Van Genesis tot Openbaring
Genesis is het boek van het begin. Wat in dit bijbelboek aan de orde komt vinden we later uitgebreider terug in de overige bijbelboeken met als afronding het boek Openbaring. Waar in Genesis het begin wordt beschreven, daar bepaalt Openbaring ons bij het einde, zoals onderstaand schema laat zien.
Dit schema laat in het kort zien hoe de ontwikkelingen uit het begin vervuld worden in de tijd van het einde. Ook blijkt duidelijk, dat de Here Jezus Christus het glanzende Middelpunt is van de heilsopenbaring van God en de geschiedenis der wereld. Hij is de Christus der Schriften van wie de stem uit de hemel sprak: "Deze is mijn Zoon, de Geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb, hoort naar Hem!" (Matt. 17:5).
Alle onderzoek van de Bijbel moet leiden tot Christus als Degene waarvan wordt getuigd. Hij is de Zoon, in wie God Zich openbaart. Hij is de Schepper, de Verlosser en de Voleinder. Het geschreven Woord is een getuigenis van het levende Woord Zelf!
De geschiedenis van de mens is nog maar nauwelijks begonnen of er doet zich een heel belangrijke gebeurtenis voor. In de hof van Eden, waar Adam en Eva door God geplaatst waren “om die te bewerken en te bewaren” (2:15). De Here God had de mens een gebod meegegeven: “Van alle bomen in de hof moogt gij vrij eten, maar van de boom der kennis van goed en kwaad, daarvan zult gij niet eten, want ten dage, dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven” (2:16).
Zo leefden Adam en Eva in de weelde van wat de hof te bieden had en mochten zij zich verheugen in de aanwezigheid van de HERE God (zie 3:8).
Maar… er was nog iemand in de hof en zijn aanwezigheid zou het bestaan van dit mensenpaar danig verstoren en zijn invloed uitoefenen op hun verdere leven en dat van hun nazaten.
Slang
In het derde hoofdstuk verschijnt de slang ten tonele. Deze slang blijkt wel een heel bijzonder wezen te zijn: niet alleen kan hij spreken, maar ook zijn verschijning maakt kennelijk grote indruk. Het eerste wat gezegd wordt van de slang is, dat hij ´listig´ is, meer dan “alle dieren des velds”. Het woord ´dieren´ (of: ´gedierte, zoals de SV) kan ook weergegeven worden met: levende wezens. En dat lijkt hier beter op z´n plaats, want -zoals gezegd- we hebben hier te doen met een bijzondere verschijning.
Het woord ´listig´ (Hebr. ´arum) kan ook vertaald worden met ´wijsheid´. We hebben hier, zoals later in de Bijbel wel duidelijk wordt, te doen met een verschijning van de tegenstander van God: satan. In Openbaring 20:2 wordt van de draak gezegd dat hij de “oude slang is, dat is de duivel en de satan”. In 2 Korintiërs 11 wordt de slang in verband gebracht met de satan die zich voordoet “als een engel des lichts”. En in die laatste hoedanigheid treffen wij hem aan in Genesis 3.
Het woord ´slang´ is de vertaling van het Hebreeuwse ´nachash´. Dit woord is afgeleid van een werkwoord, dat betekent: sissen, mompelen, fluisteren, waarzeggen, zoals bijvoorbeeld tovenaars doen. Vanuit het Chaldeeuwse equivalent kan ook gedacht worden aan: koper(glans), verband houdend met een werkwoord, dat schijnen of schitteren betekent.
Koperen slang
In Numeri 21 wordt het woord ´nachash´ eveneens gebruikt en dan in combinatie met het werkwoord ´saraph´ (= branden). Hier de verzen 6-9 met de Hebreeuwse woorden:
6“Toen zond de HERE vurige (saraph) slangen (nachash) onder het volk; die beten het volk, zodat er velen van Israël stierven.
7Daarop kwam het volk tot Mozes en zeide: Wij hebben gezondigd, want wij hebben tegen de HERE en tegen u gesproken; bid tot de HERE, dat Hij de slangen (nachash) van ons wegdoe. Toen bad Mozes ten gunste van het volk.
8De HERE dan zeide tot Mozes: Maak een vurige slang (seraph) en plaats die op een staak; ieder, die daarnaar ziet, wanneer hij gebeten is, zal in leven blijven.
