De sluiting van de verbonden
Hoe Mozes in deze periode bij God bemiddelt voor zijn volk, waarin we ook weer een beeld kunnen zien van hoe Christus zal gaan bemiddelen voor Zijn volk, lezen we in Exodus 33:12-23. In dit ontroerende gedeelte laat God ons Zijn grote genade en liefde zien. Mozes komt terug op dat wat God gezegd had: “Ik zal in uw midden niet optrekken.” God legt het dan Mozes als het ware in de mond, en zegt: “Moet Ik Zelf mede gaan om u gerust te stellen?” Mozes antwoordt dan: “Indien Gij Zelf niet medegaat, doe ons van hier niet optrekken,” en hij voert een pleitrede om God te overtuigen. God antwoordt: “Ook deze zaak, waarover gij gesproken hebt, zal Ik doen, omdat gij genade in Mijn ogen gevonden hebt en Ik u bij name ken.” In dit pleiten kunnen we ook weer de Here Jezus Christus zien.
Mozes gaat nog verder, hij zegt: “Doe mij toch Uw heerlijkheid zien” (Ex. 33:18). Het antwoord vinden we in Exodus 33:19-23. Daar lezen we:
“Ik zal Mijn luister aan u doen voorbijgaan en de naam des HEREN voor u uitroepen: Ik zal genadig zijn , wien Ik genadig ben, en Mij ontfermen, over wien Ik Mij ontferm. Hij zeide: Gij zult Mijn aangezicht niet kunnen zien, want geen mens zal Mij zien en leven. De HERE zeide: zie, bij Mij is een plaats, waar gij op de rots kunt staan; wanneer Mijn heerlijkheid voorbijgaat, zal Ik u in de rotsholte zetten en u met Mijn hand bedekken. Dan zal Ik Mijn hand wegnemen en gij zult Mij van achteren zien, maar Mijn aangezicht zal niet gezien worden.”
God belooft Mozes met deze woorden om hem Zijn heerlijkheid te tonen.
Na deze woorden komt ook het Verbond weer ter sprake, in Exodus 34, vers 1: “De HERE zeide tot Mozes: houw u twee stenen tafelen gelijk de eerste, dan zal Ik op de tafelen de woorden schrijven, die stonden op de eerste tafelen welke gij verbrijzeld hebt.”
Mozes moest daarmee tegen de morgen gereed zijn en in de morgen de berg beklimmen. Er mocht niemand mee, mens en dier moesten uit de nabijheid van de berg blijven. Mozes deed wat God zei en beklom vroeg in de morgen de berg Sinaï. “En de HERE daalde neder in een wolk en stelde Zich daar bij hem en riep de naam des HEREN uit.” Dit is wat God beloofd had te zullen doen in Exodus 33:19.
We mogen aannemen dat Mozes ook de heerlijkheid van God gezien heeft. God zegt daarbij dat Hij ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft, maar de schuldige niet onschuldig houdt, in deze volgorde (!). Wie gelooft, ontvangt vergeving, wie niet gelooft, blijft schuldig. Zie ook Johannes 3:17 en18: zonde is geen criterium meer, dat probleem is opgelost. Het criterium nu is: geloof. Mozes knielt haastig neer, en zegt: “Indien ik genade in Uw ogen gevonden heb, Here, dan ga toch de Here in ons midden, want het is een hardnekkig volk, maar vergeef ons onze ongerechtigheden en onze zonden; neem ons als erfdeel in bezit” (Ex. 34:9).
Het antwoord van God, in vers 10, is indrukwekkend: “Zie, Ik sluit een Verbond; in het bijzijn van uw gehele volk zal Ik wonderen doen, zoals niet gewrocht zijn op de gehele aarde en bij al de volken; het gehele volk, in welks midden gij zijt, zal het werk des HEREN zien, want ontzagwekkend is wat Ik met u doe.”
