In de sluiting van het Oude Verbond –met de bijbehorende heerlijkheid van God, Zijn grote genade en barmhartigheid– zien we een afspiegeling, een schaduw, van de sluiting van het Nieuwe Verbond. Een belangrijk uitgangspunt daarbij is dat God deze verbonden niet sluit met de Gemeente, het Lichaam van Christus, maar met het volk Israël, zoals de Bijbel ook zegt in Romeinen 9, vers 4: “… hunner (= Israël) zijn de verbonden …”
Samenvatting
Hoe moeten wij nu omgaan met wat ons uit de Schrift getoond is over rentmeesterschappen en verbonden?
We hebben gezien dat het Verbond voor Israël is, het Nieuwe Verbond, nog niet gesloten is. Elk mens, Jood of Griek mag nu rechtstreeks naderen tot Christus Zelf, dus niet via Israël. Hij is de Enige, en ook alles.
En als we niet luisteren en naderen? Dan moet ik helaas zeggen: dan laat God het daarbij, en dan missen wij beloning. Wij geven Hem niet de volle eer of heerlijkheid en Hij kan ons niet de volle wasdom schenken. Hij komt tekort, en wij kunnen niet groeien naar Hem toe.
Ook Zijn functie als Middelaar behoort bij het Verbond. Hij bemiddelt tussen Zijn volk en God. Wij behoren tot Zijn eigen lichaam. Onze positie is dat ons leven met Christus verborgen is in God (Kol. 3). Dat is een feit. Laten wij daarom Hem geloven en tot Hem uitgaan, zoals Hij nu is, en waar Hij nu is, en Zijn heerlijkheid prijzen. Onze wandel hierin is tot lof van Zijn heerlijkheid (Efe. 1). Alleen dat is de waardige wandel in deze tijd.
Als we toch aan de Middelaar vasthouden, denken we te gering van Hem. Maar God kan niet anders dan het daarbij laten. Dit is een ernstige zaak, denk nooit te gering van God. Hij heeft alles gezegd in Zijn Woord. Zijn Woord is door de boodschap van Paulus compleet gemaakt. Hij wil alles zijn in allen. Laten wij luisteren, geloven en naderen, dat behoort tot onze verantwoordelijkheid. Men hoort wel dat het geloof een gave van God is, dat wil zeggen: het feit dat wij geloof hechten aan wat God gezegd heeft, maar dat kan ik niet terugvinden in het Woord. Dus moet het een ingeving van de satan zijn om ons op het verkeerde been te zetten. Wat ik wel vind is: Kiest u heden wie gij dienen zult, en: Abraham geloofde God, en: wie tot God gaat moet geloven dat Hij bestaat, en een beloner is van degenen die Hem ernstig zoeken, en tenslotte: “Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.” Wij kunnen en moeten geloven. Er is geen excuus.
Voor alle duidelijkheid: het feit dat we in staat zijn om te geloven is wel een gave van God, zoals dat eigenlijk voor alles geldt, want, wat is er dat we niet ontvangen hebben? (1 Kor. 4:7).
Gangbare theologie
Het was indrukwekkend wat het Woord van God zegt over de verbonden. Maar waar ik geen woorden voor gevonden heb is het feit dat wat God over de verbonden zegt nauwelijks terug te vinden is in de gangbare theologie: de meeste theologen zeggen dat God met ons, heidenen, een verbond gesloten heeft, terwijl het zonneklaar is dat God dat alleen met Israël gedaan heeft, en in de toekomst zal sluiten. Laten we ook hier het Woord de scherprechter laten zijn, en het licht op ons pad, zodat we uitgedreven worden naar de opgestane en verhoogde Christus, zoals Hij nu aan ons geopenbaard is. Laten wij daarom Hem ernstig zoeken, en ons daarbij door niemand van de wijs laten brengen. Zijn rijkdom van genade is overweldigend. Alle rijkdom van van de wereld zinkt daarbij in het niet. Laten wij daarom tot Hem naderen in geloof: de Here Jezus Christus, gesteld boven alles en gegeven als Hoofd aan de gemeente, Zijn lichaam (Efe. 1:22-23). Hem zij alle eer en heerlijkheid, die Hij waard is, en die Hem toekomt.
Toepassing en gevolgen
Eerder hebben we geschreven over wat God zegt over rentmeesterschappen (nrs. 58-61), en dit jaar over wat Hij zegt over de Verbonden (nrs. 64-69). Wat ben ik nu: Verbondstheoloog of bedelingenman, om maar even de neerbuigendheid te laten bestaan waarmee onder theologen over de bedelingen wordt gesproken. God heeft over rentmeesterschappen (of: bedelingen) gesproken, dus maken zij deel uit van het Woord van God en behoren zij in elke theologie voor te komen!
Het Verbond spreekt over de verhouding tussen God en Israël. Het begint met Abraham. Er wordt gesproken over een Oud en een Nieuw Verbond, en God maakt of sluit die Verbonden. Sinds Abraham is er dus een verbondssituatie. Dit is een feitelijke situatie zolang Israël als volk van God bestaat of functioneert. In deze situatie verkeert Israël in de voorrangspositie en wordt de geschiedenis van Israël geschreven. Het Oude Verbond is geëindigd met de dood van Christus (Rom. 7). Daarna is het Koninkrijk van God en het Nieuwe Verbond gepredikt tot aan het einde van de Handelingenperiode. Het boek Handelingen is dus van begin tot eind Joodse geschiedenis.