9Toen maakte Mozes een koperen (nechosheth) slang (nachash) en plaatste die op een staak; en wie, wanneer een slang (nachash) hem gebeten had, op de koperen (nechosheth) slang (nachash) de blik richtte, bleef in leven”.
De koperen slang in deze geschiedenis is beeld van de Here Jezus Christus, zoals de Heiland zelf aangeeft: “En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zó moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden, opdat een ieder, die gelooft, in Hem eeuwig leven hebbe” (Joh. 3:14).
Het woord ´seraph´ kennen we van Jesaja 6, waar serafs gezien worden als hemelwezens die de almachtige God dienen en Hem eren.
We mogen aannemen dat de ´slang´ uit Genesis 3 een bijzondere verschijning is geweest van satan die zich aan Eva voordeed als een engel van het licht.
Ezechiël 28
Dit hoofdstuk geeft informatie over het schitterende wezen dat zich in de hof van Eden aan Eva vertoonde. We lezen daar een klaaglied over de ´koning van Tyrus´. Deze koning is wel een heel bijzonder figuur als we de volgende woorden lezen in vers 12-16:
12“Volmaakt zijt gij van gestalte,
Vol van wijsheid, volkomen schoon.
13In Eden waart gij, Gods hof;
allerhande edelgesteente overdekte u:
rode jaspis, chrysoliet en prasem,
turkoois, chrysopraas en nefriet,
lazuursteen, hematiet en malachiet.
Van goud was het werkstuk, waarin zij waren gevat
en aan u vastgehecht;
toen gij geschapen werdt, waren zij gereed.
14Gij waart een beschuttende cherub met uitgespreide vleugels;
Ik had u een plaats gegeven:
gij waart op de heilige berg der goden,
wandelend te midden van vlammende stenen.
15Onberispelijk waart gij in uw wandel,
vanaf de dag dat gij geschapen werdt,
totdat er onrecht in u werd gevonden:
16door uw uitgebreide handel zijt gij vervuld geraakt
met geweldenarij en kwaamt gij tot zonde.
Van de berg der goden verbande Ik u
en deed u weg, gij beschuttende cherub,
van tussen de vlammende stenen.”
Het gaat hier om iemand, die niet geboren is uit een vader en moeder, maar geschapen (vs. 15). Hij wordt een ´beschuttende cherub´ genoemd en was volmaakt van gestalte. De Statenvertaling is nauwkeuriger en spreekt over een ´gezalfde, overdekkende cherub´. Het gaat om een hemelwezen, dat gezalfd en dus aangesteld is in een heersende positie. Cherubs vinden wij in de Bijbel o.a. als bewakers van de toegang tot de hof van Eden (Gen. 3:24) en rondom de troon van God (Ezech. 10). Als beelden van goud overdekken zij het verzoendeksel op de ark en worden als zodanig de ´cherubs der heerlijkheid´genoemd (Hebr. 9:5). Wij worden in Ezechiël 28 dus bepaald bij de oorspronkelijke positie van de satan: een hemelwezen, een engelvorst met grote heerlijkheid. Edelstenen in goud gevat gaven zijn verschijning nog meer uitstraling. Zijn plaats was op de ´berg der goden´. Maar… er werd onrecht in hem gevonden. Hij verkoos geweld en zondigde, zodat hij zijn toegewezen plaats moest verlaten. Vers 13 zegt: “In Eden waart gij, Gods hof”. Dit doet ons denken aan de schitterende verschijning die in de hof was en zich presenteerde aan Eva met het doel haar te verleiden en zo de mens(heid) mee te nemen in zijn zonde tegen God.
Jesaja 14
Zoals de ´koning van Tyrus´ een aanduiding blijkt te zijn van een schitterend hemelwezen, zo vinden wij in Jesaja 14 een profetie over de ´koning van Babel´. Ook hier worden dingen gezegd die onmogelijk alleen maar van toepassing kunnen zijn op de historische koning(en) van het Babylonische rijk, zie vers 12-15:
12“Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, gij morgenster, zoon des dageraads; hoe zijt gij ter aarde geveld, overweldiger der volken!
13En gij overlegdet nog wel: Ik zal ten hemel opstijgen,
boven de sterren Gods mijn troon oprichten
en zetelen op de berg der samenkomst ver in het noorden;
14Ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken,
mij aan de Allerhoogste gelijkstellen.
15Integendeel, in het dodenrijk wordt gij neergeworpen,
in het diepste der groeve...”
