"Was ons hart niet brandende in ons, als Hij tot ons sprak op de weg, en als Hij ons de Schriften opende?"
Lukas 24:32
Emmaüs
Dicht bij Jeruzalem lag een klein dorpje, genaamd Emmaüs. Twee van de discipelen waren in Jeruzalem geweest tijdens het paasfeest en de sabbat, en waren nu op de terugweg naar hun woonplaats. De ene heette Kleopas, de naam van de andere wordt niet genoemd. Wellicht was het zijn vrouw Maria. Evangelie van Johannes deelt ons mee, dat zij erbij was toen Jezus gekruisigd werd (Hs. 19:25). In ieder geval is het erg aannemelijk, ook in het licht van alles, wat in deze geschiedenis volgt. Onderweg bespraken zij samen de gebeurtenissen van de laatste dagen, en wij lezen, dat "Jezus Zelf bij hen kwam".
De Heer heeft Zich na Zijn opstanding op verschillende wijzen aan Zijn discipelen geopenbaard. Hier vinden wij een heerlijk huiselijk tafereel, dat begint langs de weg en eindigt aan de tafel in hun huis, nadat zij Hem gedwongen hadden, bij hen te blijven.
Hoop
Toen Jezus Zich bij hen voegde, vroeg Hij hun, waarover zij spraken. Het antwoord van Kleopas laat duidelijk zien, dat de kruisiging van de Heiland het gesprek van de dag was in Jeruzalem. Want hij kan zich eenvoudig niet voorstellen, dat zelfs een vreemdeling er niet van wist. "Zijt Gij een vreemdeling in Jeruzalem en weet niet de dingen, die deze dagen daarin geschied zijn?" (vs. 18)
De Heer lokt hen met deze vraag uit hun tent, want Hij staat op het punt, hen één van de grootste lessen te leren, die Hij ooit na Zijn opstanding gegeven heeft. Hij vraagt hen, welke dingen zij bedoelen. Dan vertellen zij Hem de hele geschiedenis. Hoe eenvoudig is hun relaas, en ook hoe vol misverstand. Nergens blijkt duidelijker, hoezeer wij een opgestane, levende Heiland nodig hebben, om tot kennis der waarheid te komen, dan uit deze verminkte interpretatie van geestelijke waarheden, die deze twee discipelen geven in hun gesprek op die veelbewogen opstandingsdag. In dit bijbels tafereel en in de opmerkingen van Kleopas kan men zien, hoe ver mensen bezijden de waarheid kunnen zijn, hoewel zij de OudTestamentische Schriften hebben. Zij antwoorden de Heer, dat Jezus van Nazaret, die een profeet was, krachtig in werken en woorden voor God en al het volk, overgeleverd was door de oversten tot het oordeel van de kruisdood. Dan komt de ongekunstelde belijdenis, waarin duidelijk de twijfel van hun hart en de oorzaak van hun blindheid openbaar wordt: "Wij hoopten, dat Hij het was, die Israël verlossen zou..."
Wat een erkentenis van hun onwetendheid en onbekendheid met het plan van God en het Woord van God. Want als we hier een ogenblik bij blijven stilstaan, dan beleden zij zonder meer, dat zij de kroon verwacht hadden zonder het kruis; de overwinning zonder het offer; het feest der bazuinen en het loofhuttenfeest zonder het paasfeest. Zij dachten, dat er een Jozua zou kunnen zijn, om het volk in te leiden in het beloofde land, zonder een Mozes, om hen uit te leiden uit Egypte.
Twee profetische lijnen
Door heel het Oude Testament vinden wij duidelijk twee verschillende profetische lijnen betreffende de Messias, die komen zou.
