Ruth is beschikbaar
Ruth antwoordde: “Al wat gij zegt zal ik doen” (Ruth 3:4b, 5). Als vanzelf gaan onze gedachten uit naar een andere vrouw, Maria, die aan de voeten van de Heiland zat om te luisteren. En naar Maria, de moeder van Jezus, die zei: “Zie, de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar Uw woord.” Ruth doet alles zoals het haar gezegd is.
Boaz sluit aan
We lezen van Boaz: “Het gebeurde nu te middernacht, dat de man wakker schrok en om zich heen greep en zie, daar lag een vrouw aan zijn voeteneind.” Onwillekeurig zou je kunnen denken aan Adam, toen hij Eva kreeg. Boaz vraagt: “Wie zijt gij?” Ruth antwoordt: “Ik ben Ruth, uw dienstmaagd; spreidt uw vleugel uit over uw dienstmaagd, want gij zijt de losser.” Het antwoord van Boaz is wonderlijk en toont ook meteen de draagwijdte en diepgang van deze geschiedenis. Hij zegt: “Gezegend moogt gij zijn door de HERE, mijn dochter, gij hebt met uw laatste liefdedaad de eerste nog overtroffen, doordat gij geen jonge mannen nagelopen zijt, hetzij arm of rijk. Nu dan mijn dochter, wees niet bevreesd; alles wat gij zegt zal ik doen; want ieder in de poort van mijn volk weet, dat gij een deugdzame vrouw zijt.”
Dit zijn buitengewone woorden, zeker gezien de situatie: een man die een mooie jonge vrouw vindt in zijn bed! Beiden spreken woorden en handelen vanuit het denken naar de Geest, niet volgens het bedenken naar het vlees. Ruth, die gekozen heeft voor de God van Israël, en daarmee voor Zijn volk – haar eerste liefdedaad – wil vervolgens vruchtbaar zijn, letterlijk, in de geslachtslijn van Christus! Deze liefdedaad overtreft haar eerste liefdedaad. Zij toonde haar geloof in haar werken. Zij volgde en onderwierp zich aan de wetten en verordeningen van God, zij ging in Zijn wet. Boaz doet, ondanks de situatie, hetzelfde. Hij handelt rechtvaardig. Het is alsof God Zelf spreekt. Ook Boaz stelt zich beschikbaar. Prachtige voorbeelden om na te volgen: gaan in de wet des Heren wordt gezegend, meisjes moeten geen jonge mannen nalopen, hetzij arm of rijk. Onze belangrijkste ´wet´ is evenwel de dingen te zoeken die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand Gods (Kol. 3). Boaz vervolgt en zegt: “Nu dan, weliswaar ben ik losser, maar er is nog een losser, nader dan ik. Blijf vannacht hier; en morgenochtend, indien hij u lossen wil, goed, laat hem lossen; maar is hij niet genegen u te lossen, dan zal ik u lossen, zowaar de HERE leeft. Blijf liggen tot de morgen.” In de woorden “is hij niet genegen,” zit een bijzondere gedachte: het lossen door de aangewezen persoon moet vrijwillig gebeuren, hij moet daartoe genegen zijn, hij moet het willen (zoals er ook staat), het moet hem behagen, of welgevallig zijn om het te doen. Het Hebreeuwse woord vertaald met ´genegen´ is hetzelfde als bijvoorbeeld in Jesaja 53, vers10: “Het behaagde de HERE hem te verbrijzelen.” Ook in het feit dat er twee lossers zijn zit een diepere gedachte: er is een eerste en een tweede. De eerste Adam en de laatste Adam, oftewel de tweede Mens, Christus (1 Kor. 15:45,47, Hebr. 10:9). De diepste gedachte is dat alles uit, door, en tot Christus is, zoals ook al gezegd in Jesaja 53:10. Naomi voegt er aan toe: “Die man zal niet rusten voordat hij vandaag deze zaak tot een einde heeft gebracht.”
