De levende wateren (v.8)
De dag waarop de HERE de heerschappij van Israël en de omliggende volken op Zich neemt, zal een dag zijn waarop grote veranderingen plaats vinden. Zo staat er in vers 8 geschreven dat levende wateren van Jeruzalem uit zullen gaan. De ene helft van het water stroomt richting de oostelijke zee, oftewel de Dode Zee. De andere helft van het water stroomt richting de westelijke zee, oftewel de huidige Middellandse Zee. Dit water zal als een wonder opkomen. Want, zo staat er, het zal zowel in de zomer als in de winter gebeuren. Zelfs in de zomer, wanneer het water schaars is vanwege de droogte, zal er zoveel van zijn dat het zonder enig gevolg aan de zoute zeeën prijs gegeven kan worden.
Het levend water dient in deze context in de eerste plaats letterlijk genomen te worden. Levend water duidde bij de Israëlieten op drinkbaar water dat opkomt uit een bron, zoals het in Genesis 26:19 beschreven staat: "Daarna groeven de knechten van Izak in het dal en vonden daar een put met levend water." Doordat het water uit een bron komt, kan het bijna onbeperkt gebruikt worden, winter en zomer door. Het land Israël zal dus in de toekomst niet meer kunstmatig geïrrigeerd hoeven worden, zoals nu het geval is. Nee, God zal voor genoeg natuurlijke bronnen zorgen, die een onbeperkte hoeveelheid water opleveren. Wellicht moet er zelfs aan gedacht worden dat het stromen van het levende water, naar het dode (zoute) water van de zee, er voor moet zorgen dat de dode zeeën vervuld worden van levend water. Zoals ook de dood en de vruchteloosheid in de huidige schepping plaats moet maken voor nieuw leven.
Naast dat levend water duidt op letterlijk drinkbaar water uit een bron, kan het ook in diepere zin duiden op het leven dat de HERE en Christus geven. Zowel de HERE als Christus zijn de bron van het onvergankelijk leven. Israël heeft aanvankelijk de HERE als bron van het leven verlaten, zo is te lezen in Jeremia 2, vers 13: "…want Mijn volk heeft twee boze daden bedreven: Mij, de bron van levend water, hebben zij verlaten, om zichzelf bakken uit te houwen, gebroken bakken, die geen water houden."
Het volk koos ervoor om zich niet primair te richten op de dingen van God, maar op vleselijke en vergankelijke zaken. Echter, eens komt de tijd dat zij zich weer richten op de bron van het leven. Dan zal die Bron ook voor hen geopend worden.
De bronnen van de HERE werden overigens al toegankelijk bij Christus' eerste komst op aarde. Zo staat er min of meer letterlijk vertaald in Johannes 7, vers 38: "Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij. En laat hem, die in Mij gelooft, drinken. Gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit Zijn [d.i. Christus] binnenste vloeien." De mens die in Christus gelooft, mag tot Hem komen en putten uit de Bron van het leven. Hij mag delen in de kracht van Gods Geest, Die de verzegeling is van opstanding uit de doden en laat delen in het onvergankelijke leven van Christus. Een leven in Gods nabijheid wacht. Of zoals in Openbaring 21:6-7 staat: "En Hij zeide tot mij: (…) Ik ben de alfa en de omega, het begin en het einde. Ik zal de dorstige geven uit de bron van het water des levens, om niet. Wie overwint, zal deze dingen beërven, en Ik zal hem een God zijn, en hij zal Mij een zoon zijn."
Tot slot worden wij natuurlijk met het levende water dat uit Jeruzalem stroomt, bepaald bij het levende water dat uit Gods troon stroomt in het hemels Jeruzalem (Opb. 22:1-3). Aan weerszijden van deze stroom van levend water staan bomen van leven die iedere maand vrucht dragen. De bladeren van deze bomen brengen de volken genezing. En het staat er dan wel niet met zoveel woorden, maar de vruchten van de bomen zullen, net als in de Hof van Eden, ongetwijfeld onvergankelijk leven geven. Gods aanwezigheid zal leven geven en er zal niets vervloekts meer zijn.