Het is niet moeilijk dezelfde figuur te herkennen als in Ezechiël 28. Hier gaat het om de ´morgenster´ (ook wel: de schijnende, de lichtdrager) die de ´overweldiger der volken´genoemd wordt. Hier wordt het karakter van zijn zonde blootgelegd: hoogmoed. Hij wilde zich verheffen boven de sterren Gods. Dit is een aanduiding van engelmachten in het hemelse. Deze machten in de hemelen hebben te maken met de heerschappij over de volkeren, zoals o.a. blijkt uit Daniël 10:13 en 20. Hij wilde zijn invloed uitbreiden en zich zelfs aan de Allerhoogste gelijkstellen. Dat is echter ondenkbaar en moest wel door de Almachtige geoordeeld worden: ´hoogmoed komt voor de val´! In plaats van verhoging wordt hem vernedering in het vooruitzicht gesteld, want “wie zichzelf verhoogt, die zal vernederd worden”.
Ondertussen hebben we hiermee wel enig inzicht gekregen in de gedachten van satan: hij wilde als God zijn en om dat te bereiken schuwt hij kennelijk het geweld niet (zie hierboven in Ezech. 28:16).
Het is deze indrukwekkende figuur, die we in de Bijbel met diverse benamingen tegenkomen als de grote opponent van God, zoals:
- satan = tegenstander o.a. in: Matt. 4:10
- duivel (diabolos) = door-elkaar-werper Matt. 4:1
- (oude) slang Openb. 20:2
- draak Openb. 20:2
- morgenster Jes. 14:12
- zoon des dageraads Jes. 14:12
- beschuttende cherub Ezech. 28:14
- Beëlzebul / Baäl Matt. 12:27
- verzoeker Matt. 4:3
- aanklager Opb. 12:10
- mensenmoorder van den beginne Joh. 8:44
- leugenaar en vader der leugen Joh. 8:44
- overste der wereld Joh. 12:31
- overste der (boze) geesten Matt. 9:34, 12:27
- overste van de macht der lucht Efe. 2:2
- de boze Matt. 5:39
- Abbadon/Appolyon = verderver, verwoester Opb. 9:11
- de ´god dezer eeuw´ 2 Kor. 4:4
- engels des lichts 2 Kor. 11:14
Verlosser?
Als we bedenken dat de slang een schitterende verschijning is geweest, kunnen we ons voorstellen, dat Eva onder de indruk geweest moet zijn. Vooral toen uit zijn mond ook nog vertrouwd klinkende woorden kwamen: “God heeft zeker wel gezegd…”. En inderdaad, God had iets gezegd.
De schitterende verschijning en de vertrouwde woorden zetten Eva op het verkeerde been. Deze sluwe ´slang´ wekt de indruk het goede voor te hebben met Eva en vertelt haar dat ze er veel beter van wordt als ze ingaat op zijn advies. Moest hij in de engelenwereld zijn opstand tegen God bekopen met zijn degradatie, nu probeert hij zijn plannen te verwezenlijken via het menselijk geslacht. Hij presenteert zich als een soort verlosser, die de mens zal bevrijden van zijn onderdanige positie en hem (haar) een ongekende promotie voorstelt: “…en gij zult als God zijn”. We herkennen hierin zijn streven naar de absolute macht – denk aan Jesaja 14. De opmerking van de tegenstander was als olie op het vuur, want de begeerte in Eva, een mens van vlees en bloed, ontbrandde. Zij keek nog eens goed en zag dat de boom eigenlijk heel aantrekkelijk was, ja, een lust voor de ogen. En het woord van de pseudo-verlosser bleek sterker dan het Woord van God. Hij anticipeerde op Eva´s gevoelens, op de begeerte die sluimerend in haar aanwezig was. Het woord van deze indrukwekkende verschijning klonken haar als muziek in de oren. Het infiltreerde haar gedachten en wekte verlangens op, die haar ego streelden. Wat zij op dat moment allemaal dacht, vermeldt de Bijbel niet, maar zeker is, dat ze de verleider niet kon weerstaan: de zonde was geboren. Zij nam en at van de verboden vrucht. En ook Adam at. Direct werden de gevolgen merkbaar. Het was een anti-climax. De ´verlosser´ bleek een verleider te zijn, zoals Eva later volmondig toegeeft: “de slang heeft mij verleid en toen heb ik gegeten” (Gen. 3:13).
