Verlossing
Verlossing is één van de meest fundamentele zaken waar de mensheid door alle eeuwen heen naar verlangt. Verlossing van lijden, vergankelijkheid en leven, met daarbij behorend het verkrijgen van onsterfelijkheid en volmaakt geluk, dat is waar het om draait. Vaak krijgt dit verlangen gestalte in één of andere vorm van religie. Zo probeert men binnen het Boedhisme verlossing uit het lijden te verwezenlijken door verlangens uit de doven. Hindoes menen door het volbrengen van rituelen te kunnen reïncarneren naar een hogere bestaansvorm. Bij de Islam verdient men het paradijs door zich te houden aan geloofsbelijdenis, gebed, armenbelasting, vasten en bedevaart. Joden proberen door het houden van de wet van Mozes gerechtvaardigd voor God te worden. Maar ook in de wetenschap wordt gestreefd naar verlossing. Zo offert men binnen stamcellenonderzoek de kiem van nieuw menselijk leven op om ons een langer bestaan en misschien zelfs wel onsterfelijkheid te bieden. Eén ding hebben deze zaken in ieder geval wel gemeen: nog nooit is gebleken dat menselijke inzet lonend is voor het verkrijgen van verlossing.
Wat de Bijbel leert
Ook de Bijbel leert over verlossing. In Efeziërs 1:7 wordt het gerekend tot de geestelijke zegen waarmee de gelovigen in Christus Jezus gezegend zijn. Het hier gebruikte Griekse woord 'apolutrosis' betekent zoveel als 'bevrijding na betaling van een losprijs'. Wat deze losprijs is, staat er direct bij vermeld. Het gaat hier namelijk om 'verlossing door Zijn bloed', oftewel het bloed van Christus. Dit maakt direct duidelijk dat de Bijbel geen verlossing leert door menselijke inspanning, maar dat het door tussenkomst van God Zelf, in Zijn Zoon is, dat gelovigen verlossing verkrijgen. Maar niet alleen wij als gelovigen ontvangen verlossing door Christus' bloed, het geldt namelijk voor de gehele schepping, zoals in Kolossenzen 1:19-20 staat: "Want het is welbehagen geweest dat de ganse volheid in Hem wonen zou, en door Hem, vrede gemaakt hebbende door het bloed Zijns kruises, alle dingen weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is."
Maar als wij verlost zijn, waaruit zijn wij dit dan? Want wij mogen dan wel verlost zijn, op dit moment valt daar nog weinig van te merken. Wij leven nog steeds in een vergankelijk menselijk lichaam en hebben met tegenslag, verdriet, ziekte en ander lijden te maken en ook nog met de dood. Als wij terug gaan naar Efeziërs 1:7, dan kunnen wij lezen dat wij de verlossing 'in Hem' hebben ontvangen. Die 'in Hem' is de Geliefde uit vers 6, oftewel Christus Jezus. De verlossing hebben wij dus niet in ons vleselijke lichaam ontvangen, maar in wie wij in Christus zijn. Het heeft dus betrekking op ons leven dat met Christus in God verborgen is (Kol. 3:3). Of zoals in Kolossenzen 1:13-14 staat: "Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon Zijner liefde, in Wie wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden." In deze verzen vinden wij ook gelijk antwoord op de vraag waaruit wij verlost zijn. Dit is namelijk uit de macht van zonde, satan en dood die deze wereld regeren. Geestelijk zijn wij vrijgemaakt van hun heerschappij.
Wanneer wij overigens deze woorden uit Kolossenzen 1 goed lezen, is het feitelijk zo dat de verlossing niet naar ons toe komt, maar dat wij in de verlossing komen doordat wij in Christus geplaatst zijn, in Wie de verlossing is. Evenzo geldt dit voor de andere zegeningen uit Efeze 1: uitverkiezing, voorbestemming, zoonschap en begenadiging zijn niet naar ons toegekomen. Wij zijn door God genomen en in Christus in deze zegeningen geplaatst.
Verlossing is in dit leven voor ons dus een geestelijke en geen fysieke aangelegenheid. Maar is het dan zo dat die verlossing op geen enkele wijze uitwerking heeft op ons bestaan? In Filippenzen 4:7 wordt anders geleerd: "En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten behoeden in Christus Jezus." In dit lichaam hebben wij zeker nog te lijden onder zaken als ziekte, oorlog, moeiten en pijn. Maar wij hebben als gelovigen wel de zekerheid dat onze harten en gedachten in Christus Jezus beschermd worden. Zelfs als aan het einde van ons leven geestelijke aftakeling en uiteindelijk de dood volgt, blijft deze belofte overeind staan. Dat is een zekerheid die ons gerust mag stellen.
Hoe werkt de verlossing uit?
Vanuit hetgeen wij onder het vorige punt hebben besproken, lijkt het net of wij alleen maar een geestelijke verlossing ontvangen en geen lichamelijke. Voor wat betreft dit leven is dit inderdaad zo, maar voor wat ons na de dood wacht, ligt dit gelukkig anders. In de volgende gedeelten uit de Bijbel komt duidelijk naar voren dat verlossing weliswaar niet op het heden betrekking heeft, maar wel in de toekomst gestalte zal krijgen voor de verschillende groepen van gelovigen binnen Gods heilsplan:
"Wanneer deze dingen beginnen te geschieden, richt u op en heft uw hoofden omhoog, want uw verlossing genaakt" (Luk. 1:28).
