De Bijbel spreekt op symbolische wijze van verschillende bomen. Zo is er sprake van vier bomen in Richteren 9:
- De olijfboom (v. 8) die olie voortbrengt (v. 9)
- De vijgeboom (v. 10) die zoetheid en goede vrucht levert (v. 11)
- De wijnstok (v. 12) die wijn geeft (v. 13)
- De doornstruik (v. 14)
Uit andere schriftplaatsen blijkt dat die bomen Israël (of zijn vertegenwoordigers) voorstellen1. Ziehier bijvoorbeeld enkele teksten die over de olijfboom handelen: Jeremia 11:16 "Een groene olijf, schoon van prachtige vrucht, heeft de HERE u genoemd; onder geluid van groot gedruis heeft een vuur zijn loof aangestoken en zijn zijn takken verbrand".
Hosea 14:7 "Zijn loten zullen uitlopen; zijn pracht zal zijn als die van een olijfboom en zijn geur als die van de Libanon".
Habakuk 3:17 "Al zou de vijgeboom niet bloeien, en er geen opbrengst aan de wijnstokken zijn, de vrucht van de olijfboom teleurstellen".
Zacharia 4:14 "Toen zeide hij: Zij zijn de twee gezalfden die vóór de Here der ganse aarde staan" (namelijk Zerubbabel en Jozua, die het volk Israël vertegenwoordigen).
Openbaring 11:3 en 4 "En Ik zal mijn twee getuigen lastgeven om, met een zak bekleed, te profeteren, twaalfhonderd zestig dagen lang. Dit zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaren, die voor het aangezicht van de Here der aarde staan.".
De olijfboom stelt de geestelijke voorrechten van Israël voor, vermeld in de volgende twee plaatsen:
Romeinen 3:1-2 "Wat is dan het voorrecht van de Jood, of wat is het nut van de besnijdenis? Velerlei in elk opzicht. In de eerste plaats [toch] dit, dat hun de woorden Gods zijn toevertrouwd". Romeinen 9:4 "...immers, zij zijn Israëlieten, hunner is de aanneming tot zonen en de heerlijkheid en de verbonden en de wetgeving en de eredienst en de beloften".
Olijfboom
Vooral Romeinen 11 spreekt uitvoerig over de olijfboom. Paulus richt zich hier tot de volken, wier apostel hij is, en noemt hen een wilde olijfboom (vs. 17). Groepen uit de volken vormen de 'takken' van die olijfboom (vs. 24), die ingeënt worden in plaats van sommige takken van de tamme olijf (vs. 17, 24). Hij spreekt dus zowel over groepen uit Israël, waarover de verharding gekomen is (v. 25), die niet in Christus geloven, als over groepen uit de volken, die nu deel hebben aan de wortels en de vettigheid van de olijfboom (vs. 17). De wilde olijf stelt de volken in hun geheel voor, de tamme olijf stelt geheel Israël voor. De wortel kan een voorstelling zijn van de abrahamitische beloften, die zowel Israël als de volken betreffen. De volken hadden steeds allerlei natuurlijke zegeningen ontvangen (Hand. 14 : 17), doch God heeft ze hun eigen weg laten volgen, in afwachting dat Israël zijn taak zou kunnen uitvoeren. Ze waren dus in die tijd "zonder Christus, vervreemd van het burgerschap Israëls, en vreemdelingen van de verbonden der belofte, geen hoop hebbende, en zonder God in de wereld" (Efe. 2:12). Israël stond toen op de eerste plaats; de Here richtte Zich alleen tot dit volk. Het moest zich eerst bekeren alvorens de volken tot zegen te kunnen zijn. Romeinen 11 geeft ons een door God ingegeven beeld van de toestanden gedurende de periode der Handelingen. Getrouw aan de abrahamitische beloften, heeft God eerst het volk Israël willen toebereiden, en liet Hij de volken voorlopig ter zijde. Doch daar dit volk weerspannig was en niet geloofde dat Jezus de Christus is, maakte het zijn verkiezing niet vast en vertraagde daarmee het zich uitbreiden der wedergeboorte over de wereld. Ten dele om Israël tot jaloersheid te verwekken (Rom. 10:19; 11:11), liet God nu groepen uit de volken deel hebben aan de abrahamitische zegeningen, om zo te zeggen, voor de normale tijd.