Werkwijze
Met betrekking tot de werkwijze van de tegenstander en het gevaar daarvan worden een paar zaken duidelijk in de bijbelgedeelte.
- Satan maakt indruk door de manier waarop hij zich aan de mens openbaart
- Satan kent de woorden van God en gebruikt (lees: misbruikt) ze om de mens te verleiden
- Satan probeert ingang te krijgen door het ´vlees´: ogen, begeerte, gevoelens
- Satan stelt de mens iets moois in het vooruitzicht
Deze dingen zijn fundamenteel en illustreren de manier waarop satan te werk gaat, zoals later in de Bijbel duidelijk wordt bevestigd. De tegenstander maakt gebruik van deze elementen afzonderlijk of in combinatie met elkaar.
We komen ze opnieuw tegen in het Evangelie, waar we lezen over de duivel die de Here Jezus probeert te verleiden.
In Lukas 4:1-13 vinden we een verslag van een drie-voudige poging om de mens Jezus te verzoeken.[(Zie over dit onderwerp de brochure ´Er staat geschreven…´ - Uitg. Het Morgenrood)
- Satan maakt gebruik van het feit, dat Jezus honger had, na en verblijf van veertig dagen in de woestijn. Hij probeerde de ´begeerte van het vlees´ aan te wakkeren. Voor Gods Zoon zou het inderdaad eenvoudig zijn om van stenen brood te maken, zodat de honger onmiddellijk gestild zou kunnen worden. Echter, de Here Jezus grijpt terug op het Woord van God: “Er staat geschreven…” Daarmee weerstaat hij de duivel.
- Satan probeert het vervolgens op een andere manier, namelijk via de ´begeerte der ogen´. Hij stelt alle koninkrijken der wereld voor. Hij heeft ze alle in zijn macht en de Here Jezus ontkent dat niet. Eén enkele daad van aanbidding en de Here zou alle heerschappij zomaar ontvangen. Wat een weelde en rijkdom: vorst over alle rijken; heel de aarde Zijn bezit. Satan stelt wel iets heel moois in het vooruitzicht! Maar opnieuw weerstaat de Here Jezus de verleiding met het Woord van God: “Er staat geschreven…”
- Tenslotte doet de duivel een appèl op gevoelens van eer en trots. En om zijn poging kracht bij te zetten citeert uit Gods Woord een tekst uit de Psalmen! Maar ook deze poging mislukt, want de Here stelt er een andere tekst tegenover.
Nota bene: satan schroomt niet om het Woord van God te citeren om zijn verleidende activiteiten kracht bij te zetten!
Hij gebruikt woorden der waarheid om zijn leugen te verpakken. De Here Jezus doorzag hem en ging er niet op in. Hier gebeurde wat Jakobus later als volgt onder woorden brengt: “Onderwerpt u dus aan God, maar biedt weerstand aan de duivel, en hij zal van u vlieden” (Jak. 4:7).
Het zijn altijd weer dezelfde methoden waarvan satan zich bedient om de mens te verleiden. Wij hebben daarom de volledige wapenrusting Gods, neergelegd in het Woord van God, nodig om die verleidingen te kunnen weerstaan: “Doet de wapenrusting Gods aan, om stand te kunnen houden tegen de verleidingen (Gr. ´methodes´) van de duivel…” (Efe. 6:11).
Engel des lichts
In dit artikel staan we vooral stil bij de satan die zich voordoet als een engels van het licht. Zo deed de satan zich ook voor aan Eva, bij zijn eerste poging de mens te misleiden. Het is juist in deze hoedanigheid, dat de tegenstander zich bij voorkeur presenteert, toen en… nu!
Vraag tien christenen een tekening te maken van de satan en negen van de tien zullen iets op papier zetten wat eruit ziet als een sinister figuur, een monster wellicht, een gestalte met horens, u kent dat wel, liefst met veel zwart. Logisch, want dat is het algemene beeld dat men van hem heeft. Deze zwarte kant van de tegenstander vindt ook grond in de Bijbel, waar satan o.a. aangeduid wordt als draak, verwoester, e.d.
Zelden zal iemand satan in een tekening voorstellen als een mooie, stralende engel, met een gaaf uiterlijk, mooie haren, een wit kleed of sierlijke mantel. Toch doen we er goed aan acht te geven op die andere kant van de duivel, die hem tot een sluwe, verleidende tegenstander maakt.