"En niet alleen zij, maar ook wij zelf, wij, die de Geest als eerste gave ontvangen hebben, zuchten bij onszelf in de verwachting van het zoonschap: de verlossing van ons lichaam" (Rom. 8:23).
"…in Hem zijt gij, toen gij gelovig werdt, ook verzegeld met de Heilige Geest der belofte,die een onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van het volk, dat Hij Zich verworven heeft, tot lof zijner heerlijkheid" (Efe. 1:13-14).
"En bedroeft de heilige Geest Gods niet, door wie gij verzegeld zijt tegen de dag der verlossing" (Efe. 4:30).
Er komt dus een dag van verlossing en de gelovigen mogen daar in delen. Het bewijs hiervan is het reeds geestelijk delen in de verlossing in Christus Jezus en, zoals uit bovengenoemde gedeelten blijkt, de verzegeling met heilige geest. Maar hoe ziet die 'dag der verlossing' er dan uit? Dit is afhankelijk van de groep gelovigen waartoe wij behoren. Zo verwachten zij, die uit het geloof van Christus gerechtvaardigd zijn, op te staan uit de doden bij Zijn wederkomst (1 Kor. 15:23). Voor ons als gelovigen in deze tijd, ligt de verwachting ten aanzien van onze verlossing net wat anders. Wij zijn niet alleen gerechtvaardigd uit het geloof van Christus, maar hebben ook de volheid in Hem ontvangen. Voor onze toekomstverwachting betekent dit dat wij niet eerst voor lange tijd in het graf hoeven te wachten voordat wij opstaan uit de doden. Een aantal (juister vertaalde) verzen uit de brieven van Paulus tonen dit aan:
"…ik verlang los gemaakt te worden en met Christus te zijn, want dit is verreweg het beste…" (Filip. 1:23). Vergelijk dit vers met wat Paulus in 2 Korintiërs 5 schrijft. In dat gedeelte stelt de apostel juist niet te willen sterven, maar liever te wachten op de wederkomst van Christus. Paulus behoorde toen nog tot een andere geloofsgroep en verwachte nog in het dodenrijk te moeten verblijven voordat hij op zou staan uit de doden. In de in Filippenzen verkondigde hoop is er duidelijk sprake van vrijwel directe vereniging met Christus na het sterven.
"Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als Verlosser verwachten, Die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan Zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij ook alle dingen Zich kan onderwerpen" (Filip. 3:20-21). Het woord 'waaruit' slaat hier niet op 'hemelen' maar op 'burgerschap'. Wij verwachten als gelovigen in deze tijd niet Christus als Verlosser uit de hemelen, Die ons uit het aardse graf zal doen opstaan. Wat wij wel verwachten, is dat wij verlost worden vanuit het burgerschap dat in de hemelen is. Dit betekent zoveel dat met het afleggen van het aardse lichaam in de dood, de weg vrij voor ons is om gelijk intrek te nemen in het leven dat met Christus in God verborgen is.
"…dat ik, aan zijn dood gelijkvormig wordende, hoe dan ook kom tot de uitopstanding uit de doden…" (Filip. 3:10b-11). Er wordt hier over een versterkte vorm van opstanding gesproken. Dit gaat verder dan de opstanding uit de doden. Wat anders kan hier bedoeld worden dan dat de gelovigen die in Christus Jezus volkomen gemaakt zijn, vrijwel direct na hun sterven met Hem verenigd worden?
"En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten behoeden in Christus Jezus" (Filip. 4:7). Onze harten en gedachten zijn in Christus Jezus. Dit betekent dat zijn in geestelijke zin reeds in de hemel zijn. Het is alleen ons aardse vlees dat ons nog verhindert om in de hemel intrek te nemen. Wanneer de werking van dat vlees door de dood teniet is gedaan, is de weg vrij om naar de hemel te gaan. Dit zelfde principe komt overeen met wat in Kolossenzen 3:3 staat: "Want gij zijt gestorven en uw leven is verborgen met Christus in God."
"Wanneer Christus verschijnt, die ons leven is, zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid" (Kol. 3:4). Hoe kunnen wij met Christus verschijnen als wij nog dood in het graf liggen?
Al met al duiden deze teksten erop dat de verlossing er voor ons als gelovigen in deze tijd uit bestaat dat wij vrijwel direct na het afleggen van ons aardse vlees met Christus verenigd worden in de hemel der hemelen. Op het moment dat dit gebeurt, zal weer iets verwezenlijkt zijn van Gods ene grote einddoel, namelijk dat God alles in allen zal zijn. Op dat moment zal voor ons ook de roeping concreet worden zoals verwoord in Efeziërs 2:6-7:
"…en heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten, in Christus Jezus, om in de komende eeuwen de overweldigende rijkdom zijner genade te tonen naar zijn goedertierenheid over ons in Christus Jezus."