Door het lezen van een paar gedeelten heb ik mijn hindernissen op een rijtje kunnen zetten:
- Schuldgevoel
- Onvoldoende vertrouwen
- Onrust
- Onzekerheid
In het vorige artikel stonden we stil bij de eerste twee. De laatste twee komen nu aan de orde.
Onrust
De derde hindernis in mijn ontmoetingen met God is onrust. In mijn zelfonderzoek vond ik dat een vervelende hindernis. Ik voel mij namelijk dikwijls onrustig. Het is soms zo moeilijk om echt stil te worden voor God. Als ik alle voorbereidingen tref om in stilte Gods Woord te overdenken en met Hem te spreken dan is mijn agenda het eerste dat in de weg staat. Er staat van alles in geschreven dat ik moet doen. Het zijn afspraken die moeten worden nagekomen, beloften die moeten worden ingelost, herinneringen aan e-mails die moeten worden beantwoord, vrienden die moeten worden gebeld, tijd dat moet worden vrijgemaakt voor mijn vrouw en kinderen. Als ik God wil ontmoeten gaat dat eerst allemaal door mij heen. En het maakt mij vreselijk onrustig. Ik heb het gevoel dat ik mij soms in vier personen moet opdelen: oudste, man, vader en vriend. Daarnaast zijn er ook nog familieleden die graag aandacht willen ontvangen (terecht), ouders die moeten worden gebeld (leef je nog Ronald?). Regelmatig begin ik aan het herindelen van mijn planning. Ik moet er allemaal aan denken, juist als ik mij wil richten op de ontmoeting met God.
In 1998 ben ik met een goede vriend een paar dagen in retraite geweest. Met een Bijbel en een concordantie ben ik toen een flink aantal uren bezig geweest met het thema 'rust'. Deze retraite vond plaats in een klooster waar wij twee kamers hadden gehuurd. De vraag van toen is dezelfde als mijn vraag in de afgelopen weken: waarom kom ik zo slecht tot rust bij de hemelse Vader? Een paar antwoorden van toen zijn ook vandaag nog van toepassing.
Ongeloof
Ik besef onvoldoende dat ik in Christus volledig tot mijn bestemming ben gekomen. Ik mag altijd zijn waar Hij is. En Hij is altijd waar ik ben. Hij alleen kan mij in de rust brengen. Maar ik moet het wel geloven. En dat geloven staat weer in verbinding met vertrouwen dat Hij ook de beste plek is om rust te vinden. Ik moet leren eerst die rustplaats in te gaan, voordat ik bezig ga met andere dingen. Vanuit die rust kan ik beter met mijn verantwoordelijkheden omgaan. Ik kan dan diep van binnen blij worden van Jetty’s woorden wanneer zij zegt: “Je bent de laatste weken minder gestresst naar de kinderen, zie eens wat dat voor een uitwerking heeft” Tijd vinden om met God te praten en te genieten van Zijn aanwezigheid is als de opgaande zon over de nieuwe dag. Eerst komen de aarzelende zonnestralen het duister doorboren, maar dan wordt heel de nieuwe morgen verlicht. Alles krijgt een andere glans. En ik krijg energie voor twee.
Als je dit beseft is luisteren en gehoorzamen niet zo moeilijk meer. Ongeloof uitte zich bij Israël in ongehoorzaamheid. Je kunt dit lezen in Hebreeën 4:1-12. Wat voor lessen liggen in dit gedeelte?
Vers 2
Als je hoort -door de prediking of door het lezen van het Woord- dat er rust wordt gevonden in Gods nabijheid die voor de gelovigen is als het beloofde land - maar je komt niet tot God om die rust in te gaan, heeft de prediking en het lezen van Gods Woord geen enkel nut. Want luisteren naar God moet je in beweging zetten. Een regelmatige, misschien zelfs dagelijkse ontmoeting met God, door tijd daarvoor te reserveren, is ook een uiting van geloof dat je Gods nabijheid mag gaan ervaren.
Vers 3
Maar als je wel je hart hebt uitgestrekt naar Gods hart en gelooft dat Hij Degene is die je nodig hebt om rust te vinden, zul je ook rust vinden. Alleen ongeloof verspert de weg tot Gods hart.
