Alles is genade
Efeziërs 1:3 vormt de inleiding tot de opsomming van zegeningen die in vers 4 tot en met 14 vermeld staan. We lezen hier: "Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, Die ons met alle geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus".
Dit hele vers lijkt een woordspeling te zijn. Driemaal vinden we een woord dat met zegen verband houdt. Paulus begint met: "Gezegend zij de God en Vader ...". Dit kan wat vreemd overkomen. Zeker als we Hebreeën 7:7 ernaast leggen, waar staat: "Nu is het onwedersprekelijk, dat het mindere door het meerdere wordt gezegend". Het Griekse woord dat hier gebruikt wordt (eulogeoo van eu en logos), is samengesteld uit twee andere woorden. De betekenis van het ene woord is goed en de betekenis van het andere woord is een woord spreken. We zouden dat dus kunnen samenvatten door te zeggen dat Paulus hier goed spreekt van "de God en Vader van onze Here Jezus Christus".
Paulus zegent de Here; niet in die zin dat hij zich boven God stelt of iets dergelijks, maar in de zin van goed spreken van Hem. Paulus doet dat omdat God de Vader ons goed gesproken heeft (gezegend heeft) met alle goedspreking (zegen). Kunt u het zich voorstellen? Wij, die van nature niet goed kunnen doen, heeft de Here goed gesproken. Vanuit een positie van onrechtvaardigheid, duisternis en dood heeft Hij ons rechtvaardig verklaard, in het licht geplaatst en levendgemaakt. Wat een zegen! Vanuit Paulus' zicht op deze rijke genade van God, kan de apostel niet anders meer dan goed van die hemelse Vader spreken
. Het is natuurlijk belangrijk om in de praktijk zorgvuldig met deze dingen om te gaan! Wanneer wij zeggen: 'wij zegenen God' dan kan dat zo gauw verkeerd overkomen. Zo staat het er trouwens ook niet! Er staat: "Gezegend zij de God en Vader ...".
In verband met deze woorden laat Paulus dan zien dat we met alle geestelijke zegen gezegend zijn. Niet allerlei, zoals de N.B.G.-vertaling zegt. Allerlei betekent van alle soorten, van alles wat. Maar zo zijn we niet gezegend! We hebben van alles alles. Dit alle wijst dus op een volkomenheid / volmaaktheid van zegen. Als Paulus ze gaat opsommen zien we dat hij zeven zegeningen naar voren brengt (zie de structuur van Efe. 1:3-14 op blz. ??). Zeven is het getal van goddelijke volheid. Meer is er niet.
De hemelse gewesten
De plaats waar God de Vader de rijkdommen van Christus met ons deelt, geeft Paulus in eerste instantie weer door de uitdrukking "in de hemelse gewesten".
Deze woorden "in de hemelse gewesten" zijn uniek voor de Efezebrief. Vijfmaal komen ze (slechts) in deze brief voor:
1:3
"Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus";
1:20
"... die Hij heeft gewrocht in Christus, door Hem uit de doden op te wekken en Hem te zetten aan Zijn rechterhand in de hemelse gewesten ...";
2:6
"... en heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten, in Christus Jezus";
3:10
"...opdat thans door middel van de gemeente aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten de veelkleurige wijsheid Gods bekend zou worden ..." en
6:12
"... want wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten".
Uit deze vijf schriftplaatsen leren we dat het de plaats is waar we zo rijk gezegend zijn; dat het de plaats is waar Christus is gezeten, boven alle overheid en macht, aan de rechterhand Gods en dat het blijkbaar ook het gebied is waar de overheden, machten en wereldbeheersers dezer duisternis zich bevinden.
Wat zijn de hemelse gewesten?
Veel is al over de betekenis van in de hemelse gewesten gezegd en geschreven. De Statenvertaling vertaalt doorgaans met "in de hemel" en zelfs met "in de lucht" (Efe. 6:12). De N.B.G.-vertaling is hierin consequenter en geeft de oorspronkelijke woorden telkens weer met "in de hemelse gewesten". De vraag blijft echter, waar we nu precies aan moeten denken. Willen we enigszins zicht krijgen op de plaats van onze zegeningen dan is het nodig even door de nu volgende moeilijke stof heen te bijten.
In het Grieks staat er: ´en tois epouraniois´. Wanneer we deze uitdrukking wat uitpluizen, verschaft ons dat meer duidelijkheid. De eerste twee woorden zijn vrij gemakkelijk te begrijpen. En betekent in. Hierbij moeten we denken aan ´het zich bevinden in´ (een plaats, dan wel situatie), niet aan het ingaan in iets (hiervoor heeft het Grieks een ander voorzetsel: eis). Het Griekse en duidt een situatie van rust aan. In Efeziërs 1 wordt vaak gesproken over in Christus en in Hem. Daar wordt dit voorzetsel gebruikt: we hoeven onze positie in Christus niet meer in te gaan, maar we zijn reeds door genade in Hem gesteld. We mogen als het ware rusten in Hem; weet je dáár je plaats, dan heb je deel aan al die rijke zegen.
Tois is het lidwoord de in het meervoud; om precies te zijn: mannelijk of onzijdig, derde naamval. Dit ene woordje geeft aan dat het om een meervoudig begrip gaat.