In de eerste plaats vinden we een overvloed van schriftgedeelten, die spreken over de Messias, die komen zal om te heersen. Hij zal zitten op de troon van Zijn vader David, Zijn Koninkrijk en Zijn heerschappij zullen geen einde nemen. Hij zal Zijn vijanden verbreken als een pottenbakkersvat. Hij zal Israël brengen uit het Zuiden en het Noorden, uit het Oosten en het Westen, om hen te herstellen in hun oude glorie en in het beloofde land. Hij zal hun toegang geven tot een nieuwe tempel en tot het heilige der heiligen. In Zijn dag zal de aarde vol zijn van de kennis des Heren, gelijk de wateren de bodem der zee bedekken. Hij zal zelfs het aanschijn van de natuur veranderen; de bergen en heuvelen zullen geschal maken met vrolijk gezang; alle bomen des velds zullen de handen samenklappen; voor een doorn zal een denneboom opgaan, voor een distel een mirteboom; de wolf zal met het lam verkeren; de leeuw zal stro eten gelijk de os. Wat een mooi schilderij van heerlijkheid voor het volk van Israël!
Parallel aan deze profetieën, soms in dezelfde verzen, loopt een andere profetische lijn, die begint in de boeken van Mozes en doorgaat in de profeten. In Genesis lezen wij van het zaad der vrouw, die de slang de kop zal vermorzelen, maar wiens verzenen daardoor vermorzeld worden. Wij lezen in Daniël, dat de Messias uitgeroeid zal worden, maar niet voor Hemzelf (Dan. 9:26). Hij wordt als een lam ter slachting geleid, en als een schaap, dat stom is voor het zijn scheerders, alzo doet Hij Zijn mond niet open. Hij is veracht en de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, en verzocht in krankheid. Hij is de steen, die de bouwlieden verwerpen, maar die een hoofd des hoeks wordt. Hij roept uit: "Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten" (Ps. 22). In diezelfde Psalm lezen wij: "Als water ben ik uitgestort en al mijn beenderen zijn ontwricht; mijn hart is geworden als was, het is gesmolten in mijn binnenste... een bende boosdoeners heeft mij omsingeld, die mijn handen en voeten doorboren. Al mijn beenderen kan ik tellen; zij kijken toe, zij zien met leedvermaak naar mij. Zij verdelen mijn klederen onder elkander en werpen het lot over mijn gewaad".
Halve waarheid
Hier op de weg naar Emmaüs op de dag der opstanding belijden twee mensen, dat zij geloofd hadden in de profetieën betreffende Zijn heerlijkheid, echter met uitsluiting van de profetieën betreffende Zijn lijden. Wij kunnen dit psychologisch heel goed verklaren.
Een lijdend en verdrukt volk ziet uit naar iemand, die het juk zal verbreken en hen zal bevrijden
Zij hebben geen behoefte aan iemand, wiens lijden en verdrukking nog veel vreselijker zou zijn, dan zij zelf ooit hebben doorgemaakt. Daarom lezen wij, dat deze twee discipelen zeiden: "Wij hoopten, dat Hij het was, die Israël verlossen zou...." De Joden van die generatie hadden het Oude Testament en ziende op de profetieën over de heerlijkheid, verwierpen zij de profetieën over het lijden. Hun ongeloof is echter niet half zo groot als dat van christenen, die zowel het Oude als het Nieuwe Testament bezitten, en die gezien hebben dat alle profetieën, slaande op het lijden van de Messias letterlijk vervuld werden, en ondanks dat, de ontelbare beloften van Zijn wederkomst in heerlijkheid verwerpen!
De profetische kaart
In het massief van de Mont-Blanc, die de hoogste top van Europa heeft, is een andere top, die in het Frans genoemd wordt 'Mont Maudit': vervloekte berg. Zijn vorm lijkt erg op de werkelijke top van de Mont Blanc. Menig bergbeklimmer bereikte met veel moeite deze top, en meende dan, dat hij het doel van zijn tocht bereikt had. Maar tot zijn grote teleurstelling kwam hij tot ontdekking, dat een nog veel moeilijker tocht hem wachtte, eerst neerwaarts, dan weer opwaarts, alvorens hij de eigenlijke top bereikt zou hebben.
