Dat betekent dus, dat als we het woord ‘gemeente’ in de Bijbel tegenkomen, we uit het verband moeten opmaken over welke gemeente het gaat! Het is niet zo, dat het begrip ‘gemeente’ altijd en overal van toepassing is op de Gemeente, het Lichaam van Christus. Er zijn in de Bijbel meerdere ‘gemeenten’ aan te wijzen, die ieder hun eigen plaats hebben in Gods heilsplan.
Hier volgen een paar voorbeelden van ‘Gemeente’, en aanverwante woorden:
Exodus 16:2"In in die woestijn morde de gehele vergadering der Israëlieten tegen Mozes en Aäron...” Het woord ‘vergadering’ is hier de vertaling van het Hebreeuwse 'edah’, hetgeen omschreven kan worden met: verzameling, roep, schare, etc.
vers 3“...en de Israëlieten zeiden tot hen: Och, dat wij door de hand des HEREN in het land Egypte gestorven waren, toen wij bij de vleespotten zaten en volop brood aten; want gij hebt ons in deze woestijn geleid om deze gehele gemeente van honger te doen omkomen."
Het woord ‘gemeente’ is hier het woord ‘qahal’, dat afgeleid is van een werkwoord, dat betekent: verzamelen, bijeenroepen.
Hier wordt, zo blijkt uit het verband, met het woord ‘gemeente’ dus bedoeld de ‘vergadering der Israëlieten’.
1 Kronieken 28:8"Nu dan, ten aanschouwen van geheel Israël, de gemeente des HEREN, en ten aanhoren van onze God...”
Hier wordt dus gesproken over de ‘gemeente (Hebr. qahal) des HEREN’, d.i. de gemeente van JHVH, namelijk het volk van de HERE: Israël.
Nehemia 13:1“Te dien dage werd uit het boek van Mozes voorgelezen ten aanhoren van het volk, en men vond daarin geschreven, dat geen Amonniet of Moabiet ooit in de gemeente Gods mocht komen...”
Hier wordt de vergadering der Israëlieten, die de HERE dienden, de gemeente van God genoemd.
Joël 2:16“Vergadert het volk, heiligt de gemeente, roep de ouden bijeen, vergadert de kinderen en de zuigelingen...”
Hier wordt ‘het volk’ (Israël) aangeduid als ‘gemeente’ (Hebr.: qahal). Deze tekst is wel interessant, omdat Joël ook profetisch spreekt over de gebeurtenissen in verband met de (toekomstige) Dag des HEREN (zie 2:1). Dat is de Dag waarover het boek Openbaring spreekt, want Johannes raakte (lett.) “in de geest in des Heren Dag”. Dat wil zeggen: hij heeft dingen gezien en gehoord, die betrekking hebben op die Dag, waarin Jezus Christus Zich zal openbaren. In dat perspectief wordt in Joël gesproken over de verzameling van het volk Israël, namelijk de gemeente. Als we in het boek Openbaring dus lezen over ‘gemeente(n), dan moeten wij dat ook zien als zijnde de verzameling van gelovigen in die tijd.
Als we naar het Nieuwe Testament gaan komen we het begrip ‘gemeente’ tegen als vertaling van het Griekse ‘ecclesia’, hetgeen betekent: uit-geroepenen.
Mattheus 16:18“En Ik zeg u, dat gij Petrus zijt, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen...”
Dit is de eerste keer, dat het begrip ‘ecclesia’ voor komt in het N.T. Zoals in deze brochure al aangegeven, staat het woord hier in verbinding met het Koninkrijk der hemelen.
Handelingen 7:38"Deze is het die in de vergadering in de woestijn met de engel was, die tot hem sprak op de Sinai, en met onze vaderen...”
Stefanus houdt een rede over de geschiedenis van Israël en gebruikt hier het Griekse ‘ecclesia’, weergegeven met: ‘vergadering’.
Handelingen 19:32“Nu riep de één dit, de ander dat, want de volksvergadering was verward en de meesten wisten niet eens, waartoe zij samengekomen waren” (zie ook vs. 39 en 41).