Gelukkige voortgang
Boaz ging meteen opstap, om de zaak met de eerste losser te regelen. Voor hij wegging zei hij tegen Ruth dat ze vóór dag en dauw weg moest gaan, om praatjes te voorkomen, en gaf haar zes maten gerst mee in haar omslagdoek, om niet met lege handen bij haar schoonmoeder te komen. Zo kwam Ruth bij haar schoonmoeder. Ruth vertelde haar belevenissen en Naomi zei: “Stil afwachten, mijn dochter, totdat gij verneemt hoe de zaak uitvalt, want die man zal niet rusten voordat hij vandaag deze zaak tot een einde heeft gebracht.”
Het lossen is een belangrijke sociale gebeurtenis in Israël. Het heeft met de voortgang, het bouwen van de geslachten en hun bezit, te maken.
Boaz ging in de poort zitten, en sprak de eerste losser aan. De poort is de plaats waar de zaken geregeld worden. Hij vroeg hem om zich daar neer te zetten. Hij vroeg ook nog tien van de oudsten van de stad om zich neer te zetten. Boaz heeft twee dingen te regelen: het lossen van het land van Elimelech (God is Koning), dat wil zeggen: het land kopen, omdat Naomi dit vanwege haar armoede moest verkopen, en het zorgen voor nageslacht van Elimelech na de dood van zijn zonen Machlon (ziek) en Chiljon (ruïne). Ziekte en verwoesting staan voor de gevolgen van de zonde, de afval van God. Deze woorden komen ook voor in de opsomming van de graden van kastijding in Leviticus 26, tengevolge van het niet luisteren naar God. De eerste losser blijkt het land wel te willen kopen, maar als daaraan vast zit dat hij Ruth huwt om voor nageslacht te zorgen (vruchtbaarheid), zegt hij: “Dan kan ik het voor mij niet lossen, want ik zou mijn eigen erfdeel te gronde richten. Los gij voor u wat ik zou moeten lossen; want ik kan het niet lossen” (Ruth 4:6).
In de eerste losser kunnen we Adam zien, de natuurlijke mens, de vader van het mensdom. En ook het natuurlijke Israël, dat onvruchtbaar is. De eerste losser zegt: ik kan niet lossen (voor vruchtbaarheid zorgen), want het zou mijn dood zijn. Het gaat hier over HET zaad: Christus. Adam kan daar niet voor zorgen. Alleen God kan dat. En God hééft er voor gezorgd, in Christus! Maar het is ook Zijn dood geworden. Echter wél een vruchtbare dood, ten behoeve van ons. “Wanneer Hij Zichzelf ten schuldoffer gesteld zal hebben, zal Hij nakomelingen zien, en een lang leven hebben” (Jes. 53:10b).
Daarna zegt de schrijver van het boek Ruth (4:7a): “Nu was het vroeger in Israël bij lossing en ruiling gebruik, dat, wilde men aan enige zaak geldigheid verlenen, de een zijn schoen uittrok en aan de ander gaf.” De betekenis hiervan is wonderlijk en diep. Schoenen worden gebruikt als schoeisel voor de voeten, om te wandelen, om een weg af te leggen. De diepere zin is om de wegen van God te gaan, om “in de wet des HEREN te gaan” (Ps. 119:1).
Het ritueel van de schoen staat voor de belijdenis dat in de natuurlijke mens geen leven is, geen vruchtbaarheid. Zijn leven is ijdel. De eerste losser geeft daarom zijn schoen aan de tweede losser Boaz, die staat voor God Zelf. ´Doet dit en gij zult leven´ was onmogelijk voor de natuurlijke mens. Johannes 1:4 zegt: “In het Woord was leven, en het leven was het licht der mensen. Het Woord is Christus, Hij is de ware Losser, het land is ook van Hem.” Ruth 4:7 vervolgt dan met: “Dit was in Israël de bekrachtiging. En de losser zeide tot Boaz: koop gij het voor u. En hij trok zijn schoen uit.”
