Vraagt van de HERE (10:1-2)
In het eerste deel van Zacharia 10 zien wij een weergave van de aardse zegen die de HERE Zijn volk geeft op het moment dat zij zich afhankelijk en gelovig ten opzichte van Hem opstellen. De HERE zal dan in overvloed regen geven. In dit handelen van de HERE is een grote tegenstelling terug te zien met betrekking tot wat de afgoden geven en de waarzeggers zeggen die de Israëlieten gewoon waren te aanbidden en te raadplegen. Van de terafim (huisafgoden) wordt gezegd dat zij ijdelheid, beter vertaald 'onheil', verkondigen. Waarbij hier allicht geduid wordt op de vloek die over Israël zou komen wanneer zij andere goeden zouden aanroepen. Over de waarzeggers wordt gezegd dat zij leugen zien, bedrieglijke dromen voorhouden en letterlijk 'lucht' als troost bieden, oftewel helemaal niets. Daarentegen is het zo dat de zegeningen die de HERE belooft, ook daadwerkelijk door Hem gegeven worden. Het enige wat het volk hoeft te doen is het de HERE hierom vragen: "Vraagt van den HERE …" (vs.1). Maar hoe moeilijk is dit niet voor een volk dat ronddoolt zonder Leidsman? "Daarom trekken zij voort als een kudde die in nood is, omdat zij geen herder heeft." (vs.2)
De late regen (10:1-2)
De late regen waarover in dit gedeelte gesproken wordt, moet in de eerste plaats, samen met de vroege regen, gezien worden als letterlijke regenperiode, zoals deze in Israël voor kwam en voor komt. De vroege regen viel aan het begin van de zaai- en oogstcyclus in oktober en november. Dit was na Grote Verzoendag en het Loofhuttenfeest, dat bij Israël het laatste feest was in de reeks van door de HERE ingestelde gedenkmomenten. Met het vallen van de vroege regen werd begonnen met ploegen en het uitstrooien van het eerste zaad. Vooral in de droge periode tussen de vroege en de late regen werd veel arbeid op het land verricht. De vroege regen was vooral noodzakelijk om de te bezaaien grond bewerkbaar te maken zodat het zaad ontvangen kon worden en afsterven. De late regen viel enige tijd voor de oogst, namelijk in maart en april. Dit was vlak voor de cyclus van feesten in Israël weer begon met het Paasfeest, gevolgd door het oogstfeest Pinksteren. De late regen was vooral noodzakelijk om het zaad te laten uitgroeien.
Opvallend in Zacharia 10 is dat de naar de HERE toe uitgesproken bede om regen ten tijd van de periode van de late regen wordt geplaatst. Logischer zou zijn als deze reeds ten tijde van de vroege regen werd uitgesproken, zodat voorspoedig en succesvol gezaaid zou kunnen worden. Wellicht heeft het ermee te maken dat het tijdstip waarop de late regen behoort te vallen, nauwer komt kijken dan het tijdstip waarop de vroege regen valt. Het zou ook kunnen zijn dat dit betrekking heeft op de diepere zinnebeeldige betekenis van het hier gebruikte natuurverschijnsel. In ieder geval laat Deuteronomium 11:15 wel duidelijk zien dat het tijdig vallen van de regen belangrijk was voor het succes van de latere oogst: "… dan zal Ik de regen voor uw land op zijn tijd geven, de vroege en de late regen, zodat gij uw koren en uw most en uw olie kunt inzamelen …" Wanneer Israël naar de HERE luistert en de HERE over het land en de aarde regeert, dan zal er genoeg regen op de goede tijd vallen.
De regen van Gods zegen (10:1-2)
Naast de letterlijke betekenis die de late regen in Zacharia 10 heeft, duidt het in diepere zin ook op de zegen die de HERE Zijn volk geeft. Wij zouden aan de oogstcyclus van Israël en de daarbijbehorende regenperioden prachtige betekenissen kunnen geven. Echter, dit schiet het doel van de betekenis van Zach. 10 voorbij en wij lopen het gevaar onschriftuurlijk te worden.
In ieder geval is het wel zo dat Jesaja 44:3 ons zeer duidelijk laat zien dat regen en water in de Schrift wijzen op het werk van Gods Geest: "Want Ik zal water gieten op het dorstige en beken op het droge; Ik zal mijn Geest uitgieten op uw nakroost en mijn zegen op uw nakomelingen." Ook duidt het op een overvloed van door God geschonken gaven: "Een regen van milde gaven storttet Gij uit, o God, Gij versterktet uw erfdeel, toen het was uitgeput …" (Ps. 68:9)
Dat in Zacharia 10 de HERE Zijn volk de raad geeft om in de periode dat de late regen behoort te vallen te vragen om regen, zou er hier in figuurlijke zin op kunnen duiden dat Hij hen aanspoort om voor Hij komt tot inkeer en geloof te komen. Zoals dan de late regen vlak voor de oogst valt, zo verstrekt God Zijn zegen en vergeving aan het gelovige deel van Zijn volk vlak voor Hij Zijn engelen uitzendt om het onkruid uit het maaiveld te verwijderen en te vernietigen (Matt. 13:36-43).
