Israël, de trouweloze rentmeester
De tweede maal dat het over rentmeesters en rentmeesterschap gaat is in Lucas 16. Beide woorden komen daar driemaal voor! We mogen daarom verwachten dat we hier veel onderwijs zullen ontvangen.
Lucas begint met een gelijkenis, vers 1-9, gevolgd door de uitleg, vers 10-18. Het begint met: “Er was een rijk man, die een rentmeester had.” In de rijke man mogen we God zien. De rentmeester blijkt Israël te zijn. De rentmeester verkwistte het bezit en wordt ter verantwoording geroepen, en hem wordt aangezegd dat hij niet langer rentmeester kan zijn. De rentmeester voorzag dat hij geen toekomst meer had. Hij zou zijn brood niet meer kunnen verdienen en hij schaamde zich om te gaan bedelen. Hij bedacht daarom een slim plan en riep al de schuldenaars van zijn heer bij zich en schold hen een deel van de schuld kwijt, en dacht: dat is mijn toekomstig krediet! Het wonderlijke is dan dat de heer deze onrechtvaardige rentmeester daarin prijst! Omdat hij als man van de wereld met veel meer overleg te werk gegaan was dan de kinderen van het licht. De laatste tekst uit de gelijkenis moet eigenlijk als een retorische vraag gelezen worden:: “En zeg Ik u: maakt u vrienden met behulp van de onrechtvaardige mammon, opdat, wanneer deze u ontvalt, men u opneemt in de eeuwige tenten?
Het zal duidelijk zijn dat het antwoord op deze vraag 'nee' is. De rentmeester wordt onrechtvaardig genoemd. Hij verkwistte het bezit van zijn heer, en hij schold aan de schuldenaars een gedeelte van de schuld kwijt waar zijn heer recht op had. Met betrekking tot de heer, waarin we God mogen zien, geldt: vreest God en geeft Hem eer. Hem komt de volle eer toe, waarop Hij recht heeft!
Na de gelijkenis volgt de uitleg
Eerst over de taak van de rentmeester in het algemeen (vs.10), en het principe waaraan hij zich heeft te houden. Hij moet een bepaalde grondhouding hebben. De woorden trouw en onrechtvaardigheid hangen zeer nauw samen met geloof en ongeloof: trouw en geloof zijn vertalingen van hetzelfde Griekse woord! Geloof hangt samen met gerechtigheid. Van Abraham wordt gezegd: “Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend” (Rom 4:3b). God geloven wil zeggen: geloven wat Hij gezegd heeft. In dit verband is ook van belang wat in Romeinen 4:13 staat: “Want niet door de wet had Abraham of zijn nageslacht de belofte, dat hij een erfgenaam der wereld zou zijn, maar door gerechtigheid van het geloof.” Getrouwheid heeft dus alles te maken met het Woord van God, hoe wij daarmee omgaan, tot op de laatste letter. Getrouwheid (geloof) en onrechtvaardigheid (ongeloof) gaan terug tot op het geringste!
In vers 11 wordt gesproken over “gij” en over de mammon, waarover het ook ging in de gelijkenis: “Indien gij dus niet getrouw geweest zijt ten aanzien van de onrechtvaardige Mammon, wie zal u dan het ware goed toevertrouwen? (De genade en de waarheid -de waarachtige genade- zijn door Jezus Christus gekomen). En indien gij niet getrouw zijt geweest ten aanzien van het goed van een ander, wie zal u het onze geven? De Here Jezus spreekt in dit hoofdstuk tot Zijn discipelen, maar uit wat verder volgt (vs. 13 en 14) blijkt dat met name de Farizeeën zich bijzonder aangesproken voelden: “en zij hoonden Hem.” Vervolgens lezen we (vs. 15a): “En Hij zeide tot hen: Gij zijt het die voor rechtvaardig wilt doorgaan voor de mensen, maar God kent uw harten.” Zij zijn de onrechtvaardige rentmeesters!
Vervolgens wordt er gesproken over twee tijden (vs. 16a):
- De wet en de profeten gaan tot Johannes
- Sinds die tijd wordt het evangelie gepredikt van het Koninkrijk Gods
Voor het Koninkrijk Gods geldt evenwel dezelfde wet (vers 17): “Gemakkelijker zouden hemel en aarde vergaan dan dat er van de wet één tittel zou vallen.”