Na de verordening over het zwagerhuwelijk (Deut. 25:5 en 6) staat ook nog iets geschreven over de schoen (vs. 7-10). Als een man niet genegen is de kinderloze weduwe van zijn broer te huwen, dan zal de weduwe naar de poort tot de oudsten gaan om dit te melden. De oudsten onderhouden zich met deze man, en indien deze blijft weigeren, zal de vrouw voor de ogen van de oudsten hem de schoen van zijn voet trekken, hem in het gezicht spuwen, en betuigen: “Zo zal men de man doen, die het huis van zijn broeder niet bouwt... En onder Israël zal zijn naam luiden: het huis van de ontschoeide.” Schande voor degene die ongehoorzaam is. Dit zou in Israël niet voor mogen komen. Israël was evenwel een hardnekkig volk. Straks, na de wederkomst van Christus, in de nieuwe eeuw, zal het niet meer voorkomen. Dan hebben zij de wet in hun binnenste, en gaat het van harte. Het is opmerkelijk dat de man in Deuteronomium 25 niet zelf zijn schoen uittrok, terwijl de eerste losser in het boek Ruth dat wel deed! De man handelde naar het vlees. Het vlees, de oude mens, moet echter afgelegd worden.
Nadat de man vrijwillig zijn schoen had uitgetrokken, zegt Boaz nauwkeurig wat bekrachtigd is, en het is voor Israël opgeschreven. Het is ook profetie, gesproken door God, dus gegarandeerd. “Hierop zeide Boaz tot de oudsten en tot al het volk: gij zijt heden getuigen, dat ik al wat Elimelech heeft toebehoord, en al wat Chiljon en Machlon heeft toebehoord, koop uit de hand van Naomi; ook Ruth, de Moabietische, de vrouw van Machlon, verwerf ik mij tot vrouw om de naam van de gestorvene op zijn erfdeel in stand te houden. Zo zal de naam van de gestorvene niet uitgeroeid worden uit zijn broederen en uit de poort van zijn woonplaats. Gij zijt heden getuigen” (Ruth 4:9 en 10). Kunnen wij ons voorstellen hoe aangenaam het voor God geweest is dat Naomi, Ruth en Boaz handelden in gehoorzaamheid aan Zijn Woord? Ook indrukwekkend onderwijs voor ons in deze tijd, al gelden nu andere wetten.
Vruchtbaarheid
De getuigen bevestigen de woorden van Boaz en verklaren ook de betekenis, en de geweldige diepgang en het perspectief daarvan: “En al het volk dat in de poort was, en de oudsten zeiden: Wij zijn getuigen. De HERE make de vrouw die in uw huis komt, als Rachel en Lea, die beiden het huis van Israël gebouwd hebben! Handel dan kloek in Efratha, en maak u een naam in Bethlehem: uw huis worde als het huis van Peres, die Tamar aan Juda baarde, door het kroost dat de HERE u geven zal uit deze jonge vrouw!”
De geboorte van Peres, de zoon van Tamar was ook zo’n hachelijke zaak (Gen.38). Ook weer het bewijs ervan dat, wat Israël – of de wereld – ook doet of bedenkt, het plan van God gaat door! De naam van Peres wordt hier genoemd omdat hij verband houdt met de eerste komst van Christus, als (Ver)losser (voor Israël).
De geschiedenis voltrekt zich als gezegd. Boaz trouwt met Ruth, en zij krijgen een zoon, door de buurvrouwen Obed genoemd, de vader van Isaï, de vader van David.
Perspectief
Het boek Ruth eindigt met het perspectief van deze geschiedenis door de vermelding van de geslachtslijn van Peres (type van Christus als Verlosser in Zijn eerste komst) tot aan David (type van Christus als Koning in Zijn wederkomst). Ruth, de Moabitische, is hiermee opgenomen in de geslachtslijn van Christus!
De naam David waarmee het boek Ruth eindigt, betekent: geliefde. Denk aan de woorden van God in Mattheüs 17:5, gesproken tijdens de verheerlijking op de berg: “Deze is Mijn Zoon, de geliefde, in Wie Ik Mijn welbehagen heb.” Christus is de ware David, DE Geliefde, de Man naar Gods hart!