Schijn-apostelen
In 2 Korintiërs 11 verbindt Paulus de verleiding van Eva door de slang met de activiteiten van de satan: “Maar ik vrees, dat misschien, zoals de slang met haar sluwheid Eva verleidde, uw gedachten van de eenvoudige [en loutere] toewijding aan Christus afgetrokken zullen worden. Want indien de eerste de beste een andere Jezus predikt, die wij niet hebben gepredikt, of gij een andere geest ontvangt, die gij niet hebt ontvangen, of een ander evangelie, dat gij niet hebt aangenomen, dan verdraagt gij dat zeer wel” (vs. 3-4).
Paulus´ apostelschap werd door sommigen in twijfel getrokken: “Want zijn brieven, zegt men, zijn wel gewichtig en krachtig, maar zijn persoonlijke verschijning is zwak en zijn spreken betekent niets” (10:10). Er werd smalend gesproken over de mens Paulus. Kennelijk was Paulus geen ´krachtige, gezalfde spreker´, zoals men tegenwoordig zou zeggen. Ik lees vandaag folders en bladen, waarin omslachtig alle kwaliteiten van een spreker (of spreekster) naar voren gehaald worden. De een is nog meer gezalfd dan de ander; God heeft rechtstreeks tot hen gesproken als waren zij profeten, en ga zo maar door. Dat alles moet de hoorders overtuigen van hun autoriteit. Voor Paulus werd zulke reclame niet gemaakt. Integendeel, sommigen minachtten hem en vonden zichzelf veel belangrijker. Met lede ogen moest de apostel aanzien hoe de Korintiërs werden misleid. Hij zag heel duidelijk de tegenstander aan het werk. Er waren lieden, die Jezus verkondigden, maar niet de Jezus die Paulus predikte, d.i. de Christus der Schriften. Men verkondigde het evangelie, maar niet de goede boodschap (lees ook wat Paulus daarover zegt in Galaten 1:8-9). En vele van de Korintiërs werden ingepalmd door krachtige sprekers; zij kwamen onder de indruk van hun verschijning, van hun charisma, van hun succes… Het klonk allemaal zo zuiver en misschien wel bemoedigend, maar het waren dwaalleraars, zo blijkt verderop.
In hoofdstuk 11:13-15 onthult Paulus hun ware indentiteit:
“Want zulke lieden zijn schijn-apostelen, bedrieglijke arbeiders, die zich voordoen als apostelen van Christus.
Geen wonder ook! Immers, de satan zelf doet zich voor als een engel des lichts.
Het is dus niets bijzonders, indien ook zijn dienaren zich voordoen als dienaren der gerechtigheid; maar hun einde zal zijn naar hun werken.”
We laten deze tekst even vetgedrukt inspringen om de belangrijkheid te benadrukken. Hier raakt Paulus de kern van een groot kwaad onder de christenen, dat tot enorme verwarring en misvattingen heeft geleid. Hier laat de Bijbel duidelijk zien hoe de satan z´n verleidende werk doet, met name onder christenen. Hij maakt mensen tot zijn dienaren, zodanig, dat men het op voorhand niet in de gaten heeft.
Het woord ´schijn´ is de weergave van het Griekse ´pseudo´. Het woord ´apostel´ betekent: ´gezondene´. Het gaat dus om pseudo-zendelingen. Mensen die het predikaat ´gezondenen´ van de Here dragen, terwijl dat slechts schijn is. Bedrieglijke arbeiders noemt de Bijbel hen. Werkers ´in de dienst van de Heer´, die in feite bedriegers zijn, omdat ze zich niet houden aan het geopenbaard Woord van God!
Ze verkondigen hun eigen evangelie, veelal afgestemd op de wensen en gevoelens van de mensen. Meestal kunnen zij zich dan ook verheugen in een grote mate van populariteit.
Jeremia en Chananja
In het Oude Testament -Jeremia 28- vinden wij een treffend voorbeeld van een ´schijn-apostel´ en ´bedrieglijke arbeider´.
