De reacties op de wijziging van Grondwet naar Verdrag zijn verdeeld. Sommigen noemen de wijziging nogal ´cosmetisch´. Met andere woorden: het raakt vooral de buitenkant.
Eén van de punten in het nieuwe akkoord is:
- Het ´Handvest van de Grondrechten´ wordt niet integraal in het verdrag opgenomen, wel komt er een verwijzing naar, die het handvest echter juridisch bindend maakt.
Inderdaad nogal cosmetisch, want de facto verandert er dus niets! In het Handvest wordt ook gesproken over godsdienst.
In Artikel II-70, met de titel ´De vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst´, wordt bepaald: ´Eenieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst. Dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst en overtuiging te veranderen en de vrijheid, hetzij alleen, hetzij met anderen, zowel in het openbaar als privé, zijn godsdienst te belijden of zijn overtuiging tot uitdrukking te brengen in erediensten, in onderricht, in de praktische toepassing ervan en in het onderhouden van geboden en voorschriften´.
Echter, Artikel I-52, met de titel ´De status van kerken en van niet-confessionele organisaties´ zegt: ´De Unie voert een open, transparante en regelmatige dialoog met die kerken en organisaties [die nationaal erkend zijn], onder erkenning van hun identiteit en hun specifieke bijdrage.
Het gevolg van deze bewoordingen is, dat dankzij dit verdrag religieuze organisaties het recht krijgen dat men rekening houdt met hun standpunt (het recht/de vrijheid ´zijn godsdienst te belijden´, zowel ´openbaar als privé´, en het recht op het voeren van een ´dialoog´).
Dit betekent in essentie het einde van de scheiding van kerk en staat, aangezien het artikel op geen enkele wijze beperkingen vaststelt met betrekking tot die ´dialoog´.
Moeten wij in deze artikelen de voorbereidingen zien voor een nieuwe wereldreligie en een religieuze totalitaire wereldregering die wereldwijd haar religieuze en filosofische overtuigingen zal kunnen opleggen? Want ook al garandeert artikel II-70 de ´vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst´, en bepaalt artikel I-52 dat de ´status van kerken en van niet-confessionele organisaties´ zal worden gerespecteerd, men kan niet in alle gevallen alle partijen tegelijk van dienst zijn, en er zal dus altijd een religieuze of filosofische groepering zijn die talrijker of beter geïntegreerd is dan alle anderen.
Het gevolg daarvan zal zijn dat de opvattingen van die groepering het overheidsbeleid zullen overheersen.
Op dezelfde wijze heeft men inmiddels in bepaalde landen (zoals Frankrijk) wetten aangenomen die erop gericht zijn de activiteiten te verbieden van bepaalde groeperingen die over het algemeen op volkomen willekeurige wijze het etiket ´sekte´ opgeplakt krijgen, terwijl deze benaming angstvallig wordt vermeden voor gevestigde religies zoals het Christendom, het Jodendom, en de Islam, en die onderwijl elke groepering die alternatieve filosofieën (religieus of atheïstisch) in de praktijk brengt in hun bestaan bedreigen.
Het gevaar in deze artikelen schuilt dan ook in het feit, dat als het om vrijheid van denken, geloof en leefwijze gaat, het recht van de sterkste c.q. van de meerderheid geldt. Ook al geldt voor ieder mens dat deze een filosofie of religie toepast of belijdt, kan het niet worden toegelaten dat een wetgeving en de toepassing ervan op exclusieve wijze beïnvloed worden door dergelijke stromingen. Wetten en de toepassing ervan dienen dusdanig op objectieve wijze rechtvaardig te zijn dat een dergelijke invloed slechts overbodig zou zijn...