In de verzen 11 en 12 was ook sprake van twee tijden, in verband met het rentmeesterschap, waarvan er één geweest is. De tijden van vers 16a vormen de nadere uitleg daarvan. Wat we hieruit kunnen leren is dat de Joodse geestelijke leiders, de Farizeeën en wetgeleerden geen goede rentmeesters geweest zijn ten aanzien van wet en profeten. Lees bijvoorbeeld in verband met de mammon, wat de Here Jezus deed met de geldwisselaars in de tempel: Johannes 2:14,15. En denk aan de vele discussies, die Hij ook op andere plaatsen in de Evangeliën had met de Farizeeën. Daarom konden zij niet meer in aanmerking komen voor het rentmeesterschap ten aanzien van de prediking van het Koninkrijk Gods.
De conclusie van de hierna volgende gelijkenis, van de rijke man en de arme Lazarus, is gelijkluidend: indien zij naar Mozes en de profeten niet luisteren (horen en geloven), zullen zij ook, indien iemand uit de doden opstaat (Christus-AJ) zich niet laten gezeggen. Mozes en de profeten staan voor het Oude Verbond, Christus staat voor het Nieuwe Verbond. Ook in het Nieuwe Verbond gaat het om de wet: 'Ik zal Mijn wet in hun binnenste schrijven', in de inwendige, nieuwe mens.
Het gaat hier dus om twee rentmeesterschappen, die sterk verband houden met het Oude Verbond en (de voorbereiding van) het Nieuwe Verbond, respectievelijk gesloten met Israël, en nog te sluiten met Israël (Jer. 31:31). De 'bedelingenleer' en de 'verbondsleer' hangen dus zeer nauw samen. Er is en wordt strijd gevoerd, die er eigenlijk niet behoort te zijn, een virtuele strijd, om maar een term van deze tijd te gebruiken.
Nog een aantal termen: De twaalf apostelen waren de apostelen van de besnijdenis. De besnijdenis is ingesteld door God bij de sluiting van het verbond tussen God en Abraham, de stamvader van het uitverkoren volk. De besnijdenis is een verplichting aan de kant van Abraham en Israël (Gen. 17:10,11). Paulus was een dienaar van het Nieuwe Verbond (2 Kor. 3:6), hoewel hij eerst één van de vooraanstaande Farizeeën was die daartegen streed! Ook Christus is een dienaar van het Nieuwe Verbond geweest, besneden op de achtste dag. In dat kader is Hij slechts gekomen voor Israël. Zie Romeinen 15, vers 8: “Ik bedoel namelijk, dat Christus ter wille van de waarachtigheid Gods een dienaar van besnedenen geweest is, om de beloften, aan de vaderen gedaan, te bevestigen.” Hoe wonderlijk en diep zijn de gedachten en wegen van God.
“Gij kunt niet langer rentmeester blijven"
Wanneer is het rentmeesterschap van Israël ingetrokken? Het Oude Verbond met Israël is geëindigd met de dood van Christus (Rom. 7). Het eerste Verbond en het rentmeesterschap van Israël lopen dus wat tijd betreft niet geheel parallel. Met de dood van Christus was Zijn opdracht volbracht, het bloed van het Nieuwe Verbond was gestort. God heeft Hem opgewekt, en Hij is opgestaan uit de dood, en heeft Zijn opdracht, Zijn zending doorgegeven aan Zijn discipelen. Zij werden dienaren van het Nieuwe Verbond: “Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u” (Joh. 20:21b). Later is Paulus daarbij gekomen, ook als dienaar van het nieuwe Verbond, speciaal met het oog op de heidenen, echter met Israël nog steeds in de voorrangspositie (nog steeds rentmeester), zoals vastgesteld in het voorgaande hoofdstuk (zie ook Hand. 15), en in de verwachting van de wederkomst van Christus, om de vervallen hut van David weer op te bouwen (Hand. 15:16). Paulus meldt in Handelingen 20:17-28 dat er een einde gaat komen aan zijn bediening in het kader van Israëls rentmeesterschap, en ook in het kader van het Nieuwe Verbond. Zijn bediening ging met name gepaard met zijn zendingsreizen. Hij voorzag zijn gevangenschap (vs. 23,24). Hierna lezen we (vs. 26,27): “Daarom verklaar ik u op de dag van heden, dat ik rein ben van aller bloed; want ik heb niet nagelaten u al de raad Gods te verkondigen.” De verkondiging is afgelopen, er komt nu een periode van verantwoording. Paulus heeft afscheid genomen van de gelovigen in Asia. Vandaar gaat hij naar Jeruzalem. Daar geeft hij nog een getuigenis van de geldigheid tot op dat moment van de wet van Mozes (Hand. 21:15-26). Daarna wordt Paulus gevangen genomen en hij gaat zich officieel verantwoorden voor de Joodse raad. De Joden zochten hem te doden. Dit wordt verijdeld en hij wordt onder bescherming van de Romeinen naar Rome gebracht, omdat hij zich op de keizer beriep. Tijdens de reis per schip lijden ze schipbreuk en komen op Malta terecht. Daar wordt hij nog door een adder gebeten, wat hem niet deert, en geneest hij alle zieken die bij hem komen: tekenen en wonderen die bij de prediking van het Koninkrijk behoren.