Chananja was een profeet. Zijn naam betekent: Genade(gave) van de HERE. Klinkt goed, nietwaar? Hij sprak een boodschap uit in het huis des HEREN, de tempel: “Zo zegt de HERE der heerscharen, de God van Israël…” Tot zover nog niets aan de hand, aar dan komt het: “Ik heb het juk van de koning van Babel verbroken. Binnen nog twee jaren breng Ik naar deze plaats terug… al het vaatwerk… en al de ballingen…”
Ongetwijfeld klonk deze boodschap als muziek in de oren van hen die hem hoorden. Maar God had van tevoren (zie hs. 27) al gewaarschuwd voor leugensprekers, dromers als Chananja. De ballingen zouden helemaal niet op korte termijn terugkeren naar Jeruzalem, hoezeer die wens ook leefde bij hen. Jeremia moet dan ook een brief schrijven aan de ballingen in Babel (zie hs. 29) om hen te vertellen dat de ballingschap zeventig jaren zou duren. Het woord van Chananja was niet het Woord van God! In plaats van de vervulling van deze valse profetie, vond de valse profeet de dood, nadat Jeremia gezegd had: “Hoor nu, Chananja, de HERE heeft u niet gezonden, en gij hebt dit volk op een leugen doen vertrouwen…” (vs. 15).
Deze Chananja was in de termen van Paulus een schijn-apostel, een bedrieglijke arbeider. Zijn boodschap klonk bemoedigend en wekte blijde hoop, maar het was niet het Woord van God. En zo waren er vele valse profeten in die tijd. Jeremia was een ware profeet. Hij was niet populair. Hij werd naar het leven gestaan. Hij werd herhaaldelijk gedwarsboomd in zijn werk, ja, meerdere malen zelfs met de dood bedreigd. Jeremia wordt niet voor niets wel genoemd: de wenende profeet.
Bedrieglijke arbeiders
Net als in de dagen van Jeremia en later van Paulus, moeten wij de dienaren van satan vooral zoeken in het godsdienstige milieu. Ook in onze tijd zijn er vele ´profeten´. Hun namen zijn misschien welluidend en bekend. Zij staan in aanzien bij grote groepen (christen)mensen. Hun boodschap klinkt goed. Zij spreken met een autoriteit alsof zij rechtstreeks door God gezonden zijn. Hun evangelie sluit meestal perfect aan op de gedachten, gevoelens en verlangens van mensen.
Sommigen houden stevig vast aan de traditie en verdedigen de leer van hun denominatie met verve. Anderen springen handig in op de noden van mensen in hun ziekte, hun pijn, hun verdriet. Weer anderen werpen zich op of worden aangemerkt als ware leiders met visie voor wat God wil, enzovoort, enzovoort. Kijk maar om u heen, hoor en zie (lees) wat er allemaal gezegd en geschreven wordt. En de goe-gemeente volgt in veel gevallen gedwee. Men raakt geimponeerd door succes en moderniteit. Op het oog lijkt het ook allemaal mooi en zegenrijk, maar is het dat ook?
Zijn we ons bewust dat de tegenstander er ook vandaag alles aan doet om te misleiden? Realiseren we ons eigenlijk wel, dat er legio bedrieglijke arbeiders zijn in de wijngaard van de Here? Beseffen we dat er ook in onze tijd binnen onze eigen kerkelijke, evangelische kringen, een infiltratie gaande is van duistere machten, die zich bedienen van welsprekende, charismatische ´dienaren´?
Paulus´ waarschuwing is duidelijk: satan doet zich voor als een engels des lichts en zijn dienaren dus ook!
De Here Jezus spreekt over zulke lieden als wolven in schaapskleren. Je kunt het niet zien aan de buitenkant. Alleen door wat zij zeggen (hun woord) en wat zijn doen (hun daden) kunnen zij worden ontmaskerd. De vraag die daarbij centraal staat, is: zijn hun woorden en daden in overeenstemming met het geopenbaarde Woord van God?
Als het gaat om de ontmaskering van de werken der duisternis (die sterke gelijkenis vertonen met de werken van het licht!!) is er maar één toetssteen en dat is Gods Woord, het Woord der waarheid. Niet wat wij zien of ervaren is het criterium. Evenmin de power en het charisma van leiders. Ook het (schijnbare) succes of het aantal volgelingen is geen maatstaf. Er is maar één criterium, één middel tot beoordeling, en dat is de Bijbel. Mensen en tijden veranderen, de samenleving verandert, wetten, normen en waarden veranderen, maar Gods Woord houdt stand tot in eeuwigheid en zal geen duimbreed wijken. Het is daarom van (geestelijk) levensbelang om dat Woord -zelf!- te lezen en te onderzoeken om zodoende de weg van God te ontdekken en Zijn waarheid te onderkennen. Dat mag dan een moeilijke opgave lijken, het is wel noodzakelijk. Temeer omdat we vandaag overspoeld worden met gedachten en leringen, die misschien aansprekend, maar daarom nog niet per se bijbels zijn. Zoals gezegd zien velen de satan als een zwarte, sinistere figuur in plaats van als een engel des lichts. Het klinkt goed en mooi, het voelt goed aan, het lijkt succes te hebben, het vindt brede navolging, dus zal het wel van God zijn… dat is ruwweg gesproken de idee. Maar lieve mensen, pas toch op!