Ook weer een afspiegeling van de komende intocht in het land, als Israël onder leiding van de opgestane en verheerlijkte Christus het land in bezit gaat nemen, in het kader van het Nieuwe Verbond.
Verder bewijs wordt gegeven door de profeet Jesaja, die nauwkeurig vermeldt wanneer het Nieuwe Verbond gesloten wordt. Het is wonderlijk hoe dit beschreven staat in Jesaja 59:20 en 21:
“Maar als Verlosser komt Hij voor Sion (!) en voor wie zich in Jacob van overtreding bekeren, luidt het Woord des HEREN. En wat Mij aangaat, dit is Mijn Verbond met hen, zegt de HERE: Mijn Geest, die op u is, en Mijn woorden, die Ik in uw mond gelegd heb, zullen niet wijken uit uw mond noch uit de mond van uw kroost, noch uit de mond van het kroost van uw kroost, zegt de HERE, van nu aan tot in eeuwigheid.”
Dit is nog toekomst, maar is het niet wonderlijk, hoe God dit van tevoren bekendmaakt, en is het geen prachtig getuigenis van de waarheid en diepgang van het Woord van God, hoe het in de sluiting van het Oude Verbond tot in details een afbeelding geeft van de sluiting van het Nieuwe Verbond?
In deze beklimming van de berg Sinaï kunnen we dan ook een beeld zien van de hemelvaart van Christus. Aanwijzingen daarvoor vinden we in Exodus 34:28 en 29: ‘En hij was daar bij de HERE veertig dagen en nachten, brood at hij niet en water dronk hij niet, en Hij schreef op de tafelen de woorden van het Verbond, de Tien Woorden. Toen Mozes van de berg Sinaï afdaalde, - de twee tafelen der getuigenis waren in de hand van Mozes, toen hij de berg afdaalde – wist hij niet, dat de huid van zijn gelaat straalde, doordat hij met Hem gesproken had.”
Mozes is als het ware weer van de berg afgedaald “in heerlijkheid”, zoals ook de wederkomst van Christus zal zijn. Ook over dat hij veertig dagen en nachten niet gegeten en gedronken heeft, voor een mens niet overleefbaar, lezen we iets in het Nieuwe Testament, bij de instelling van het Avondmaal. In Mattheüs 26:28 en 29 lezen we: “Want dit is het bloed van Mijn Verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden. Doch Ik zeg u, Ik zal van nu aan voorzeker niet meer van de vrucht van de wijnstok drinken, tot op die dag, dat Ik haar met u nieuw zal drinken in het Koninkrijk Mijns Vaders.” Dit zijn wonderlijke dingen. Hieruit blijkt ook zonneklaar dat het Avondmaal in verband staat met het Nieuwe Verbond voor Israël.
We leren ook dat de Wet, de Tien Geboden, weer opnieuw ingesteld/hersteld wordt als Christus wederkomt in heerlijkheid. De wet zal van Sion uitgaan!
Wat nu geldt, of heerst, is de genade van God, of beter, met de woorden van Paulus: “de overweldigende rijkdom van genade.” Er is nu, in de huidige tussentijd vanaf Handelingen 28:28 zelfs geen strijd meer om in te gaan in het Koninkrijk van God: ieder die gelooft, ís overgezet in het Koninkrijk van de Zoon Zijner liefde, ís ingelijfd in Christus, staat onder Zijn Hoofdschap.
Als Mozes beneden komt, durven Aäron, de geestelijke leider die het verbruid had, en al de Israëlieten hem niet te naderen. Vervolgens staat er in vers 31 en 32: “Toen riep Mozes hen tot zich en al de vorsten in de vergadering (!) keerden tot hem terug en Mozes sprak hen toe. Daarna naderden al de Israëlieten en hij gebood hun al wat de HERE tot hem gesproken had op de berg Sinaï.”