Zegepraal en terugkeer (10:3-12)
In de volgende verzen van Zacharia 10 vinden wij glorieuze woorden terug met betrekking tot Gods volk Israël. De HERE zal hen bevrijden van hun valse leraars ("de herders", vs.3) en de ongelovigen onder hen ("de bokken", vs.3 - vgl. Matt. 25:32). De HERE zal van Zijn volk, eens schapen die ter slachting werden geleidt, zoals dat ook voor hun HERE Zelf geldt, een prachtig ros in de strijd maken. Wie denkt hier onbewust niet aan de volgende woorden uit Openbaring 19, waar eerst over het Lam gesproken wordt en daarna over de strijdende Messias rijdend op een paard?
"En hij zeide tot mij: Schrijf, zalig zij, die genodigd zijn tot het bruiloftsmaal des Lams (…) En ik zag de hemel geopend, en zie, een wit paard; en Hij, die daarop zat, wordt genoemd Getrouw en Waarachtig, en Hij velt vonnis en voert oorlog in gerechtigheid."
Zoals hun HERE en Heiland eerst vernedering en lijden moest ondergaan, voor Hij verhoogd werd, zo geldt dat ook voor Zijn volk. Over deze vernedering wordt even verderop in Zacharia ook gesproken als de HERE in vers 9 het volgende over Zijn volk zegt: "Wel zaai Ik hen onder de volken…". Maar daar volgen vervolgens zeer heilrijke woorden op: "…maar in verre streken zullen zij aan Mij denken; zo zullen zij leven met hun kinderen, en terugkeren." Als zij aan de HERE denken, hun geloof tot kiem komt en zij Hem aanroepen, dan zal de verlossing aanstonds komen. Of zoals het in Psalm 18 staat: "Toen het mij bang te moede was, riep ik de HERE aan, tot mijn God riep ik om hulp. Hij hoorde mijn stem uit zijn paleis, mijn hulpgeroep tot Hem drong door in zijn oren." Zoals dit eens voor David realiteit was, zo zal dit ook voor zijn volk en nakomelingen het geval zijn. Israëls vijanden zullen verdreven worden en er zal een nieuwe wereldheerschappij komen, waarbij uit Israël de geestelijk leiders ("de hoeksteen", vs.4 - van de tempel), de staatkundig leiders ("de tentpin", vs.4) en de militaire bevelhebbers ("de strijdboog", vs.4) zullen komen. Onder aanvoering van de HERE zullen zij samen met het volk de overwinning behalen op de wereldmachten. Er staat in vers 5 dat zij die op paarden rijden, beschaamd komen te staan. Nu, daar gaat het over die wereldmachten. Zij vertrouwen op aardse machtsmiddelen. Maar dat blijkt niet voldoende om de hemelse krachten te weerstaan, zoals deze zo mooi in Psalm 18 in beeldspraak staan omschreven:
"Rook steeg op uit Zijn neus, verterend vuur kwam voort uit Zijn mond, kolen raakten erdoor in brand (…) De HERE deed de donder in de hemel weerklinken, de Allerhoogste verhief Zijn stem; hagel en vurige kolen. Hij schoot Zijn pijlen en verstrooide hen, Hij slingerde bliksemen en bracht hen in verwarring."
Zo brengt de HERE Zijn volk verlossing en zal hen in de ruimte doen staan (Ps. 18:19). Zij zullen veilig wonen in het land dat de HERE hen geven zal. Maar vanwege hun steeds talrijker wordende omvang zal dit niet groot genoeg blijken te zijn (vs.10). Daarom zal de HERE hen over grenzen van het Land brengen tot in verder gelegen streken. Ja, zij zullen zelfs weer door de zee bij Egypte trekken (vs. 11). Niet om Egypte te ontvluchten, zoals eerder nog het geval was, maar om het in te nemen en het weer bewonen. Maar dan niet in slavernij, maar in vrijheid. Zo komt de HERE uiteindelijk toch tot Zijn doel met Zijn volk. Zij het niet op de wijze waarop wij als mensen vaak denken dat dit gaat. Wie kan bedenken dat de laatste woorden uit Zacharia 10, gezien de huidige situatie in Israël, eens werkelijkheid worden?
"Ik zal hen sterken in de HERE, en in Zijn naam zullen zij wandelen, luidt het woord des HEREN."