Deze reizigers op weg naar Emmaüs hadden die andere berg der vervloeking bereikt (Golgotha). En omdat zij de ogen steeds gericht hadden op de berg der heerlijkheid (Olijfberg), waren zij zich in het geheel niet bewust, dat zij wandelden op de hoogte, die duidelijk was aangegeven op de profetische kaart van het plan der eeuwen, zoals de profeten die verkondigd hadden. Daarom riepen zij uit: "Wij hoopten, dat Hij het was, die Israël verlossen zou".
De eerste bijbelstudie
Dat woord van twijfel werd het uitgangspunt voor de eerste toespraak van de opgestane Heiland. Nadat de oorzaak van hun blindheid openbaar is geworden, vertellen zij hun onbekende Metgezel nog van de eerste indrukken van de discipelen die morgen, toen de eerste berichten over de opstanding binnenkwamen.
Maar toen begon Jezus Christus, opgewekt uit de doden, tot hen te prediken: "O, onverstandigen en tragen van hart...". Hij begint met een woord van zacht verwijt. Dan vervolgt Hij: "...om te geloven al (en op dit woordje valt de klemtoon) hetgeen de profeten gesproken hebben". Wij kunnen de betekenis van deze verzen niet misvatten. Zij komen op het volgende neer: 'U zou niet verblind geweest zijn door de profetieën over de heerlijke wederkomst van de Messias, als u niet zo onverstandig en traag van hart was, om de volle omvang van de profetieën te verstaan. Begrijpt u dan niet, dat eerst het kruis nodig was, voor er sprake van de kroon kon zijn? Beseft u dan niet, dat het Lam moest sterven voordat Israël tot God kon naderen?'
En dan, Zijn argumenten baserend op al de Oudtestamentisch Schriften, zegt Hij: "Moest de Christus niet deze dingen lijden en alzo in Zijn heerlijkheid ingaan"?
Hij staat nu op de berg van het lijden, dat voorbij is, en ziet op naar de top van eeuwige gerechtigheid voor Israël en de wereld.
Zo maakt de Here Jezus hen hier duidelijk, dat de Messias in de eerste plaats moest lijden, om daarna in glorie en heerlijkheid openbaar te worden. Hij geeft hen onderricht op de profetische kaart van het Goddelijk plan der eeuwen.
Hij legt Zijn vinger bij de bloedrode stip van Golgotha, en vervolgens wijst hij op de gouden stip van de Olijfberg
Golgotha is de heuvel, waar de Messias geleden heeft. De Olijfberg zal de berg zijn, waar de Messias in grote kracht en heerlijkheid geopenbaard zal worden. Wij lezen, dat Jezus begon bij Mozes en al de profeten, en hen uitlegde in al de Schriften, wat over Hem geschreven stond.
De Schriften geopend
Hadden de discipelen destijds aan de vermaning van Jezus maar gehoor gegeven: "Onderzoekt de Schriften, want die zijn het die van Mij getuigen". Zij zouden stellig niet zo van hun stuk gebracht zijn. Maar thans gaat de Heiland de nalatigheid van hun Schriftonderzoek, die hun zeer veel schade berokkend heeft, goed maken, en Hij toont hen hoe in het gehele Oude Testament de gestalte van Christus in Zijn lijden en in Zijn heerlijkheid, naar voren treedt. Een wonderheerlijke bijbelles, die ik graag had willen meemaken. En ook thans ken ik geen heerlijker Bijbelstudie dan die over de Here Jezus Christus, zoals Hij in de gehele Schrift gevonden wordt.