Zo zal het in de toekomst gaan. De inhoud van wat Mozes zei, volgt in hoofdstuk 35. We zien dat het heel anders gaat dan bij de eerste keer dat Mozes met de tafelen van het Verbond van de berg af kwam. Vergelijk de eerste komst van Christus.
In Exodus 35:5 zegt Mozes: “Neemt van uw bezit een heffing voor de HERE; ieder zal deze gewillig van hart opbrengen als heffing voor de HERE.” En in vers 21 lezen we hoe het gaat: “Daarop kwam iedere man wiens hart hem dreef, ieder wiens geest hem drong, en bracht de heffing voor de HERE ten behoeve van het werk aan de tent der samenkomst en voor de gehele dienst en de heilige klederen.” Dit laat zien dat toen de wet in hun binnenste geschreven was, en straks zal zijn. De tabernakel wordt ook de tent der samenkomst genoemd. Toen een tent, straks een vast gebouw: de nieuwe tempel.
Het boek Exodus vormt dus ten diepste ook een prachtig beeld van de toekomst en is één rijk getuigenis van de genade van God.
Het boek besluit met het maken en oprichten van de tabernakel, en als het werk klaar is lezen we: “de heerlijkheid des HEREN vervulde de tabernakel.”
Waar zijn we nu?
We hebben gezien in het boek Exodus hoe het Oude Verbond tot stand gekomen is. Ook dat er nauwe verbanden zijn met de sluiting van het Nieuwe Verbond. Het is zonneklaar dat het Nieuwe Verbond tussen Israël en God nog niet gesloten is. We leven nu in de tijd tussen de verbrijzeling van de eerste tafelen en de komst van de tweede tafelen, echter niet onder het rentmeesterschap van Israël, maar onder dat van Christus Zelf, Zijn Hoofdschap. Paulus had de taak, het rentmeesterschap, om die boodschap te verkondigen. Israël beleeft nu de tijd van de grote ballingschap, van oordeel en vloek, de tijd van het niet-Mijn-volk zijn, hoewel er een gedeeltelijke terugkeer is, echter in onbekeerde toestand. God heeft toen Zijn heil, dat is Christus, rechtstreeks naar de heidenen gezonden, naar de volken, inclusief Israël, bij monde van Paulus in Handelingen 28:28, opdat nu elk mens individueel tot God kan naderen, in Christus. Christus alléén is nu de weg tot God, voor ieder persoonlijk.
In de verheerlijking van Christus op de berg zien we daar ook al iets van: Mozes, de middelaar van het Oude Verbond was daar, en Elia (of Johannes, de wegbereider van het Nieuwe Verbond), maar het eindigt met: “en zij zagen Jezus alleen.”
Paulus zegt het allemaal nog veel duidelijker, echter door weinigen opgemerkt, in Filippenzen 3. Alles wat met Israël en het Verbond te maken heeft verklaart hij tot schade (SV: drek), om Christus te winnen. Hij wil nu alles in allen zijn. We moeten dus veel verliezen, - ja ook wij, want wat hebben we nog veel van Israël - om alles te winnen!
Het was een geweldig avontuur om deze dingen in het Woord van God te vinden. Het Woord van God bewijst zich als apart, dat is heilig, als wonderlijk, en vol rijke buit (Ps. 119:162). Deze rijkdommen liggen gereed voor iedereen, die wil luisteren, zoals Maria, de zuster van Martha. Zij stelde de juiste prioriteit. Zij kwam tot het éne ding … (Luk. 10:42).
Jezus heeft ook gezegd: “Voorwaar, Ik zeg u: wie het Koninkrijk Gods niet ontvangt als een kind, zal het voorzeker niet binnengaan” (Mark. 10:15). Kinderen kunnen nog geloven, voor jonge kinderen is het eigenlijk de enige mogelijkheid om te groeien naar de volwassenheid. Grote mensen echter hebben daar moeite mee. Hun denken zit in de weg.