Geestelijke zegeningen
Het is zeer belangrijk er rekening mee te houden dat de olie, dus de 'vettigheid' van de olijfboom, steeds betrekking heeft op iets geestelijks. De olijfboom symboliseert daarom alleen geestelijke zegeningen en heeft niets te stellen met nationale voorrechten. Indien de volken dus beginnen deel te hebben aan het geestelijke, is er geen sprake van dat ze Israël zouden gaan vervangen, en nog minder dat de nationale beloften aan Israël nu voor goed zouden te niet gedaan zijn. Gedurende de gehele tijd der Handelingen blijft Israël nog bestaan als olijfboom, als vijgeboom, als wijnstok, zelfs al zijn bepaalde delen van dit volk reeds afgesneden van de bron der geestelijke zegeningen. Andere kunnen reeds deel hebben aan deze zegeningen, doch niemand vervangt het uitverkoren volk op nationaal, sociaal of godsdienstig gebied2.
Gods Woord zegt niet dat de tamme olijfboom, de vijgeboom, of de wijnstok, met Pinksteren afgehouwen is.
Alleen Israël blijft als volk, als koninklijk priesterdom, uitverkoren om op aarde de volken tot zegen te zijn
Zodra Israël zich als volk zal bekeren, zal de Here het tot zijn aardse Gemeente maken (Matt. 16:18). Deze zichtbare Gemeente is de Gemeente van het Nieuwe Verbond (Jer. 31:31). Andere gelovigen, in de tegenwoordige periode of in de toekomst, zullen nooit een dergelijke zichtbare eenheid vormen.
Handelingen
Gedurende de tijd der Handelingen bleven de Joden, die met sommigen uit de volken reeds deel hadden aan de hemelse zegeningen, nog steeds Joden op nationaal gebied, al waren ze geestelijk geen Joden meer. De Joden die in Christus geloven, doch tot de aardse sfeer blijven behoren, vormen het 'Israël Gods' (Gal. 6:16); zij zijn de echte Israëlieten (Rom. 2:28; 9:6).
De volken werden dus niet op de tamme olijfboom ingeënt om Israël uit te schakelen, maar deze verrichting had tot doel Israël te behouden als volk. Het was de laatste poging om ze, door jaloersheid, aan te zetten zich te bekeren en alzo het Koninkrijk op aarde te verwezenlijken. De olijfboom bleef dus nog steeds bestaan3.
De vertegenwoordigers van Israël hebben achtereenvolgens in de grote centra hun Messias verworpen. De voornaamste 'takken' die van de olijfboom werden afgehouwen, waren: een groep uit Jeruzalem (Matt. 13:11-15); uit Antiochië (Hand. 13:46, 51); uit Korinthe (Hand. 18:6); uit Efeze (Hand. 19:9) en ten slotte uit Rome (Hand. 28:26-28). Men vindt hier de vervulling van Jesaja 6:9. We herhalen dat wilde takken in hun plaats worden ingeënt4 om deel te hebben aan de geestelijke zegeningen der abrahamitische beloften, doch niet aan de nationale, sociale of godsdienstige voorrechten van Israël5.
Einde
Hoe eindigt nu de geschiedenis van de tamme olijfboom? De laatste natuurlijke tak werd te Rome afgehouwen, aan het einde van de periode der Handelingen. Israël werd toen volledig als volk verworpen. Sinds die tijd is de olijfboom (en daarmee ook al de andere symbolische bomen, die datzelfde volk op verschillende manieren voorstellen) uitgehouwen en in het vuur der verdrukking geworpen, omdat hij geen goede vruchten voortbracht (Matt. 3:10).
Alleen de wortel bleef staan, als we deze kunnen aanzien als voorstellende de abrahamitische beloften. Zo kwam men dan tot de tegenwoordige toestand.