Vers 7
Om Gods uitnodigende stem te verstaan, is het nodig dat je je hart openzet voor Hem. Dan zul je rust vinden. De rust van het kennen van Hem temidden van een onrustige wereld of een onrustige baan of een onrustig gezin. Terwijl alles dus om je heen onrustig is, bevindt jouw hart zich in de rustplaats van Gods hart.
Vers 10
Soms denken we echter dat de rust komt door onszelf voor te houden dat je minstens elke dag stille tijd moet houden, nooit de bijbelstudieavonden mag overslaan, iedere week trouw de samenkomsten bezoeken, één keer in de week iemand op je werk of in je omgeving moeten vertellen van Jezus, nooit meer mogen uitvallen naar de kinderen, vol geduld naar je partner moeten luisteren, kortom volmaakt moeten zijn door nooit meer te zondigen... Wanneer je zo denkt, heb je de relatie met God tot een werkrelatie gemaakt,waarin je moet luisteren naar de baas die zegt wat jij moet doen. En ik ervaar dat soms; God is voor mij soms meer de werkgever, dan de liefdevolle Vader. Dit vers maakt echter duidelijk dat rusten in het goede in God juist het tegenovergestelde is van het moeten doen van het goede. Het doen van het goede is niet het probleem -alles wat ik net noemde zijn op zichzelf goede dingen- maar het woord ‘moeten’. Het woord moeten heeft iets dwangmatigs. Het bindt je. Gods zelf wil je echter brengen in de vrijheid. En Zijn rust zorgt voor die vrijheid. En dan leidt dit tot een veranderend gedrag waarin je allerlei dingen mag leren.
Vers 12
En vanuit de rust zal Gods Woord je dan van binnen ontleden en allerlei verborgen motieven van je eigen zondige hart aan het ligt brengen opdat je ze kunt belijden en vrij kunt worden.
Ongeduld
Larry Crabb schreef eens in één van zijn boeken dat wij dikwijls een eisende houding jegens God hebben. Wij voelen ons verwond door het leven en wij bidden: genees mij, anders is elke poging tot verlichting van mijn pijn, hoe zondig ook, voor mijn gevoel rechtvaardig. Mijn ervaring is dat de Heer mij vaak laat wachten. Maar ik begin te ontdekken waarom. Wanneer de Heer mij nu alles geeft waarin ik ongeduldig om vraag, wordt Hij een automaat van lekkere hapjes waarin ik mijn gebedsmuntje werp. De lekkere hapjes worden dan echter belangrijker dan de Heer zelf.
Misschien proef je het wel eens in mensen die iedere week fantastische ervaringen doorgeven in hun relatie met God. God beantwoordt bijna altijd direct hun gebeden. Zij weten dikwijls direct wat ze moeten doen wanneer zij voor keuzes worden geplaatst. Hun huwelijk is fantastisch en hun kinderen zijn nimmer een plaag. Je raakt erdoor in verwarring. Want je ziet je eigen schamele vertrouwen, de relatieperikelen met je partner, de enorme moeiten met je tienerkinderen en je denkt: wat is er mis met mijn geloof?
Wat ik echter leer te zien is dat het bij hen vaak gaat om henzelf. Het is de Here Jezus niet die wordt verheerlijkt dwars door de moeiten heen. Het lijkt wel of zij de zegeningen hebben verdiend door hun relatie met God.
God wil mij geduld leren. Om te kunnen groeien tot een volwassen christen. Een christen die evenwichtig het leven benadert. Die de blijdschap mag kennen van de relatie met God, en die in de moeiten van het leven volharding ontvangt van God om te blijven staan.
Mijn verlangen naar rust is dikwijls nog in het hier en nu verlichting ontvangen van mijn pijn. Gods rust echter concentreert zich niet op betere omstandigheden, maar op Hemzelf. “Kom tot Mij, en Ik zal je rust geven” zei de Here Jezus tot Zijn gelovige discipelen! Dit betekent niet dat ik geen innerlijke problemen meer zal krijgen of kennen, maar dat ik ze kan benaderen vanuit Zijn rust.
Kort geleden werd ik erg aangesproken door een citaat van Paul Tournier (een christenarts en therapeut). Hij schreef: "Het idee dat men zonder een enkel complex zou kunnen leven is volkomen utopisch. Ieder ogenblik vinden wij in onszelf oude reflexen terug waar wij ons van bevrijd waanden. Daarom is een leven uit de genade helemaal geen leven in de watten. Wie de genade geproefd heeft kan zich nooit meer neerleggen bij compromissen, vluchten of psychologische compensaties, Hij is innerlijk gedwongen om moedig alle problemen die het leven meebrengt onder ogen te zien...”