Voor wie zullen deze dingen zijn? In de eerste plaats natuurlijk voor Israël. Maar uiteindelijk ook voor de volken. En wat is de prijs van deze dingen? Nu, Openbaring 22:17 laat dit duidelijk zien: "En wie dorst heeft, kome, en wie wil, neme het water des levens om niet." Gods genade kost de mens niets!
Gods Koningschap (vs. 9-11)
Vers 9 is misschien wel één van de belangrijkste verzen uit Gods Woord wat betreft Israëls toekomstverwachting: "En de HERE zal koning worden over het gehele land; te dien dage zal de HERE de enige zijn, en zijn naam de enige."
Wij hebben hier niet de enigszins inconsequente vertaling van de meeste bijbelvertalingen overgenomen. Zij vertalen namelijk het Hebreeuwse woord 'erets' met 'aarde', terwijl in het volgende vers 'erets', overigens terecht, als 'land' vertaald wordt. 'Erets' moet in vers 9 vanuit dit oogpunt maar ook vanuit ander oogpunt niet met 'aarde' maar met 'land' vertaald worden. Immers, omdat in de context van de verzen 8, 10 en 11 het eenduidig over Jeruzalem en het omringende land gaat, geldt dit ook voor vers 9.
De HERE zal dus koning worden over het gehele land, beginnend bij Jeruzalem en Juda. Dit koningschap zal tot gevolg hebben dat de HERE de Enige zal zijn Die aanbeden wordt. Zijn glorie zal zo groot zijn dat er geen plaats meer is voor andere goden.
Voor Jeruzalem en omstreken zal gelden dat het zal worden als een verhoogde vlakte die zich uitstrekt van Geba (zo'n 10 km ten noorden van Jeruzalem) tot Rimmon dat iets ten zuiden van Jeruzalem ligt (de Statenvertaling als uitgangspunt genomen). Jeruzalem zal weer in haar oude glorie hersteld worden en de begrenzing krijgen die zij van oudsher had. Van noord naar zuid meet de stad van de Benjaminpoort tot de plek waar de vroegere Hoekpoort was. Van west naar oost meet de stad van de Hananeëltoren tot de koninklijke perskuipen. De betekenis van de naam Hananeël is hier treffend, deze is namelijk 'genadegave van God'. Gods vrede voor Israël zal een gift van genade zijn.
Overigens is in het opmeten van de stad een treffende overeenkomst te vinden met het tweede nachtgezicht uit Zacharia. Daarin verschijnt een man met een meetsnoer om Jeruzalem op te meten. Zoals dit nachtgezicht uiteindelijk besloten wordt door te stellen dat Jeruzalem veilig gelegen zal zijn omdat de HERE rondom haar als een vuur is, zo is een soortgelijk besluit in vers 11 van Zacharia 14 terug te vinden: "En zij zullen daarin wonen, en er zal geen verbanning meer zijn; want Jeruzalem zal zeker wonen."
Het voorafgaande oordeel (vs. 12-15)
Voordat Jeruzalem en het omliggende land bevrijd en vrede gebracht worden, zal er eerst nog strijd plaats vinden tussen de HERE en Zijn vijanden. Deze vijanden zullen zowel ongelovigen uit de volken, als ongelovigen uit Israël zijn. Over deze strijd is al één en ander gezegd in de voorgaande artikelen.
De verzen 12-15 laten op weinig verhullende wijze zien wat het lot is voor de vijanden van de HERE. Hun vlees zal, terwijl zij nog recht overeind staan wegrotten. Ook hun ogen en tong is hetzelfde lot beschoren. Er zou gezegd kunnen worden dat zij levend ontbinden.
