De kracht en zegen van belijden
Als je tot geloof bent gekomen, vraagt de Here of je, omdat Hij iets uit Hem Zelf in je heeft gelegd, of je nu Zijn Naam wilt belijden. Dan zal dat nieuwe leven zichtbaar worden. Je zet dan je licht niet onder een korenmaat, maar het wordt zichtbaar dat je anders bent: “Want gij waart vroeger duisternis, maar thans zijt gij licht in de Here; wandelt als kinderen des lichts” (Efe. 5:8). Dat wil zeggen dat je jezelf niet schaamt voor zijn Naam, maar met een Petrus, Paulus, Johannes, Martha en vele anderen openlijk wilt belijden: Jezus is Heer! Dat je hetzelfde gaat zeggen als wat God zegt over Zijn Zoon: “Deze is mijn Zoon, de Geliefde, in Wie Ik mijn welbehagen heb; hoort naar Hem!” (Matt. 17:5).
Dat maakt ook zonden belijden zo rijk. Zeg er hetzelfde over als God doet! God heeft niets met zonden, geen zondaar kan ooit voor Hem bestaan. Onze oude mens blijft zondigen, hij kan niet anders (hoewel het wel minder kan worden). Maar als je hetzelfde leert te zeggen als wat God over de zonden zegt, dan is er een geweldige uitweg. God gruwt van zonden. Zijn Zoon stierf ervoor aan het Kruis. Het was dé reden waarom mensen eigenlijk niet meer in geloofsgemeenschap met God konden komen. Maar door het offer van de Here Jezus Christus heeft God in Christus de wereld weer met Zichzelf verzoend. Als je hetzelfde leert zeggen als wat God zegt over de zonden, geeft dat opnieuw geweldige reden om te belijden: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God”. Heerlijk is dat, tegen onze Vader zeggen: “Dank U, dat U mij kent en weet wie ik ben. Dat ik gekocht en betaald ben door Jezus´ bloed. En dat mijn zonden zijn vergeven”.
David
David zag Batseba in de tuin zich baden (2 Sam. 11). Zoals elke andere koning in de Israël omringende landen, mocht hij toch ook kiezen wie hij wilde, waarom hij niet? Batseba wordt in het paleis gehaald en na verloop van tijd laat Batseba David weten: “Ik ben zwanger”. David is God uit het oog verloren. David denkt even niet meer aan God, hij is tijdelijk verblind. Hoe menselijk, hè! ´t Wordt nog erger. Als Uria, de man van Batseba, niet naar huis wil om thuis bij zijn vrouw te liggen, moet hij zijn eigen doodvonnis dragen en aan de legeroverste Joab brengen, een doordacht plan. Uria sterft en als Batseba’s rouw voorbij is, haalt David haar in zijn paleis. Langzaam vervaagt wat er allemaal is gebeurd. Maar bij God niet, bij God nooit! Op een moment dat David helemaal niet meer denkt aan wat hij gedaan heeft met Batseba en haar man Uria, komt de profeet Natan binnen. Koning er is iets vreselijks gebeurd. Hij vertelt van een gast die bij een rijke langskwam en hoe die rijke man het presteerde om het éne lam van een arme man te nemen en het klaar te maken voor zijn gast. Als David het hoort is hij furieus: “wie is dat, hij moet dat ruim vergoeden, hij gaat eraan!” Dan komt die vinger van Natan en klinken de woorden: “Gij zijt die man!”
Natan neemt uitgebreid de tijd David eens heel duidelijk te maken hoe God over zonden denkt, over zijn zonden. David is verslagen, hij capituleert en gaat… belijden: “Ik heb tegen de HERE gezondigd”. Ik denk dat David slecht heeft geslapen die nacht, geworsteld, ontzettend verdrietig over wat hij heeft gedaan. Lees Psalm 51 maar eens. Dan merk je dat hij heel goed weet hoe God over zonden denkt. Hij was God even kwijt en nu heeft hij alles weer heel helder voor zich. Dat is de kracht van Gods Woord! David weet dan ook dat er maar één weg is om weer bij God terug te kunnen komen: belijden! En dat doet hij: “Ik ken mijn overtredingen, mijn zonde staat bestendig voor mij.
Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd, en gedaan wat kwaad is in Uw ogen”. En even later zijn smeekbede: “Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in mijn binnenste een vaste geest; verwerp mij niet van Uw aangezicht, en neem Uw Heilige Geest niet van mij; hergeef mij de blijdschap over Uw heil, en laat een gewillige geest mij schragen”. De zegen van dit belijden is dat hij een man naar Gods hart is!
Leven van belijden: hetzelfde zeggen als God!
Misschien zijn wij bewaard gebleven voor een zonde zoals die van David. Misschien is er wat anders of zijn er veel meer dingen die niet goed zijn in je leven. Vraag je dan eens af waarom je juist dit stukje nú leest? Wat voor ons vandaag wel blijft gelden is: belijden. Een christen lééft van belijden. Gewoon hetzelfde zeggen als God. Zonden niet wegmoffelen, of negeren, maar belijden. Tegen God zeggen: “Here, U hebt gelijk, ik, mijn oude mens, brengt niets goed voort. Ik erken dat, ik stem ermee in, ik wil hetzelfde zeggen als U zegt over de zonden. Dank dat ik mag leven van belijden, instemmen in met wat U zegt. Hetzelfde zeggen als wat U zegt.” Dat gaat heel ver. Kunt u, kan jij echt, persoonlijk voor jezelf, geloven dat God tegen jou zegt: “Je zonden zijn je vergeven, echt helemaal, allemaal?”