Hier wordt het woord ‘ecclesia’ gebruikt voor een verzameling mensen in de stad Efeze. Het gaat hier dus helemaal niet over een groep van gelovigen ofzo, maar over inwoners van Efeze, die samenschoolden in verband met de komst van Paulus c.s., waarbij zij zich beriepen op hun eigen godin Artemis.
Efeze 1:22,23“En Hij heeft alles onder Zijn voeten gesteld en Hem als Hoofd boven al wat is, gegeven aan de gemeente, die Zijn lichaam is, vervuld met Hem, die alles in allen volmaakt”.
Hier wordt de ‘ecclesia’ gezien als het Lichaam van Christus, die deelt in Zijn verheven positie boven al wat is. De leden worden in vers 1 aangeschreven als “heiligen en gelovigen in Christus Jezus”.
Aan Paulus is het geheimenis geopenbaard omtrent het wezen en de positie van deze gemeente in relatie tot Christus en in het kader van Gods plan (zie Efe. 3).
Jakobus 5:14“Is er iemand bij u ziek? Laat hij dan de oudsten der gemeente bij zich roepen, opdat zij over hem een gebed uitspreken en hem met olie zalven in de naam des Heren."
Om te kunnen begrijpen waarop het woord ‘ecclesia’ betrekking heeft, moeten wij letten op de adressering van deze brief: “...de twaalf stammen in de verstrooiing”. Dit is dus een duidelijke heenwijzing naar het volk Israël.
Dr. W.J. Ouweneel schreef destijds:“Deze brief is niet geschreven aan de Gemeente van God, en zelfs niet aan het tot Christus bekeerde overblijfsel van Israël, zoals de Hebreeënbrief. Nee, deze brief richt zich aan het geheel van de twaalf stammen van Israël. Dit betekent, dat hij niet alleen de bekeerde Israëlieten aanspreekt -die hij ‘broeders’ noemt (bijv. in 2:1)- maar ook onbekeerde, die hij ‘zondaars’ noemt (4:8), of ‘rijken’ (5:1), die hij dan onderscheidt van de ‘broeders’ (5:7). De reden waarom Jakobus aan het hele volk Israël schrijft, is dat hij in de overgangstijd leefde waarin God Zijn volk Israël in zekere zin erkende. Het was de tijd dat de bekeerde Joden nog gewoon in de synagogen bijeenkwamen (2:2) en zij, onder leiding van diezelfde Jakobus, nog ‘ijveraars voor de wet’ waren (Hand. 21:18-20)”1)
Het woord ‘vergadering’ in hoofdstuk 2:2 is de vertaling van het Griekse ‘synagoge’, dat op talloze andere plaatsen gewoon rechtstreeks overgenomen is.
De ‘gemeente’ waarover Jakobus in hoofdstuk 5:8 spreekt wordt dus gevormd door degenen, die in de synagoge samenkomen, Joden dus. Het is dan ook onjuist te zeggen, dat de Jakobus-brief spreekt over de ‘Gemeente, het Lichaam van Christus’.
Verder wordt ook in Openbaring nog gesproken over ‘gemeente(n)’, opnieuw de vertaling van ‘ecclesia’. Dit zijn gemeenten, die bestaan in de tijd waarover Openbaring handelt, nl. De Dag des HEREN, waarover ook Joël sprak.
Samenvattend kunnen wij dus concluderen, dat ook hier weer zo belangrijk is, dat men de kontekst in het oog houdt als het gaat om de betekenis van het begrip ‘gemeente’.
Het woord komt in de hele Bijbel voor. In het Oude Testament heeft het betrekking op het volk Israël in het algemeen, en op de religieuzen in het bijzonder. Het feit, dat men in het Nieuwe Testament het begrip ‘gemeente’ vrijwel uitsluitend interpreteert als zijnde de Gemeente, het Lichaam van Christus, heeft veel verwarring teweeggebracht bij de uitleg van allerlei Bijbelteksten. Ook hier moeten wij ons goed rekenschap geven, dat niet alles wat in het N.T. geschreven staat handelt over het Lichaam van Christus! Er wordt ook gesproken over (de toekomst van) het volk Israël c.q. het overblijfsel van Israël, de oprichting van het Koninkrijk der hemelen, etc.
Noot
- BODE van het heil in Christus, nr. 8, augustus 1992, p. 164