Grondtekst
Het woord bedeling is een vertaling van het Griekse woord oikonomia in de grondtekst van het Nieuwe Testament. Dit woord komt daar acht maal voor. In de NBG-vertaling vinden we zes verschillende vertalingen: beheer, rentmeesterschap (2), taak, voorbereiding, bediening (2), en leiding. In de Statenvertaling vinden we vier verschillende vertalingen: rentmeesterschap (3), uitdeling, bedeling (3), en stichting. Het Latijnse woord is dispensatio. Vandaar het woord dispensationalisme, wat 'leer van de bedelingen' betekent.
Naast oikonomia komt in het Nieuwe Testament het woord oikonomos tien keer voor, veelal vertaald door: rentmeester.
De bedelingenleer spreekt over zeven of meer bedelingen, die meer gezien worden als tijdsperioden, en waarvan een aantal in de Bijbel niet met name genoemd worden.
We gaan de plaatsen na waar gesproken wordt over de woorden rentmeester en rentmeesterschap, als vertaling van de Griekse woorden oikonomos en oikonomia. Beide woorden hebben de grondwoorden oikos (= huis), en nomos (= regel, wet) in zich. Laten we proberen het onderwijs te volgen, dat in de teksten en de context van deze woorden ligt opgesloten.
Hieronder volgt een overzicht van de plaatsen waar de woorden oikonomos en oikonomia voorkomen met de vertalingen zoals gebezigd in de NBG-vertaling en de Statenvertaling (SV).
In deze serie artikelen gebruiken we de vertalingen rentmeesterschap en rentmeester, omdat in deze woorden de positie van de heer of de eigenaar het beste tot zijn recht komt. Beheer en beheerder zouden een goed alternatief kunnen zijn. Bedeling en bedeler, of uitdeler, zijn eigenlijk minder goede vertalingen. De bedoeling is onduidelijk. De woorden hebben in deze tijd weinig zeggingskracht. Wat zegt bijvoorbeeld de zin: Israël is uit de bedeling gezet? Of: de bedeling zal van Israël afgenomen worden? In de definiëring zijn ook fouten geslopen. Een bedeling blijkt geen tijdperk te zijn, maar een opdracht. Het gaat om taken die door God gegeven worden aan personen, aan groepen van personen, en/of aan een heel volk, Israël. Deze taken of rentmeesterschappen treden in een aantal gevallen gelijktijdig op. Rentmeesterschappen beginnen en eindigen of worden onderbroken. Er is daarbij ook sprake van tijden en gelegenheden, waar God Zelf de beschikking over houdt (Hand 1:7). Aanduidingen zijn: de tijden van wet en profeten, de prediking van het Koninkrijk, de 'tussentijd' waarin de Gemeente die Zijn lichaam is uitgeroepen wordt, en de toekomstige tijd, als het Koninkrijk der hemelen er is, in de volgende eeuw. We kunnen daarin ook weer een verband zien met Gods plan, het plan der eeuwen.
Sommige tijden worden volheid van tijd of volheid van de tijden genoemd. Daar komen we later nog op terug.
De opleiding van de twaalf apostelen tot rentmeesters
De eerste keer dat één van beide woorden voor komt is in Lucas 12:42. We moeten dan goed opletten: daar wordt de toon gezet!
De Here Jezus spreekt in dit hoofdstuk in de eerste plaats tot Zijn discipelen (vs. 1). Het gaat over het Koninkrijk van God en de prioriteit daarvan. De aanleiding tot deze toespraak vinden we in het vorige hoofdstuk. Het laatste gedeelte daarvan handelt over een gesprek tussen Christus en de Farizeeën en wetgeleerden, op het scherpst van de snede. Het spanningsveld dat hierdoor is ontstaan wordt geschetst in de laatst twee verzen, Lucas 11:53-54: “En toen Hij van die plaats vertrok, begonnen de schriftgeleerden en de Farizeeën Hem heftig aan te vallen en Hem uit te vragen over vele dingen, Hem een strik spannende om Hem te vangen in iets, dat Hij Zich zou laten ontvallen.”
Het eerste wat de Here zegt in Lucas 12 is dan ook: “Wacht u voor het zuurdesem, dat is de huichelarij der Farizeeën” (vs. 1b). In vers 4 en 5a volgt: “Ik zeg u, mijn vrienden, vreest hen niet, die het lichaam doden en daarna niets meer kunnen doen. Ik zal u tonen wie gij vrezen moet. Vreest Hem, Die, nadat Hij gedood heeft, macht heeft om in de hel te werpen.” De Farizeeën worden hier aangekondigd als vervolgers, tot de dood toe. Zie ook vers 11 en 12: “Wanneer zij u brengen voor de synagogen en voor de overheden en de machthebbers, maakt u niet bezorgd, hoe of wat gij ter verdediging moet spreken. Want de Heilige Geest zal u op het eigen ogenblik leren, wat gij zeggen moet.”