Ik kan me in gedachten voorstellen, hoe Hij het boek Genesis opsloeg en hen vertelde, dat Hij het zaad der vrouw was, die de slang de kop zou vermorzelen en wiens verzenen vermorzeld zouden worden in het volbrengen van het werk der verlossing; en het zaad van Abraham in wie al de geslachten der aarde gezegend zouden worden. Hij vertelde hen, dat Hij de hemelse Izak was, geofferd op het altaar door de Vader en daarna opgewekt uit de doden. In Exodus is Hij het manna, waarmede zij zich voedden; is Hij het lam wiens bloed wordt gestort op het paasfeest; is Hij het verzoendeksel, die de toegang tot God opent.
In Leviticus wordt Hij gezien in al de offers en geen schoner type van dood en opstanding kan worden gevonden, dan in het gebod van God, dat twee duiven moesten worden gebracht tot reiniging; dat het bloed van de ene moest worden opgevangen in een bekken, en dat de levende moest worden gedoopt in het bloed van de andere, om daarna te worden vrijgelaten: dood en opstanding!
In Numeri is Hij de geslagen rots, waaruit het water stroomde; is Hij de koperen slang, die hen genas, zoals Hij Zelf aan Nicodemus verteld had.
In Deuternomium is Hij de rots, waarop zij staan; is Hij het woord, dat bij hen is, en zijn het Zijn eeuwige armen, die hen ondersteunen.
Het zou mogelijk zijn om zo alle boeken van de Bijbel door te nemen, om te wijzen op de schone typen, die alle hun vervulling vinden in de persoon van Christus. Het is voldoende op te merken, dat dit de inhoud was van de eerste prediking van onze Here Jezus Christus, na Zijn opstanding. Hij legde Zijn vinger bij het Woord en toonde onweerlegbaar aan, dat Hij gevonden werd in de Wet, in de Profeten en in de Psalmen.
De ogen geopend
Zij liepen op de weg, toen Hij hen deze dingen uitlegde, wijzend op Zichzelf, de Messias in het Oude Testament. Toen zij het dorp bereikten, wilde Hij verdergaan en de bijbelles afbreken. Maar zij dwongen Hem, om bij hen te blijven. Hij is steeds bereid, om bij u te komen, en bij u te wonen, maar Hij wil Zichzelf in geen geval aan u opdringen. Hij zal Zijn zegen niet over u uitgieten, tenzij u hem daartoe de gelegenheid geeft.
Jezus ging hun huis binnen en zat Hij aan hun tafel. Hij nam met hen deel aan dat, wat zij hadden, en verbond er Zijn zegen aan. Dat was het grote moment van hun leven, en wij kunnen er wel zeker van zijn, dat zij later tot in bijzonderheden hebben gepraat over dit uur en over hun gedenkwaardige wandeling van Jeruzalem naar Emmaüs.
Toen Hij het brood zegende, werden hun ogen geopend, en beseften zij, dat de gewaande 'vreemdeling te Jeruzalem' niemand minder was dan Jezus Zelf. Zij wisten nu, dat de Messias leefde, en dat Hij daar in hun huis zat. Onmiddellijk verdween Hij uit hun gezicht; niet de verdwijning van een gezich of een hallucinatie, maar de verdwijning van een geestelijk lichaam, dat leeft naar de wetten, waardoor geestelijke lichamen geregeerd worden.
En toen zij daar zaten in hun huis, met de verbazing nog op hun gezicht, zeiden zij tot elkander: "Was ons hart niet brandende in ons, toen Hij tot ons sprak op de weg, en ons de Schriften opende"?
Hier hebben we de zegen van een werkelijke bijbelstudie. Als u een brandend hart wilt hebben, laat Hem dan vandaag nog toe in de woning van uw hart, en laat Hem u de Schriften openen. Het openen van Zijn Woord brengt licht. Als Hij de Schriften opent, dan wordt u 'verstandig' en wordt u bewaard voor valse leer en halve of eenzijdige waarheid. U komt terecht in de warmte van het levende en eeuwig blijvende Woord van God!