Algemeen
De Tessalonicenzenbrieven zijn vooral bekend om de dingen die er in geschreven staan met betrekking tot de wederkomst van de Here Jezus Christus. Op zich ligt dit ook wel voor de hand omdat bijvoorbeeld elk hoofdstuk van de eerste brief wordt afgesloten met een verwijzing naar de komst van Christus. Zo staat alles in deze brief min of meer in het licht van de toekomstverwachting. Verder verhaalt Paulus veel over allerlei praktische zaken; hoe zijn bepaalde dingen verlopen; hoe stond hij in zijn bediening; Paulus' blijdschap over de Tessalonicenzen, etc.
Schrijver, ontstaan en bestemming
Samen met Silvanus (andere benaming voor Silas) en Timoteüs schrijft Paulus deze brief. Van al zijn brieven is dit de allereerste brief die hij geschreven heeft. Uit 1 Tessalonicenzen 3:1 en 2 leren we dat Paulus te Athene bleef (Hand. 17:15) en Timoteüs ("onze broeder, en een medewerker Gods") naar Tessalonica zond. Wanneer dit 'zenden' precies plaatsvond, is niet helemaal duidelijk. Dit kan vanuit Athene zijn geweest, maar ook al vóór Paulus in Athene aankwam (vgl. Hand. 17:14 en 15).
Op het moment van schrijven waren Silas en Timoteüs inmiddels vanuit Tessalonica (Macedonië) naar Korinte gekomen (Hand. 18:5; zie ook 1 Tess.3:6). Omdat er ná dit verblijf in Korinte geen melding meer wordt gemaakt van een samenzijn van Paulus, Silas én Timoteüs, mogen we aannemen dat beide Tessalonicenzenbrieven vanuit Korinte geschreven werden, omdat beide door deze drie broeders zijn geschreven (zie 1 Tess. 1:1 en 2 Tess. 1:1). Wat het tijdstip betreft, moeten we denken aan het einde 52 / begin 53.
Met betrekking tot het ontstaan van de gemeente te Tessalonica, lezen we in Handelingen 17 dat Paulus drie sabbatten achtereen vanuit de Schriften de dood en opstanding van Christus (vs. 2 en 3) verkondigde. Vers 4 laat zien dat de basis van deze gemeente "enige van hen" (Joden) waren, maar "ook een grote menigte Grieken, die God vereerden en tal van voorname vrouwen". Na zware tegenstand van de zijde van de afgunstig geworden Joden - Paulus verwijst daarnaar in 1 Tessalonicenzen 1:6; 2:2, 14-16 en 3:3 - worden Paulus en Silas door de broeders naar Berea gezonden.
In de korte tijd dat Paulus te Tessalonica verbleef, was er een hechte en hartelijke band ontstaan tussen Paulus en de Tessalonicenzen, zoals uit de brieven zelf valt op te maken.
Structuur
A. 1:1 Briefstijl en inleiding. B1. 1:2-3:10 Dankzegging; verhalend verslag en berichten; beroep / oproep. B2. 3:11-13 Gebed. B1. 4:1-5:22 Aansporing / vermaning; onderricht. B2. 5:23-25 Gebed. A. 5:26-28 Briefstijl en afsluiting.
Doel en inhoud
Wie de brief leest, ontdekt al gauw dat het met name Paulus' bezorgdheid is, die hem ertoe bewoog deze brief te schrijven. Vanwege het verzet van Joodse zijde (zie onder 'Schrijver, ontstaan en bestemming'), moest de apostel Tessalonica vroegtijdig verlaten. De situatie in Tessalonica was een grote zorg voor hem en hij wil naast een aantal dingen die hij niet meer tot hen kon uitspreken, hen ook in zijn brief bemoedigen.
Zoals onder 'Algemeen' al is aangegeven, neemt de toekomstverwachting een belangrijke plaats in deze brief in. Veel van wat Paulus daarover schrijft, is in de loop der tijden door gelovigen toegeëigend. Wordt de toekomstverwachting van nu omschreven, dan gebeurt dat doorgaans in woorden die uit de Tessalonicenzenbrieven komen. Wat dat betreft geven deze brieven een duidelijk lijn van wat komen gaat. Tegelijk zouden we ook moeten beseffen dat het niet zozeer ónze hoop is die hier beschreven wordt! Die vinden we juist veel meer in de late brieven van Paulus.
Toen Paulus als eerste van al zijn brieven, deze eerste Tessalonicenzenbrief schreef, deed hij dat tegen de achtergrond van de openbaring van Christus die toen verwacht werd; ja: móest worden.
De "komst" waarover Paulus hier schrijft, is de komst die Christus Zelf voorzegde (bijv. Matt. 24:3 en 27-31) en die later nog eens herhaald wordt (Hand. 1:11). In 1 Tessalonicenzen 2:19; 3:13; 4:15 en 5:23 gebruikt Paulus voor het woord "komst" het Griekse parousia (uit te spreken als paroesia), dat in de Statenvertaling meestal met "toekomst" wordt weergegeven. Letterlijk betekent het echter 'aanwezigheid' (zie Fil. 2:12, waar het vertaald wordt met "tegenwoordigheid"). Het woord parousia duidt daarmee niet zozeer op het komen, maar juist op de tijd die aanbreekt ná de komst. Deze parousia begon met de openbaring van Christus (vgl. 2 Tess. 1:7), met luid bazuingeschal en vlammend vuur. Die komst en aanwezigheid was de hoop voor de Tessalonicenzen en daar zag Paulus met hen naar uit.
Kerntekst
"En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst (lett: in de aanwezigheid) van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn" (hfdst. 5:23).
De structuren die in deze artikelenserie staan, zijn deels gebaseerd op die van Dr. E.W. Bullinger en C.H. Welch.
Voor meer informatie over het ontstaan en de chronologie van de Nieuwtestamentische brieven raden we de Morgenrood-uitgave Gods Woord wijst ons de weg (ISBN 90-6694-199-5) aan.