Toch is dát wat God ons voor houdt, vooral in de latere brieven van de apostel Paulus. God heeft ons al zijn zegeningen gegeven. Lees alsjeblieft eens heel aandachtig Efeze, hoofdstuk 1. Dát heeft God jou beloofd. Je bent kostbaar in Gods ogen, gekocht en betaald door het bloed van Zijn eigen Zoon, God had voor jou de hoogste prijs over. Je bent zijn eigendom! (Efe. 1:11). God had jou al heel lang op het oog (Efe. 1:4), begenadigd in Zijn Geliefde! Uitverkoren, bestemd en geliefd! David smeekte nog: “Here, neem Uw Heilige Geest niet van mij” (Hij had het voorbeeld van zijn voorganger, koning Saul immers gezien). Efeziërs 1:13 vertelt ons dat God, toen we gelovig werden, ons ook verzegeld heeft met Zijn Geest. Zó kostbaar zijn we voor God!
Hoe komt het toch dat er zoveel mensen lijken te zijn die dat belijden met hun mond en in hun hart, maar dat eigenlijk niet geloven? (Rom. 10:9,10). Waarom komen we mensen tegen die wel belijden dat ze de Here kennen en toch in hun werken Hem eigenlijk verloochenen? (Titus 1:16). Laten we het maar niet zo afstandelijk maken. Hoe komt het dat ik, dat jij, u, nog vaak zoveel twijfels hebt over hoe het gaat met jezelf. Je kunt soms bijna niet geloven dat je belangrijk bent voor God.
In mijn praktijk voor pastorale hulpverlening (www.pastoralehulpverlening.nl) hoor ik regelmatig: “Wie ben ik nou? Ik voel me ellendig en ik weet echt niet hoe ik eruit moet komen.” Ik ken persoonlijk die gedachtegang ook, het is soms zó herkenbaar en soms heel dichtbij. Hoe moet het allemaal? Wat zal er van me worden? Wat doe ik nou? Soms zelfs: De Here lijkt zover weg, zal het wel allemaal waar zijn? Ach, vul het zelf maar in. We zijn allemaal mensen. Soms kun je God wel eens, tijdelijk, niet op je netvlies hebben. Of soms wel eens voor langere tijd. Je weet wel dat de Here er is, maar Hij lijkt zover weg. Wie kent dat niet, door zorgen, verdriet, ziekte, tegenslag.
Als je Davids mening op dit moment zou kunnen vragen, zou hij ons, denk ik, bescheiden wijzen op zijn ervaring met Batseba en Uria. Hij zou ons wijzen op zijn ervaringen en zeggen: “Waar je God het grootste plezier mee kunt doen is hetzelfde te zeggen als God. Hetzelfde over je zonden, je verdriet, je eenzaamheid, je verlegenheid en wat dan ook.”
Geef de strijd op vanuit en door die oude mens. Je bent in Christus helemaal anders. Kostbaar! Zó kijkt God naar jou! Zeg hetzelfde als God nú over jou zegt. Zeg hetzelfde over je zonden, over je leven als Hij zegt. Aanbid Zijn Zoon met belijdende woorden: “Here, ik dank U vanuit het diepst van mijn hart dat ik kostbaar ben voor U en dat ik daarom ook zó naar mezelf mag kijken” (Ps. 51:19, Jes. 57:15).
Durf hetzelfde te zeggen als God, ook tegen jezelf!
Leer in alles iedere dag weer hetzelfde te zeggen over je zonden en je leven als wat God zegt. Uit genade ben je Zijn eigendom. Mooi, he! Opnieuw wijst de Bijbel, zoals altijd, naar hét centrale punt van de Bijbel. Naar de Man waar alles om draait. De Man, de Here, die bereid was om vanuit de hemel naar deze aarde te komen en de weg naar God opende. Hij kocht ons vrij, Hij gaf ons Zijn leven, Hij leeft voor ons, wij zijn Zijn Lichaam, Hij is het Hoofd, de Here Jezus Christus, de Verheerlijkte aan de Rechterhand Gods. Ik ben kostbaar voor Hem en daarom mag ik ook zó naar mezelf kijken, een nieuwe schepping, één in Hem, een huisgenoot van God! Wie ik ben, ben ik door Mijn Heer!
Onze Here Jezus Christus is en blijft het Middelpunt. We hebben Hem nodig om gered te worden, we hebben Hem nodig om te kunnen leven en we hebben Hem nodig om straks te kunnen sterven. Elke dag, net zolang tot het in mijn hart gegrift staat, mag ik leren belijden én leven!
Laten wij dan door Hem, Gode voortdurend een lofoffer brengen, namelijk de vrucht onzer lippen, die zijn naam belijden! (Heb 13:15).