In dit gebeuren is overigens een geweldige tegenstelling te vinden met wat de ontslapen gelovigen uit Israël te wachten staat. De ongelovigen die de geest Gods niet in zich hebben, zien hun vlees levend wegteren. Wat de ontslapen gelovigen uit Israël wacht, staat prachtig beschreven in Ezechiël 37 waar de profeet tot dorre doodsbeenderen moet profeteren, die vervolgens tot leven worden gewekt: "…ik zag toe, en zie, er kwamen spieren op, en vlees, en er trok een huid overheen; maar geest was er nog niet in hen (…) Toen profeteerde ik, zoals Hij mij bevolen had; en de geest kwam in hen en zij herleefden en gingen op hun voeten staan, een geweldig groot leger. Voorts zeide Hij tot mij: Mensenkind, deze beenderen zijn het gehele huis Israëls (…) Zo zegt de Here HERE: zie, Ik open uw graven en zal u uit uw graven doen opkomen, o mijn volk, en u brengen naar het land Israëls (vs. 8-12).
Laten wij nu weer even terug gaan naar de oordeelsprofetie uit Zacharia. Het oordeel dat God brengt zal voor paniek zorgen en er zal complete anarchie ontstaan. Mensen zullen enerzijds steun bij elkaar zoeken, maar anderzijds elkaar ook naar het leven staan. Nergens zal het meer veilig zijn. Zelfs de dieren zullen getroffen worden. Het zal net zo zijn als in de dagen dat de Filistijnen de ark van het verbond van Israël gestolen hadden en zij getroffen werden door de builenpest (1 Sam. 5). Een verschrikkelijke tijd zal het zijn. Het zal zelfs zo erg zijn dat Juda tegen Jeruzalem optrekt. Juda zal tegen zichzelf verdeeld zijn en tegen zichzelf strijden. Voor Israël geldt dat dit gebeuren niet meer is dan de vervulling van de oordeelsprofetie uit Deuteronomium 28. De HERE deed door Mozes de volgende voorzegging over Israël als zij Hem niet zouden dienen: "De HERE zal over u de vloek, de verwarring en de bedreiging doen komen in alles wat gij onderneemt en wat gij doet, totdat gij verdelgd wordt en snel te gronde gaat vanwege de slechtheid uwer daden, omdat gij Mij verlaten hebt. De HERE zal de pest aan u doen kleven, totdat zij u heeft weggevaagd uit het land, dat gij in bezit gaat nemen. De HERE zal u slaan met tering, koorts, brand, ontstekingen, droogte, brandkoren en honigdauw: zij zullen u vervolgen, totdat gij te gronde gaat" (Deut. 28:20-22).
Het gevolg van Gods oordeel zal zijn dat de volken en Israël tot inkeer komen over hun wandaden. Zij zullen erkennen dat de HERE God is en dit betuigen door Hem de buit die op Zijn volk behaald is aan Hem terug te geven. Sterker nog, zij zullen hun gehele vermogen aan de HERE schenken en zich zo aan Hem onderwerpen.
Het eren van de HERE der heerscharen door de volken (vs. 16-19)
Als de HERE Israëls vijanden heeft onderworpen, zal het moment komen dat Hij Zijn heerschappij over Israël, de omliggende volken en uiteindelijk de hele aarde op Zich zal nemen. De woorden, zoals ze in Openbaring 19:15 staan kennen dan hun vervulling: "En uit zijn mond komt een scherp zwaard, om daarmede de heidenen te slaan. En Hijzelf zal hen hoeden met een ijzeren staf en Hijzelf treedt de persbak van de wijn der gramschap van de toorn Gods, des Almachtigen."
Als gevolg van de heerschappij van de HERE zijn de volken verplicht om ieder jaar naar Jeruzalem te trekken om daar het Loofhuttenfeest te vieren. Tijdens het Loofhuttenfeest werd de uittocht uit Egypte van de Israëlieten herdacht. In de toekomst zal het Loofhuttenfeest een soortgelijke betekenis hebben. Voor Israël zal het een herinneren zijn aan hoe de HERE hen uit de grote verdrukking gered heeft, hen gespaard heeft voor de dag des HEREN en hen geleid heeft in de vrede en rust van de Messiaanse heerschappij.
