´Leuk bedacht…´
Tegelijk stelt de schrijver dat je nauwelijks over een bedelingenleer kunt spreken, omdat de Bijbel niet over bedelingen in de zin van regiems of perioden spreekt (behalve in Gal. 4:24, N.B.G.-vertaling. De schrijver stelt terecht dat het daar de vertaling is van het Griekse woord voor verbond). Verder schrijft hij over eeuwen waarvan er 'slechts twee' genoemd zouden worden: 'de huidige en de toekomstige' en meent hij dat het woord 'oikonomia' niet voorkomt in het Nieuwe Testament als aanduiding voor een heilsperiode. Dit deel van zijn betoog sluit hij dan af met : 'Leuk bedacht, maar zonder basis in de Bijbel'.
Wie de Bijbel enigszins kent, weet dat het toch wel niet zo simpel in elkaar zit, als de schrijver doet voorkomen. Wat moeten leden van het betreffende kerkgenootschap hier nu van denken? En als buitenstaander vraag je je af: 'Beseft de schrijver wel wat hij met zoveel stelligheid poneert of wil hij voorkomen dat zijn lezers ontdekken wat de Bijbel nu eigenlijk in werkelijkheid zegt?'
Eeuwen
'Eeuw' is in de Bijbel de vertaling van het Hebreeuwse olam (Oude Testament) of van het Griekse aioon (Nieuwe Testament). Efeziërs 3:11 spreekt (letterlijk) over "het voornemen (of plan) van de eeuwen, dat Hij gemaakt heeft in Christus Jezus". In Hebreeën 1:2 gaat het (letterlijk) over de "Erfgenaam van alles, door Wie Hij ook de eeuwen gemaakt heeft". En in Hebreeën 11:3 staat (letterlijk) dat wij "door het geloof verstaan dat de eeuwen door het Woord Gods (dat is het gesproken Woord van God) tot stand zijn gebracht". Drie teksten waaruit blijkt dat niet één of ander mens het plan der eeuwen 'leuk bedacht' heeft, maar God Zelf!
Een eeuw (olam of aioon) is het geheel van uitgangspunten aan de hand waarvan de geschapen wereld zich gedraagt. Hoeveel van die eeuwen zijn er nu eigenlijk te onderscheiden? In het Morgenroodboekje 'Waar gaat het naartoe? staat op pagina 26: '... het plan der eeuwen (...) bestaat uit tenminste vijf eeuwen'. 'Leuk bedacht'? Nee, hoor! Gewoon lezen wat God in Zijn Woord hierover zegt. Ten eerste spreekt de Bijbel (inderdaad) over de huidige en toekomstige eeuw (bijv. Luc. 20:34 en 35; Efe. 1:21). De huidige eeuw is 'boos'. Galaten 1:4 heeft het (letterlijk) over "de tegenwoordige boze eeuw" (aioon). In deze eeuw zitten we als mensheid nu al sinds de zondvloed. En de wereld gedraagt zich overeenkomstig deze boze eeuw.
Met de wederkomst van Christus komt er een einde aan deze eeuw en breekt de toekomende aan. In Matteüs 24:3 stellen de discipelen een vraag over "de voleinding der eeuw" (opnieuw aioon, dus niet: 'wereld'), wat met de komst van de Zoon des mensen (vs. 27 en 30) een feit zal zijn. Alle bijbelschrijvers leefden in dezelfde eeuw, waar wij ook nog altijd in leven; zo ook Paulus en Prediker. Paulus schrijft in Efeziërs 2:7 over de komende eeuwen (meervoud!); dit zijn er minstens twee! Dus nu hebben we al minimaal drie eeuwen ontdekt in de Bijbel: de huidige en (niet alleen één toekomende, maar zelfs) twee toekomende eeuwen.
Prediker schrijft in hoofdstuk 1: "Is er enig ding, waarvan men zou kunnen zeggen: Ziet dat, het is nieuw ? Het is alreeds geweest in de eeuwen (olamim; meervoud!), die voor ons geweest zijn" (vs. 10, Statenvertaling; deze vertaling geeft hier de letterlijke vertaling). Kortom: vóór de huidige eeuw waren er al minimaal twee.
En daarmee hebben we er vijf ontdekt, zodat we mogen zeggen, dat het plan der eeuwen uit tenminste vijf eeuwen bestaat.