Als we nu terugzien op wat God gedaan heeft voor de sluiting van het Nieuwe Verbond: Hij zond Zijn eigen Zoon, en hoe Hij ontvangen is, hoe Zijn volk gehandeld heeft, zien we daarin weer de grote genade van God. Hij kwam tot de verloren schapen van het huis Israëls, zoals beloofd en voorzegd door de profeten. Hij had echter geen plaats om het hoofd neer te leggen, Hij had geen huis. Het huis van Zijn Vader hadden ze tot een rovershol gemaakt.
Zijn geboorte was ook niet in een huis. Toen Hij geboren werd spraken de engelen tot de herders van de heerlijkheid in God. Deze diepte is niet terug te vinden in de vertaling “Ere zij God.” Deze herders waren echter niet de geestelijke leiders van Israël. Ook buitenlandse vorsten kwamen Hem eer bewijzen; zij gingen wél eerst naar de Joodse leiders om de geboren Koning der Joden te zoeken.
Toen Hij in de tempel gebracht werd, waren er maar enkelen die Hem verwelkomden. Simeon was er, en Anna. En zij spraken ook over de heerlijkheid voor Israël.
Uiteindelijk hebben ze Hem het huis uitgezet en buiten de legerplaats gedood. De vervulling van het Pascha. Daarna kwam echter de opstanding, en de uitstorting van de heilige Geest. De prediking van bekering, Koninkrijk en Nieuwe Verbond gingen door, maar het volk Israël wees het af, en het oordeel kwam. Dit is evenwel tijdelijk, God is een God van genade, de verzoening is tot stand gebracht, en Zijn plannen worden voltooid. De Zoon, de Erfgenaam komt terug, weer slechts voor Israël, als de opgestane, de verhoogde Christus, Die naar de heidenen gezonden is, en als Hoofd gegeven aan de gemeente, die Zijn lichaam is, uit alle volken. Zo hebben de zonen van Jacob ook hun broeder Jozef verkocht naar Egypte, maar uiteindelijk hebben zij Hem weer ontmoet, als de heerser van de toenmalige wereld.
Christus komt terug om het Nieuwe Verbond met Israël te sluiten, zie Romeinen 7, waar staat dat Israël zal huwen met de Opgestane. Paulus was eerst een dienaar van het Verbond (2 Kor. 3:6), maar later heeft hij alles wat maar te maken had met Israël opzij gezet, en bleef alleen Christus over (Fil. 3). De beleving van deze dingen is schaars binnen het huidige Christendom. We zijn vergelijkbaar hardnekkig. Ons eigen denken zit ons in de weg, daarvan moeten wij bekeerd worden (Jes. 55). Er wordt veel gesproken over Jezus, maar Hij is slechts gezonden tot Israël. Tot ons is gezonden de opgestane en verhoogde Christus, als Hoofd van de gemeente! Wij zijn leden van Zijn (eigen) lichaam. Onze gemeenschap is met Hem, en onze gemeenschap met elkaar gaat ook via Hem als Hoofd. Wij mogen opwassen, groeien naar Hem, door geloof (Efe. 4). Deze rijkdommen zijn verborgen in het Woord van God, maar ze zijn te vinden als beloning voor degenen die Hem ernstig zoeken. Dan moeten we wel Hem zoeken en niet onze eigen denkbeelden proberen te onderbouwen. We moeten ons bekeren tot de gedachten van God.
We zullen dan ook vinden dat onze positie is: met Christus verborgen in God Zelf, gezegend met alle geestelijke zegen in de hemel, waar ook ons burgerschap is. Dit gaat buiten Israël om, en houdt geen verband met de aarde. Onvoorstelbare, overweldigende rijkdom. Paulus zegt ook: zoekt de dingen die boven zijn, waar Christus is. En als we Hem zo gevonden hebben, gaat alles wegvallen, gaan we al het overige schade achten, en blijft Hij alleen over. Hem zij de heerlijkheid, amen.