In de grote verdrukking, die nog in de toekomst plaats moet vinden, is uiteraard een parallel te zien met de verdrukking die Israël in Egypte moest ondergaan. Daarbij zijn ook treffende overeenkomsten te zien tussen de plagen die Egypte troffen en de oordelen zoals de HERE die over de volken laat komen in de dag des HEREN.
Voor hen die na de dag de HEREN overblijven uit de volken zal gelden dat het Loofhuttenfeest een blijvende herinnering is aan het feit dat de HERE de God van Israël is. Zij kunnen pas ware vrede en gerechtigheid vinden als zij Israël en hun God, de HERE, erkennen.
De volken die zich niet zullen houden aan de verordening van de HERE om met het Loofhuttenfeest op te trekken naar Jeruzalem, zal droogte treffen en daarop volgend uiteraard hongersnood. Dit oordeel zal snel voltrokken worden. Want na het Loofhuttenfeest in het najaar, begint in het Middenoosten als snel de regenperiode die voorwaarde is voor een goede oogst het volgende seizoen.
Voor Egypte zal deze verordening anders ingevuld worden. Omdat het in Egypte altijd droog is en zij voor hun watervoorziening niet direct op neerslag maar op de rivier de Nijl aangewezen zijn, zal hen een ander oordeel treffen wanneer zij niet naar Jeruzalem optrekken voor het Loofhuttenfeest. Er staat in Zacharia niet expliciet beschreven wat voor straf Egypte zal treffen. Maar wellicht zou hier gedacht kunnen worden aan het mislukken van de oogst door andere zaken. Of wellicht gebeurt hetzelfde als tijdens de tien plagen die Egypte troffen ten tijde van Mozes, namelijk dat het water in bloed zal veranderen. In ieder geval zal Egypte niet ontkomen aan Gods oordeel wanneer zij zich niet onderwerpen aan Zijn instellingen.
Alles geheiligd (vs. 20-21)
Het einde van de profetie van Zacharia toont een duidelijk beeld. Alles in Israël zal Gods kenmerk dragen en Hem geheiligd zijn. Zijn heerschappij zal alomtegenwoordig zijn en alles zal Zijn heerlijkheid dragen. De paarden, als symbool van de wereldmacht, zullen op hun bellen vermeld hebben staan: 'Den HERE heilig'. Daarmee dragen zij hetzelfde opschrift als de gouden plaat op die de hogepriester op zijn borst draagt. De eenvoudige aarden potten in de tempel, die normaal gesproken een mindere bestemming hebben dan de sprengbekkens voor het altaar, zullen in het Messiaanse Israël even eervol en heilig zijn als de koperen sprengbekkens. Alles zal de HERE toegewijd en heilig zijn en niets wat ingaat tegen de wil van de HERE zal nog gevonden worden. Dit laatste is ook wat de laatste woorden van vers 21 tonen: "En er zal te dien dage geen Kanaäniet meer zijn in het huis van de HERE der heerscharen." De Kanaäniet was van oudsher een goddeloze vijand van Israël die de HERE niet diende. Nu, goddelozen en vijanden van Israël zullen in de tempel niet meer gevonden worden. Er zal rust en vrede zijn. Een heerlijke tijd breekt aan voor hen die de HERE vrezen.
"Hij zal voor eeuwig de dood vernietigen, en de Here HERE zal de tranen van alle aangezichten afwissen en de smaad van zijn volk zal Hij van de gehele aarde verwijderen, want de HERE heeft het gesproken. En men zal te dien dage zeggen: Zie, deze is onze God, van wie wij hoopten, dat Hij ons zou verlossen; dit is de HERE, op wie wij hoopten; laten wij juichen en ons verblijden over de verlossing die Hij geeft" (Jes. 25:8-9).