Bedelingen
Voor het woord "bedeling" moet je eigenlijk terug naar de Statenvertaling, die het driemaal geeft als vertaling van het Griekse oikonomia (= economie, huishouding, rentmeesterschap). Op pagina 29 van 'Waar gaat het naartoe?' staat: 'In het algemeen kunnen we zeggen dat een bedeling meestal te maken heeft met hoe de Heer bepaalde dingen regelt (...) aan de hand waarvan Hij met de mens omgaat. De manier waarop God met de mens omgaat, gebeurt gedurende een bepaalde tijd. Daarom heeft een bedeling iets van een tijdskarakter in zich. Maar het zijn zeker geen tijdsperioden in de eerste plaats, een standpunt waar Scofield vanuit gaat.'
De Bijbel leert dat er tijdens de middelste drie eeuwen / aionen sprake is van bedelingen. Een 'eeuw' is dus geen 'bedeling'! De eerste van die drie middelste eeuwen begon bij Adam en duurde tot aan de zondvloed; de tweede duurt vanaf de zondvloed tot aan de wederkomst van Christus en de derde is de toekomende eeuw, duidend op de periode vanaf de wederkomst tot en met het einde van de huidige schepping. In de verschillende 'bedelingen' gaat het om de wijze waarop God Zijn leefregels aan de mens bekendmaakt. Ze overlappen de periode vanaf de eerste mens, Adam, tot en met de tweede Mens, Christus.
Bedelingen die de Bijbel met name noemt (daarbij uitgaande van de teksten waar in de grondtekst het woord oikonomia staat), zijn:
- Efeziërs 1:10 de bedeling van de volheid der tijden;
- Efeziërs 3:2 de bedeling van de genade Gods aan Paulus gegeven (zie ook Kol. 1:25) en
- Efeziërs 3:9 de bedeling van het geheimenis.
.Verder wordt er indirect in Galaten 4 nog over de bedeling der wet gesproken. Paulus vergelijkt daar de situatie van Israël met een kind dat onder voogdij en toezicht (de wet) stond, maar nu deel mag hebben aan het geloof van Christus (vs. 1 e.v.). Het "toezicht" in vers 2 is de vertaling van oikonomous, rentmeesters / economen / bedelers.
Tot slot
De Bijbel laat zien dat het in het kader van het door God gemaakte (!) plan belangrijk is, dat we leven in overeenstemming met de leefregels die God geeft. Iemand uit de periode van de wet, moest in overeenstemming met de wet leven. Vele gelovigen zeggen nu: 'Wij leven niet onder de wet, maar onder de genade'. Anders gezegd (maar dat gaat sommigen blijkbaar net te ver): 'Wij leven niet in de bedeling van de wet, maar in de bedeling van de genade'.
De schrijver van het artikel waarover we in de inleiding schrijven, meent dat daar waar een bedelingenleer je vrijstelt van bijbelse taken en opdrachten, waarvan hij vindt dat je ze wel moet houden, deze leer ultra wordt.
Onwillekeurig moeten we denken aan de woorden van Gamaliël (de alom gewaardeerde wetgeleerde, aan wiens voeten ook Paulus was opgevoed, Hand. 22:3) die in de Joodse Raad over de apostelen zegt: "Laat u niet in met deze mensen en laat hen geworden; want indien dit streven of dit werk uit mensen is, zal het vernietigd worden, maar indien het uit God is, zult gij hen niet kunnen vernietigen; het mocht eens blijken, dat gij tegen God strijdt" (Hand. 5:38 en 39).
Stel je toch eens voor dat God wél een plan der eeuwen gemaakt heeft (en dat hééft Hij dus! Zie bijv. Efe. 3:11), of dat God inderdáád van de mens vraagt dat hij zich gedraagt in overeenstemming met de verschillende fasen in Zijn plan (en dat doét Hij dus; vgl. Gal. 5:2-4)? Wat is nu uiteindelijk belangrijker: dat je de Heer recht in de ogen kunt zien en alles eraan doet te aanvaarden wat Hij in Zijn Woord zegt, of dat je bepaalde bijbelse waarheden verre van je houdt, omdat ze niet stroken met de identiteit van je gemeente? "... het mocht eens blijken, dat gij tegen God strijdt". Wat zou het toch mooi zijn als gelovigen en hun leiders in de gezindheid van Christus erop gericht zouden zijn elkaar te respecteren en gebruik te maken van elkaars gaven en inzichten in Gods Woord.
Meer weten over eeuwen en bedelingen? Lees dan 'Waar gaat het naartoe?', hoofdstuk 1. Dit hoofdstuk is later nog eens als artikel verschenen in AMEN 53 (zie ook het 'Archief' op www.amen.nl).