Tenslotte komt Paulus in Rome en neemt, zoals hij gewoon was te doen, eerst contact op met de Joden. Nog steeds voorrang voor de Joden. Hij maakt een afspraak met de voormannen, en daar stelt hij hen het Koninkrijk Gods voor "pogende hen te overtuigen ten opzichte van Jezus, uit de wet van Mozes en de profeten." Zij werden het niet eens en gingen uiteen, nadat Paulus “dit ene woord gesproken had: Terecht heeft de Heilige Geest door de profeet Jesaja tot uw vaderen gesproken, zeggende: ga heen tot dit volk en zeg:Met het gehoor zult gij oren en gij zult het geenszins verstaan, en ziende zult gij het zien, en gij zult het geenszins opmerken; want het hart van dit volk is vet geworden, en hun oren zijn hardhorend geworden, en hun ogen hebben zij toegesloten, opdat zij niet zien met hun ogen en met hun oren niet horen en met hun hart niet verstaan en zij zich bekeren, en Ik hen zou genezen” (Hand. 28:25b-27). Met deze woorden wordt van Israël het rentmeesterschap afgenomen. De geschiedenis van Israël, als uitverkoren volk, en het daarbij behorende rentmeesterschap komt tot een voorlopig einde, en zal weer opgepakt worden zoals beschreven in het boek Openbaring.
Meteen na deze woorden maakt God echter iets nieuws bekend: “Het zij u dan bekend, dat dit heil Gods aan de heidenen gezonden is; die zullen dan ook horen!” (vs. 28).
Met deze woorden heeft God iets nieuws geopenbaard, wat tot op dat moment onbekend was. Christus wordt rechtstreeks tot de volken gezonden zonder tussenkomst van Israël. Israël is nu (nog steeds) 'niet-Mijn-volk' (lo-Ammi), en derhalve niet in de voorrangspositie als het uitverkoren volk. Daarmee is het een volk als elk ander volk geworden. Israël had het rentmeesterschap als het uitverkoren volk, en daardoor zouden alle geslachten van de aarde gezegend worden. Als Israël zijn plaats niet inneemt kiest God een andere weg om de volken (inclusief Israël) te zegenen.
De bijzonderheden zet Paulus uiteen in de brieven die hij in zijn gevangenschap nog gaat schrijven. Drie bijzonderheden, die nog in Handelingen 28 staan:
- Paulus ontving allen die tot hem kwamen. Geen voorrang meer voor Joden.
- Hij predikt het Koninkrijk Gods, niet meer de komst ervan! Het Koninkrijk der Hemelen is niet gekomen, het moet dus een ander Koninkrijk zijn, wat er nu is!
- Paulus geeft onderricht aangaande de Here Jezus Christus, dat is de Opgestane, de Almachtige, het Hoofd van de gemeente die Zijn lichaam is, zoals we nog zullen zien.
Het lied van de wijngaard (Jes. 5) en de gelijkenis van de onrechtvaardige pachters (Matt. 21:33-46, Marc. 12:1-12, Joh. 20:9-19) lijken sterk verband te houden met de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester. Een rentmeester staat tussen zijn heer, de eigenaar, en de pachters. Zelfs als de rentmeester getrouw is kunnen de pachters roet in het eten gooien. Met de pachters worden de schriftgeleerden en overpriesters bedoeld (Luc. 20:19). Toen de eigenaar tenslotte zijn zoon, de erfgenaam, naar de pachters zond, opdat zij hem van de vruchten van de wijngaard zouden geven, hebben zij hem buiten de wijngaard geworpen en gedood. Dan staat er in Lucas 20:15b en 16a: “Wat zal dan de heer van de wijngaard met hen doen? Hij zal komen en die pachters ombrengen en de wijngaard aan anderen geven.”
De lering uit Lucas 16, met driemaal het woord rentmeester en driemaal het woord rentmeesterschap, is dramatisch: Israël, het uitverkoren volk, bedoeld als volk van koningen en priesters, wordt uit het rentmeesterschap gezet. Ook het rentmeesterschap van de getrouwe rentmeesters, de twaalf apostelen en hun prediking van het Koninkrijk der Hemelen wordt onderbroken. Hoe het nu verder gaat zal de verdere bestudering van de woorden rentmeester en rentmeesterschap ons moeten leren.