In de ontmoeting met God vind je rust. Want in die momenten van ontmoeting kun je stil leren worden. Die momenten kan God dan gebruiken om je denken echt te vormen en je innerlijke overtuiging te voeden.
Onzekerheid
De hindernis die ik als laatste wil noemen, heeft alles te maken met mijn persoonlijkheid. Hoewel ik die niet voor jullie uiteen ga zetten, wil ik wel één aspect daarvan noemen; onzekerheid.
Misschien een verrassing. Ik preek en geef bijbelstudies, en kan het allemaal aardig verwoorden. Maar diep van binnen worstel ik met onzekerheden. Kan ik, wat ik mij in mijn enthousiasme vaak voorneem -mijn taken- wel aan? Wanneer is iets echt af? Ik ben dikwijls in mijn leven aan iets begonnen dat ik niet heb afgemaakt. Het schijnt wel te horen bij mijn persoonlijkheidsprofiel, maar ik ervaar het vaak als onbevredigend en het maakt mij onzeker.
Wanneer ik God wil ontmoeten en stil ga worden voor Hem, komen deze dingen dikwijls op mij af. “Here, doe ik het nog wel goed?” Nu kan ik twee dingen doen. Ik kan teleurgesteld blijven over mijn falen of mijn impulsiviteit of ik kan God vragen mijn persoonlijkheid te gebruiken tot Zijn verheerlijking.
Een goede vriend vertelde mij eens: "Wat mij zo in jou aantrekt is jouw voortdurende enthousiasme om dingen te ondernemen en uit te proberen. Waar ik alles tot in den treure afweeg in voor- en tegenargumenten heb jij al iets gedaan en soms ook tot een goed einde gebracht.” Dit heeft mij erg bemoedigd.
Onzekerheid kan soms slopend zijn. Als die duizenden gedachten door mij heen flitsen, kan ik soms bijna geen stille tijd houden. Ik las laatst dat het kan helpen eerst op een kladje -een A4-tje- proberen wat gedachten te vangen, om ze daarna als een gebed uit te spreken. En soms doe ik dat. Weet u waar ik dan meestal uitkom? Dat het er niet om gaat of ik wel iets aankan -hoewel bezinningsmomenten goed zijn en raad vragen aan anderen voordat ik aan iets ga beginnen zeer nuttig is- maar dat ik mijn zekerheid niet in mijzelf hoef te zoeken. Dat leert de Bijbel en met name ook de brief aan de Hebreeën. Ik lees in hoofdstuk 10:19-22:
"Daar wij dan broeders, volle vrijmoedigheid bezitten om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus... laten wij toetreden met een waarachtig hart, in de volle zekerheid van het geloof, met een hart , dat door besprenging gezuiverd is van besef van kwaad, en met een lichaam , dat gewassen is met zuiver water..".
Ik lees hier dat ik mag, maar ook kan komen tot het hart van God. Ik mag en kan Hem ontmoeten omdat het leven dat de Here Jezus voor mij heeft gegeven, mijn paspoort is geworden tot Gods hart. Daar mag ik komen met een veranderd hart. Een hart dat ergens zeker van is. En dat is de zekerheid van het geloof.
Genade
Ik heb in mijn leven veel gehoord en gezien aan ellende in de levens van anderen. Sommigen lijden naar mijn beleving echt willekeurig diep. Dit raakt mij steeds meer, soms ook in mijn vertrouwen in God. En toch... en toch, als ik alle lagen van pijn, moeite en wantrouwen weghaal zit daar een hart dat God gelooft om wie Hij zegt te zijn. Zit daar een hart dat gelooft dat Hij goed is en alles zal doen medewerken ten goede. Er zit een hart dat gelooft dat God toch alles in Zijn hand heeft, hoewel Hij in het verborgene Zijn werk doet in mijn en ons leven. Er zit een hart dat weet dat ik altijd tot God mag komen. Dat ik mag komen met een waarachtig hart, een gereinigd hart in een lichaam dat Hem wil ontmoeten. En dit alles is absoluut niet een verdienste van mijn kant. En daarom wil ik eindigen met het woord ‘genade’. Ik mag uit genade leven, uit genade God ontmoeten, uit genade volhouden, uit genade in Zijn rust komen en genieten van Zijn zekerheid.