Maar nu het moeilijkste: epouraniois (derde naamval meervoud; uit te spreken als: èpoeraniois). Zonder de twee voorafgaande woorden - en tois - komt dit vaker voor in het Nieuwe Testament. Zie: Matteüs 18:35; Johannes 3:12; 1 Korintiërs 15:40 (2x), 48 (2x) en 49; Filippenzen 2:10; 2 Timoteüs 4:18; Hebreeën 3:1; 6:4; 8:5; 9:23 (het tweede hemelse); 11:16 en 12:22. Het is een bijvoeglijk naamwoord zoals dat ook uit vrijwel al deze teksten blijkt; het zegt iets van dat wat erop volgt (bijvoorbeeld: een hemels vaderland, Hebr. 11:16). In een aantal gevallen wordt dit bijvoeglijke naamwoord ook zelfstandig gebruikt (bijvoorbeeld: het hemelse, 1 Kor. 15:48). In deze laatste vorm komt het ook in de Efezebrief naar voren.
Epouranios is samengesteld uit twee andere woorden: epi (op, bij, boven, over) en 'ouranios' (hemels, behorend tot de hemel). 'Epouranios' betekent dan ook zoiets als 'boven hemelsen / hemelse dingen'. En tois epouraniois kunnen we dan het beste opvatten als een gebied (sommigen zeggen sfeer) boven hemelse dingen.
Hemelse dingen bevinden zich in de hemel, zoals aardse dingen zich op de aarde bevinden. De Bijbel spreekt over een "derde hemel" (2 Kor. 12:2). Dit houdt in dat er ook een eerste en een tweede is. Dit zijn de geschapen hemelen (vergelijk Kol. 1:16); let daarbij vooral op het meervoud!
Wij zijn over het algemeen niet gewend om de luchtlaag die zich direct boven de aardbodem bevindt tot aan de dampkring hemel te noemen. In de Bijbel ligt dat anders; daarin zegt de Here Jezus bijvoorbeeld: "De vossen hebben holen en de vogelen des hemels nesten, maar de Zoon des mensen heeft geen plaats om het hoofd neer te leggen" (Luc. 9:58). Waarmee maar duidelijk wordt, dat het luchtruim waarin vogels normaalgesproken rondvliegen hemel genoemd wordt. Hier mogen we de eerste hemel onder verstaan.
Het gebied achter de dampkring wordt in de volksmond ook wel de sterrenhemel genoemd. Dit is de tweede hemel. De Bijbel noemt die plek ook hemel; zie bijvoorbeeld: "En Ik zal uw nageslacht vermenigvuldigen als de sterren des hemels, en Ik zal uw nageslacht al die landen geven, en met uw nageslacht zullen alle volken der aarde gezegend worden ..." (Gen. 26:4).
In elke hemel bevinden zich hemelse dingen. In de hiervoor genoemde teksten zijn dat achtereenvolgens de vogels en de sterren.
Al we bij de uitdrukking "in de hemelse gewesten" nu moeten denken aan een gebied dat ligt boven hemelse dingen, dan begint dit gebied direct boven de (eerste) plaats waar zich hemelse dingen bevinden, begint. Vanaf de aarde gerekend is de eerste plek waar we hemelse dingen tegenkomen de (eerste) hemel waar zich de vogels des hemels bevinden. Onder de hemelse gewesten moeten we dan dus het gebied verstaan dat direct daarboven begint, oftewel de tweede en de derde hemel.
In Christus
Wanneer we de teksten met "in de hemelse gewesten" erop na slaan (zie enkele bladzijden terug) dan blijkt dat dit daar ook mee overeenstemt. Efeziërs 1:3, 20 en 2:6 gaan over de derde hemel, terwijl Efeziërs 3:10 en 6:12 gaan over de tweede hemel. De tegenstander en zijn overheden en machten kunnen vanwege hun zonde niet hoger komen dan de tweede hemel en in dezelfde hemel aanwezig zijn, als die waar God woont.
Nu kunnen we ons nog de volgende vraag stellen: Zijn wij met alle zegen gezegend in de tweede of in de derde hemel? Beide hemelen worden immers omvat door in de hemelse gewesten?
Het antwoord op deze toch wel belangrijke vraag hebben we al gelezen in Efeziërs 1:3: "... Die ons met alle geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus"! Onze positie bevindt zich in dát gedeelte van de hemelse gewesten waar Christus Zich bevindt. Zie ook Efeziërs 1:20 en 2:6, waar duidelijk wordt dat Christus in de derde hemel is gezeten. Zie ook Kolossenzen 3:1 en 3. Daar waar Paulus in de Efezebrief spreekt over de overheden en de machten in de hemelse gewesten, daar ontbreekt vanzelfsprekend de uitdrukking "in Christus". Zij bevinden zich dan ook - voor zover het de hemelse gewesten aangaat - niet in de derde, maar in tweede hemel. Bovendien leren andere schriftplaatsen ons dat behalve (de tweede hemel in) de hemelse gewesten ook de lucht (de eerste hemel) tot hun woonplaats behoort (zie Efe. 2:2).
Toen satan voor God verscheen tezamen met de zonen Gods (Job 1:6 en 7), kwam hij dan ook niet verder dan tot aan de grens van Gods hemel. Vanuit onze rijke positie tonen wij Gods veelkleurige wijsheid aan deze duivelse machten. Wij bevinden ons door Gods rijke genade op een plaats waar zij maar al te graag hadden willen zijn! Dat was immers het oude streven van satan: zich aan de Allerhoogste gelijkstellen.
En nu heeft God ons leven verborgen met Christus in God (Kolossenzen 3:3). Wat een rijkdom van genade ...!