Zij moesten dus niet bezorgd zijn, ook niet voor de alledaagse benodigdheden, voedsel en kleding. De rijke dwaas (zie gelijkenis in vers 16-21) verzamelde rijkdom, maar zijn leven behoorde niet tot zijn bezit. Het is jammer als je je leven eindigt met veel bezit, maar niet rijk bent in God.
Het slotadvies van het gedeelte over bezorgdheid (vs. 22-34) luidt: “En gij, zoekt niet wat gij eten of drinken zult en weest niet verontrust, want naar al deze dingen gaat het zoeken van de volken der wereld uit. Doch uw Vader weet, dat gij deze dingen behoeft. Maar zoekt Zijn Koninkrijk, en die dingen zullen u bovendien geschonken worden” (vs. 29-31). Hier worden de prioriteiten gesteld.
Daarna volgt er een cruciale tekst, vers 32: “Wees niet bevreesd, gij klein kuddeke! Want het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te geven.” Dit is een belangrijke aanwijzing: aan de discipelen zal het Koninkrijk gegeven worden! En dat is iets anders dan ingaan.
In het gedeelte dat er op volgt, vlak voordat het woord 'rentmeester' voor de eerste maal gebruikt wordt, roept Christus Zijn discipelen op tot waakzaamheid, middels een gelijkenis. Het begin (vs. 35-37a) luidt: “Laten uw lendenen omgord zijn en uw lampen brandende. En gij, weest gelijk aan mensen, die op hun heer wachten, wanneer hij van de bruiloft wederkeert, om hem, als hij komt en klopt, terstond te kunnen opendoen. Zalig die slaven, die de heer bij zijn komst wakende zal aantreffen.” Het is dus de tijd dat de Heer (de Zoon des mensen, vs. 40) afwezig is, en Zijn komst aanstaande. In de verzen 41 en 42 lezen we dan: “En Petrus zeide: Here, zegt gij met het oog op ons deze gelijkenis, of ook met het oog op allen? En de Here geeft antwoord middels een wedervraag: "Wie is dan de getrouwe (d.i. de vertaling van het Griekse woord dat ook vertaald wordt met gelovig!), de verstandige rentmeester, die de heer over zijn bedienden zal stellen om hun op tijd hun deel te geven?” Het gaat dus over de discipelen. We vinden hier de belangrijke aanstelling van de twaalf apostelen als de rentmeesters in de Handelingenperiode, als de “Heer des huizes” er niet is, en er gewacht wordt op Zijn komst.
Ook ná Zijn komst zullen zij rentmeesters zijn, want we lezen in vers 43 en 44: Zalig die slaaf, die de heer bij zijn komst zó bezig zal vinden. Waarlijk, Ik zeg u, dat hij hem over al zijn bezit zal stellen.” Slaven die geen rekening houden met de komst van de heer, die eten en drinken en vrolijk (dronken) zijn, zullen delen in het lot van de trouwelozen (ongelovigen), zegt vers 46.
In de gelijkenis van de ponden (Luc. 19:27) komen dezelfde gedachten naar voren als bij de gelijkenis over de mensen die op hun heer wachten, als hij van de bruiloft terugkomt. De trouwe, dat is gelovige, slaven ontvangen gezag over steden, en de trouweloze wordt geoordeeld. Zijn pond wordt hem afgenomen en gegeven aan de trouwe slaaf die het meeste had. Zie ook Mattheüs 24:42-25:30.
De aanwijzing van de twaalf apostelen tot rentmeesters in de Handelingentijd wordt bevestigd in Lucas 22:29 en 30. De Here Jezus eet met Zijn discipelen het Pascha vlak voor Zijn kruisiging, het laatste avondmaal. In vers 20 lezen we: “deze beker is het nieuwe verbond in Mijn bloed, die voor u uitgegoten wordt.” Deze beker is voor Israël het symbool van het bloed van Christus, dat gestort wordt voor het nieuwe verbond, tot vergeving van zonden. In vers 29 en 30 lezen we dan: “En Ik beschik u het Koninkrijk, gelijk Mijn Vader het Mij beschikt heeft, opdat gij aan Mijn tafel eet en drinkt in Mijn Koninkrijk. En gij zult zitten op tronen om de twaalf stammen van Israël te richten.” Tijdens dit 'laatste avondmaal' wordt dus het bloed van het nieuwe verbond aangewezen, en worden de twaalf apostelen benoemd als rentmeesters. Het verbond en hun rentmeesterschap staan dus in nauw verband.
Deze korte studie van de eerste maal dat het woord rentmeester voor komt laat ons zien dat de Here Jezus Zijn twaalf apostelen benoemd heeft tot rentmeesters, met name in de Handelingentijd na Zijn opstanding en hemelvaart, tijdens Zijn afwezigheid. Zij moeten worden gezien als de getrouwe rentmeesters, in tegenstelling tot de ontrouwe of onrechtvaardige rentmeesters.