Algemeen
Samen met de brieven van Jakobus, Johannes en Judas behoren de beide Petrusbrieven tot de 'algemene zendbrieven'. In voorgaande artikelen hebben we al aangegeven dat deze benaming door mensen bedacht is en feitelijk ook niet recht doet aan deze brieven. Uit de inhoud blijkt namelijk dat deze brieven niet zomaar aan christenen in het algemeen geschreven zijn, maar juist aan lezers met een Joodse / Israëlitische achtergrond.
Schrijver, ontstaan en bestemming
Het is duidelijk dat deze brief door Petrus geschreven is; dat blijkt meteen al uit het openingsvers van de brief. Wat we echter ook mogen vaststellen, is dat deze brief een soort aanvulling is op de eerste en behalve dezelfde reden tot schrijven ook dezelfde lezers heeft. Zie hiervoor datgene wat Petrus schrijft in hoofdstuk 3:1. Eerst zegt hij: "Dit is reeds de tweede brief, geliefden, die ik u schrijf ...". De apostel richt zich dus tot dezelfde lezers. Daarna schrijft hij: "... in beide tracht ik uw zuiver besef door herinnering wakker te houden", waarmee hij het doel van het schrijven van beide brieven samenvat. Veel van wat in het vorige artikel in AMEN 69 over de eerste Petrusbrief staat onder het kopje 'Schrijver, ontstaan en bestemming' geldt daarom ook in grote lijnen voor deze tweede brief.
Behalve dat de beide Petrusbrieven wat betreft inhoud en doelgroep overeenstemmen, liggen ze ook wat betreft het moment van schrijven dicht bij elkaar. Beide zijn waarschijnlijk rond het jaar 60 na Christus geschreven. Mogelijk dat Petrus de tweede brief net als de eerste vanuit Babylon schreef (zie 1 Pet. 5:13).
Structuur gehele brief
A. hfdst.1:1-4 Inleiding, lofprijs. B. hfdst. 1:5-11 Aansporing. C. hfdst. 1:12-15 Iets over Petrus zelf. D. hfdst. 1:16-21 Apostelen en profeten. E. hfdst. 2:1-22 Kenmerken van valse profeten. C. hfdst. 3:1 Iets over Petrus zelf. D. hfdst. 3:2 Profeten en apostelen. E. hfdst. 3:3-13 Houding ten opzichte van valse profeten. B. hfdst. 3:14-18a Aansporing. A. hfdst. 3:18b Afsluiting, lofprijs.
Doel en inhoud
De reden voor het schrijven van deze brief, noemt Petrus tweemaal: in hoofdstuk 1:13 en in 3:1. Hij wil zijn lezers "wakker houden" door hen te herinneren aan dat waar het werkelijk om gaat. Daarbij voorziet Petrus dat zijn dood aanstaande is. Zie hoofdstuk 1:14 waar hij het heeft over het afleggen van zijn tent, wat hij daarna omschrijft als zijn "heengaan". In de oorspronkelijke taal staat daar het woord exodus, uittocht. Zo zag hij zijn aanstaande dood dus; als een uittocht. Net als vroeger het volk Israël verlost werd om op weg te gaan naar het beloofde land.
Dit laatste stond er trouwens ook in werkelijkheid echt aan te komen voor het volk. Israël dat in de verstrooiing leefde kon op het moment van schrijven van deze brief uitzien naar de uittocht uit de wereld om deel te krijgen aan het koninkrijk van de Here Jezus Christus zoals dat op aarde gevestigd zou worden (hfdst. 1:11). Deze brief is geschreven vlak vóór de op dat moment verwachte aanstaande openbaring van de Koning Zelf. Men leefde werkelijk in de eindtijd. En net als eerder in Israëls geschiedenis waren er valse profeten opgestaan, waaronder er zelfs waren die "tot erkentenis van de Here en Heiland Jezus Christus" waren gekomen, maar toch weer verstrikt waren geraakt in het verderf (hfdst. 2:19 en 20). Heel hoofdstuk 2 is gewijd aan deze valse profeten en ook de woorden in hoofdstuk 3:3 e.v. liggen in deze lijn, als Petrus schrijft over de spotters en hun ongeloof in Gods Woord. Daar staat tegenover het onwrikbare vertrouwen van Petrus zelf. In hoofdstuk 1:16-21 schrijft hij dat hij geen verzinsels (letterlijk: mythen) is nagevolgd, maar het betrouwbare Woord van God, dat gesproken is door mensen die door de Heilige Geest gedreven werden. De Bijbel is geen verzinsel of sprookje, maar betrouwbaar in elk opzicht, omdat de Bijbel het Woord van God is.
De tijd waarin Petrus dit schreef zal in de nabije toekomst herhaald worden, omdat de komst van de Koning door ongeloof van Israël is uitgesteld. In die tijd - toen en in de toekomst - komt het erop aan, wat er geloofd wordt: het woord van valse profeten of het Woord van God Zelf. Maar in feite is dit iets dat altijd van het grootste belang is; ook in onze tijd, waarin we zoveel ongeloof in Gods Woord zien; vaak ook onder gelovigen zelf!
Kerntekst
"Dit moet gij vooral weten, dat geen profetie der Schrift een eigenmachtige uitlegging toelaat; want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar, door de heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken" (hfdst. 1:20 en 21).