Er was een tijd dat het niet eenvoudig was een bijbelvers op te zoeken. Er bestond namelijk geen Johannes 3:16, Genesis 1:1, etcetera , want de Bijbel was niet onderverdeeld in verzen en hoofdstukken. Sterker nog, er is een tijd geweest waarin zelfs de woorden niet los van elkaar geschreven werden. Hoofdletters, punten en komma's ontbraken, en ook werden er geen klinkers gebruikt. In die dagen zou Genesis 1:1 er in het Nederlands ongeveer zo hebben uitgezien: NDBGNNSCHPGDDHMLNDRD.
Het zou dus nogal wat tijd kosten om een bepaald 'vers' te vinden.
Woorden werden 'losgemaakt' van elkaar in de tijd van Jezus, maar klinkers werden niet gebruikt in het Hebreeuwse Oude Testament tot in de 6e eeuw na Christus. Langzamerhand werd de Schrift voorzien van hoofdletters, punctuaties, pericopen (paragrafen), en dergelijke.
Hoofdstukken zoals wij ze vandaag kennen werden pas in de 13e eeuw ingevoerd door Stephen Langton, de aartsbisschop van Canterbury.
De volgende 200 jaar werd de Bijbel, nu met hoofdstukken, gekopieerd met de hand. In 1448 verraste Rabbi Nathan de wereld door de tekst van het Oude Testament te verdelen in verzen. Het Nieuwe Testament werd in verzen onderverdeeld rond 1551 door een Franse drukker, Robert Estienne. Hij was van plan een studiebijbel te maken in kolommen met drie vertalingen en kreeg toen het idee eerst aparte verzen te maken. Hij was er zo gedreven in, dat hij zelfs tijdens zijn reis van Parijs naar Lyon ermee bezig was. Sommige mensen suggereerden dat hij z'n werk deed op de rug van een paard en de soms rare verdeling van verzen ontstaan is "tijdens het gehobbel op het paard, waardoor zijn pen soms uitschoot." Hoe dan ook, met een paar uitzonderingen, is Estienne's versindeling de basis van onze Bijbel vandaag.
Dus... Gods Woord is tot stand gekomen in een periode van zo'n 1500 jaar en vele schrijvers hebben eraan meegewerkt. Tenslotte hebben drie mannen, een Katholieke bisschop, een Joodse rabbi en een Franse drukker NDNBGNNSCHPGDDHMLNDRD veranderd in Genesis 1, vers 1.
Bron: Campus Life, March, 198l, p. 40, Miller Clarke