Alle brieven in het Nieuwe Testament, die in deze periode geschreven zijn, en dus ook de eerste zeven brieven van Paulus, de apostel der heidenen, zijnde: Romeinen, 1 en 2 Korintiërs, Galaten, 1 en 2 Tessalonicenzen en Hebreeën, moeten dus gelezen worden vanuit deze achtergrond. Pas daarna gaat Paulus de Gemeente die Zijn lichaam is openbaren.
De opgestane en verheerlijkte Christus is nu rechtstreeks gezonden naar de heidenen, oftewel de volkeren, inclusief Israël, en Hij is gegeven als Hoofd van de Gemeente die Zijn lichaam is, een nieuwe schepping. Daaruit kan dus ook de conclusie getrokken worden, dat deze Gemeente een andere is dan die waarover in de Handelingenperiode gesproken wordt.
Deze visie is gefundeerd op de studies over de rentmeesterschappen en verbonden. In de algemeen gangbare bedelingenleer wordt deze visie niet aanvaard, soms zelfs fel bestreden. Dat is op zijn zachtst gezegd merkwaardig: de enige bedeling (rentmeesterschap), die voor ons telt, wordt ontkend. In het zogenoemde ultra-dispensationalisme, met name de richting die Handelingen 28:28 als scheidslijn hanteert, kunnen we veel van deze visie terugvinden. Deze visie, die door sommige tegenstanders wordt gekwalificeerd als gevaarlijk, is eenvoudig gebaseerd op het Woord van God, en staat voor ons daarom onwrikbaar en vast. Ik heb eerlijk gezegd nog geen steekhoudende argumenten van tegenstanders gehoord, die deze visie onderuit halen. Hun ´argumenten´ onderbouwen hun eigen visie, maar laten het fundament, het Woord van God, ongerept. De moeilijkheid is het loslaten van de christelijke traditie, de menselijke overleveringen, waar Israël ook al zo’n moeite mee had.
We moeten een keuze maken tussen het gehele Woord van God en de traditie, inclusief de vele Joodse elementen. En ik moet zeggen: dat valt niet mee. We moeten ons vertrouwen voor honderd procent stellen op het Woord van God. Alleen dan kunnen we verder komen, en kan God ons door Zijn Geest verder onderwijzen. Deze visie heb ik ontvangen na vele jaren van bijbelstudie. Het loon is groot, we gaan de opperste heerlijkheid van Christus zien en ervaren, en Hem daarvoor prijzen. We gaan zien dat we buiten Christus niets meer nodig hebben, Hij wordt alles in allen. Paulus laat dit heel duidelijk zien in Filippenzen 3. Hij somt zijn Joodse voorrechten op, die samenhangen met het uitverkoren-zijn van Israël, die na Handelingen 28:28 tijdelijk vervallen zijn. Dat is zijn traditie! Hij acht dat alles schade “omdat de kennis van Christus Jezus, mijn Here, dat alles te boven gaat” (vs. 8b).
Sinds Israël tijdelijk in een diepe slaap is en “niet-Mijn-volk”, is er geen sprake van een feitelijke verbondssituatie. In deze tijd is er geen sprake van een Verbond.
De verbondstheologie is dus nu buiten beeld, buiten de werkelijkheid, en wel sinds het einde van de Handelingenperiode, waar de geestelijke slaap van Israël is verklaard te zijn ingegaan. Tot die tijd hadden de rentmeesterschappen met Israël te maken. Vanaf die tijd heeft God het rentmeesterschap aan Zich getrokken. Christus is de Rentmeester, maar ook de Meester, de Almachtige, in de hemel, waar Hij nu is, en waar ons vaderland is. Daarom is deze tijd ook volheid van tijd.
Deze tijd
Als we nu God de volle eer willen geven kunnen we alleen maar ´bedelingentheoloog´ zijn, in de goede zin dan, geconcentreerd op het huidige rentmeesterschap, het Hoofdschap van Christus, alles in allen! Het is natuurlijk niet zo dat we niet over het Verbond mogen spreken, het overgrote deel van de Bijbel gaat er over. Het is echter niet de feitelijke situatie. De geschiedenis van Israël is wel een onuitputtelijke bron, waaruit de genade en liefde van God blijken, en die daarom onmisbaar is. Als we tot dit inzicht gekomen zijn moeten we ons ook beraden op wat dit voor ons, die in deze tijd leven, feitelijk betekent. Welke regels gelden nu, in deze tijd van het rentmeesterschap van Christus, in het Koninkrijk van de Zoon Zijner liefde? Wat is Gods bedoeling met de Gemeente, het Lichaam van Christus? Wat is de positie van gelovigen die ertoe behoren? Wat is hun roeping en hoe kunnen zij waardig aan die roeping wandelen (Efe. 4:1)? Wat is de hoop van de Gemeente? Enzovoort. Dat zijn relevante vragen, die de moeite van het bestuderen alleszins waard zijn. En één ding is daarbij van het grootste belang en dat is, dat we onvoorwaardelijk geloven wat God zegt in Zijn Woord! Alleen dan zullen we de zegen ervan ontvangen en ervaren.