Pseudo
Het feit dat de tegenstander met zijn verleidingen zoveel succes heeft, komt vooral ook voort uit het gebrek aan kennis omtrent zijn handelen. Satan kan, door middel van mensen van vlees en bloed, dingen doen die sprekend lijken op wat God doet of zou kunnen doen. Dat maakt het juist zo lastig. Het woord ´pseudo´ dat we lazen in 1 Korintiërs 11:13 (schijn) komen we ook tegen in 2 Tessalonicenzen 2.
In dit hoofdstuk spreekt Paulus over de dingen die verband houden met de wederkomst van Christus. Hij zegt dat de afval moet komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren. Vooruitlopend daarop waarschuwt hij: “Want het geheimenis der wetteloosheid is reeds in werking…” (vs. 7). In het verborgene is er dus iets gaande, dat in de eindtijd pas openbaar zal worden. Het maakt onderdeel uit van de voorbereidingen voor de komst van de wetteloze en daarvan zegt Paulus in vers 9: “Daarentegen is diens komt naar de werking des satans met allerlei krachten, tekenen en bedrieglijke wonderen, en met allerlei verlokkende ongerechtigheid, voor hen, die verloren gaan, omdat zij de liefde tot de waarheid niet aanvaard hebben, waardoor zij hadden kunnen behouden worden.”
Krachten, tekenen en wonderen. Dat zijn zaken die in de Hebreeënbrief ook toegeschreven worden aan God, die getuigenis gaf aan de prediking der apostelen “…door tekenen en wonderen en velerlei krachten en door de heilige Geest toe te delen naar Zijn wil” (Hebr. 2:4).
Als God deze dingen door Zijn dienaren doet kan dat uiteraard alleen maar goed zijn en reden voor dankbaarheid en lofprijzing.
Echter, satan doet zulke dingen ook door zijn dienaren: allerlei krachten, tekenen en bedrieglijke wonderen. Let op het woord ´bedrieglijk´. Letterlijk staat er: pseudo wonderen. Met andere woorden: het zijn wonderen, zo voelen ze ook en zo zien ze eruit, maar ze zijn niet van God afkomstig. Dat moet ons heel behoedzaam maken als het gaat om allerlei manifestaties van boven-natuurlijke aard.
In de Bijbel hebben ´tekenen en wonderen´ hun betekenis en doel (zie artikel op pagina 6 en 7).
Zorgvuldige bestudering ervan maakt duidelijk, dat deze dingen vooral in verband staan met Israël en het (Evangelie van het) Koninkrijk. Dat moeten we ons dus realiseren als we nadenken over onze tijd, waarin God bezig is met de formering van de Gemeente, het Lichaam van Christus, terwijl het Koninkrijk nog altijd verborgen is.
Waakzaam
Het belangrijk te onderzoeken wat het Woord van God leert over Zijn bedoelingen in deze fase van het plan der eeuwen. Dan komt bijvoorbeeld ook de vraag op of het Gods bedoeling is, dat er in deze tijd als regel tekenen en wonderen zouden plaatsvinden. Als het niet Gods bedoeling, of manier van werken, is in deze fase van Zijn heilsplan en ze gebeuren toch, dan moeten we daar acht op geven. Immers God zegt geen A en doet vervolgens B. God handelt nooit in strijd met Zijn eigen Woord!
Dat betekent dus, dat tekenen en wonderen ook onderdeel kunnen zijn van de verborgen werken van de tegenstander. Reden om uitermate oplettend te zijn. En dat geldt ook voor allerlei leringen die vandaag opgeld doen. Het is nog maar de vraag of alles wat aan de Here wordt toegeschreven ook daadwerkelijk uit God is. Of zou het misschien ook kunnen zijn, dat mensen, bewust of onbewust, bezig zijn met werken der duisternis?
Het antwoord op deze en andere vragen hopen we later te vinden. Wordt vervolgd!