Eén Vader
Er is een lied: Kinderen van één Vader, zijn wij allemaal. Dit steunt op een uitspraak van Maleachi, die tot Israël spreekt: "Hebben wij niet allen één Vader? Heeft niet één God ons geschapen?" (2:10) Paulus laat zien dat God de Vader is van allen en niet enkel van Israël. Hij boog zijn "knieën voor de Vader, naar wie alle geslacht in de hemelen en op de aarde genoemd wordt." (Efe. 3:14) De mensheid komt voort uit een enkele mens (adam), die God schiep (Hand. 17:26). Daarom zijn allen van Gods geslacht (Hand. 17:28). Gods grote verlangen is dat Zijn kinderen op zoek gaan naar hun 'roots'. Waar zij ook wonen, welke taal zij ook spreken, de Vader wil dat zij Hem vinden en zich tot Hem (be)keren (Hand. 17:30).
David schrijft in Psalm 103:13: "gelijk zich een vader ontfermt over zijn kinderen, ontfermt Zich de HERE over wie Hem vrezen." Vrezen betekent eerbied hebben. De Vader Zijn 'geslacht' tegemoet, met liefde met geloof (Efe. 6:23). God wordt 'de Vader der barmhartigheden' genoemd en 'de God aller vertroosting' (2 Kor. 1:3). Bovendien schenkt de Vader genade en vrede (2 Tim. 1:2; 2 Joh. 3). Ontferming, liefde met geloof, barmhartigheid, vertroosting, genade en vrede. Dit biedt de Vader aan, uit liefde. "Ziet welke een liefde ons de Vader heeft gegeven", schrijft Johannes, "dat wij kinderen Gods genoemd worden en wij zijn het ook." (1 Joh. 3:1)
Eén
De Vader zond Zijn Zoon, Die Hij liefheeft (Joh. 3:35; 5:20). De Vader sprak Zijn liefdesverklaring hoorbaar op aarde uit (Matt.17:5 en 6). Petrus was daar erg van onder de indruk. Jaren later schreef hij: "Hij heeft van God, de Vader, eer en heerlijkheid ontvangen, toen zulk een stem van de hoogwaardige Heerlijkheid tot Hem kwam: Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in wie Ik Mijn welbehagen heb." (2 Pet. 1:17) Er bestond een bijzondere liefdesband tussen Vader en Zoon. Hun liefde was wederzijds. De Zoon vreesde de Vader zozeer, dat Hij Zijn leven in de dood wilde geven. "Hierom heeft Mij de Vader lief" zei Hij, "omdat Ik Mijn leven afleg om het weder te nemen." (Joh. 10:17)
De Zoon volgde Zijn Vader in alle opzichten na. "Ik zeg u, de Zoon kan niets doen van Zichzelf, of Hij moet het de Vader zien doen; want wat deze doet, dat doet ook de Zoon evenzo." (Joh. 5:19) Als Zoon kon Hij presteren wat alleen God kan: "gelijk de Vader de doden opwekt en doet leven, zo doet ook de Zoon leven, wie Hij wil." (Joh. 5:21) Zijn gedachten, wil en gevoelens waren zo met die van de Vader verweven, dat al Zijn spreken en al Zijn daden gericht waren op het geven van 'eeuwig leven'. "Ik weet, dat Zijn gebod eeuwig leven is. Wat Ik dan spreek, spreek Ik zo, als de Vader Mij gezegd heeft." (Joh. 12:50) Alle vermogens van de Vader deelden zij samen. Hun eenheid was zo uniek dat de Zoon kon zeggen: "Al wat de Vader heeft, is het Mijne." (Joh. 16:15) "Ik en de Vader zijn één." (Joh. 10:30)
De wereld
Wij weten dat de relatie tussen de Zoon en de Vader geopenbaard werd aan Israël. Toch was Zijn opdracht zo ruim dat het de wereld omvatte: "de wereld moet weten, dat Ik de Vader liefheb en zo doe, als Mij de Vader geboden heeft." (Joh.14:31) En: "Ik ben van de Vader uitgegaan en in de wereld gekomen; Ik verlaat de wereld weder en ga tot de Vader." (Joh.16:28) Israël gaf het door, zodat ook wij (heidenen) het zouden weten: "wij (Joden) hebben aanschouwd en getuigen, dat de Vader de Zoon gezonden heeft als Heiland der wereld." (1 Joh. 4:14) Door Zijn kruisdood verzoende Hij alle mensen met Zijn Vader. Daarom zei de Zoon: "Niemand komt tot de Vader dan door Mij." (Joh. 14:6)
Alles wil de Vader met ons delen
Perspectief
Heel Gods gelovig geslacht kan zeggen: "voor ons nochtans is er maar één God, de Vader, uit Wie alle dingen zijn en tot Wie wij zijn, en één Here, Jezus Christus…" (1 Kor. 8:6) Het werk van de Zoon gaat door opdat: alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God de Vader. Hoe meer mensen in de Zoon geloven, des te meer eer de Vader krijgt. Paulus noemt God 'de Vader der heerlijkheid', Die wil dat wij Hem net zo leren kennen als de Zoon. Daarvoor geeft Hij de Geest van wijsheid en van openbaring om Hem recht te kennen (Efe. 1:17). De Vader heeft ons in Christus toebereid voor het erfdeel der heiligen in het licht (Kol. 1:12). Alles wil de Vader met ons delen. Hij gaat daarin zo ver, dat wanneer het werk van Christus voltooid is, "het einde komt, wanneer Hij het koningschap aan God de Vader overdraagt, wanneer Hij alle heerschappij, alle macht en kracht onttroond zal hebben." Dan is God de Vader alles in allen. Tot die tijd is God een Vader van allen, die is boven allen en door allen en in allen (Efe. 4:6).
"Genade zij u en vrede van God, de Vader, en van de Here Jezus Christus." (2 Tess. 1:2)