt het Evangelie, de blijde boodschap van God verkondigd, aangaande de persoon van Jezus Christus, Zoon des mensen en Zoon van God.
In de Galatenbrief schrijft Paulus over zijn roeping, en geeft daar zijn eigen commentaar op het begin van zijn bediening.
In vers 11 en 12 lezen wij: "Want ik maak u bekend, broeders, dat het Evangelie, hetwelk door mij verkondigd is, niet is naar de mens. Want ik heb het ook niet van een mens ontvangen of geleerd, maar door openbaring van Jezus Christus" ("mijn evangelie" - zie Rom.16:25).
Paulus verklaart hier dus uitdrukkelijk, dat hij zijn boodschap rechtstreeks van de (opgestane) Heer ontvangen heeft.
Hij heeft de Heer niet "naar het vlees" gekend, maar als de Verheerlijkte gezien in de hemel. Zijn dienst vloeit dus ook niet voort uit de opdracht aan de Twaalven, die luidde: "...maakt al de volken tot Mijn discipelen...en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb." Met andere woorden: Paulus heeft geen onderwijs gehad in de leer van Jezus, is niet "de 13e apostel" of zoiets; is derhalve ook niet gezonden om te dopen, zoals hij zelf zegt. De roeping en bediening van Paulus staat op zichzelf, is onderdeel van het plan van God voor deze 'tussen-tijd', en is gefundeerd in de persoonlijke ontmoeting met de verhoogde Christus. In de volgende verzen van Galaten 1 benadrukt de apostel dat nog eens: "Maar toen het Hem, die mij van de schoot mijner moeder aan afgezonderd en door Zijn genade geroepen heeft, behaagd had, Zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik Hem onder de heidenen zou verkondigen, ben ik geen ogenblik te rade gegaan met vlees en bloed; ook ben ik niet (!) naar Jeruzalem gereisd tot hen, die reeds vóór mij apostelen waren..." (:15-17)
Wat was er logischer geweest dan dat Paulus direct naar Jeruzalem gegaan was om onderwezen te worden in de leer, die de anderen van Jezus ontvangen hadden... als zijn bediening een verlengstuk van die der Twaalven geweest was. Maar nog eens: dat was het niet en daarom werd hij op een andere weg geleid en kwam pas veel later met Petrus, Jakobus en de anderen in contact (zie Gal.1:18, 2:1 ev.), nota bene, om aan hen uit te leggen wat zijn bediening inhield!