Zolang Israël niet opnieuw als Gods volk hersteld is, kan men het symbool der bomen niet gebruiken. Er bestaat dan geen boom en ook geen takken. Er zijn alleen individuele personen, die door hun geloof deel kunnen hebben aan de geestelijke zegeningen. De tegenwoordige gelovigen zouden hoogstens kunnen voorgesteld worden door kleine twijgjes die uit de wortel opschieten.
Doch we zijn nog niet gekomen tot het einde der geschiedenis. Eens zal de olijfboom weer opgroeien en zijn takken zullen zich uitspreiden in heerlijkheid en goede reuk (Hos. 14:6, 7). Na zijn bekering, zal Israël zich inderdaad al de beloofde zegeningen op aarde toeëigenen en ze doorgeven aan de volken.
Het symbool van de olijfboom kan ons helpen in te zien welk enorm verschil er bestaat tussen de toestanden gedurende de tijd der Handelingen en die van onze tijd. Al wat persoonlijk en geestelijk toepasselijk is in de boodschappen der profeten, van de Here, van de apostelen en van Paulus, blijft steeds onontbeerlijk voor elke mens, doch alles wat in verband staat met het nationale, sociale en godsdienstige leven van Israël, houdt op te bestaan: zo bijvoorbeeld elke zichtbare Gemeente, alle godsdienstige ceremonieën, alle sociale voorschriften die aan Israël gegeven werden. Ook houdt de vervulling der profetie tijdelijk op.
Na de tijd der Handelingen komt de bedéling van het geheimenis (SV: verborgenheid), die in heerlijkheid overtreft wat aan Abraham beloofd werd.
De gedachte dat de 'Gemeente' Israël vervangt, moest dan ook overal wel verwarring en strijd verwekken, vooral als het gaat om zichtbare instellingen en organisaties.
Voetnoten
- Joh. 15 spreekt ook over de wijnstok, waarvan de ranken Israël voorstellen. Men kan dit ook in persoonlijke en geestelijke zin op anderen toepassen.
- Gedurende het Koninkrijk op aarde, zal Israël in zich Kerk en Staat verenigen. Zij die gedurende de tegenwoordige bedéling Israël beweren te vervangen, zouden een “koninklijk priesterdom” moeten vormen (1 Petr. 2 : 9) en de wereld in alle opzichten moeten besturen. Men ziet hoe verre men hiervan verwijderd is. Al de tegenwoordige wereldconflicten zullen zich toespitsen tot de gebeurtenissen van de tijd van de Antichristus. In plaats van sinds ongeveer tweeduizend jaar langzamerhand te verdwijnen en alzo te voeren tot het “Koninkrijk Gods", nemen die conflicten steeds in omvang en geweld toe. Hier heeft men een tastbaar bewijs van de grondfout van het christendom, die de plaats wil innemen van Israël.
De enige Kerk, of Gemeente, naar Gods wil die een op aarde zichtbare gestaltenis zal hebben, is de Gemeente die de Here zelf zal oprichten in de toekomende aioon. Deze Kerk zal niet uit twee delen bestaan, een aardse en een hemelse, doch alle leden zullen op aarde zijn. De “deuren van de Hadès" zullen haar niet te machtig zijn, want alle vroeger gestorven leden zullen opstaan. Het is de enige Gemeente die de Messias “mijn Gemeente" genoemd heeft. - Het kan nuttig zijn te doen opmerken, dat men in Rom. 11 : 11, in plaats van “val”, “misdaad" moet lezen (in de zin van een daad die het doel doet missen). Het Grieks heeft “paraptôma”, dat dikwijls door “misdaad" vertaald wordt (b.v. Rom. 5:15). Hun misdaad was hun gebrek aan geloof in Christus: zo misten ze hun doel. Het was om reden van hun ongeloof dat de takken werden uitgehouwen. (Rom. 11 : 20).
- Zie b.v. Hand. 13 : 48; 18 :10; 19 : 10; 28 : 28.
- Het was hun b.v. op straf van dood verboden de inwendige delen van de Tempel te betreden. Er was een “muur der afscheiding" (Ef. 2 : 14). Ook was er voor hen geen enkele door God voorgeschreven ceremonie.