Groeien in liefde
“Maar dan groeien wij, ons aan de waarheid houdende, in liefde in elk opzicht naar Hem toe, die het hoofd is, Christus. En aan Hem ontleent het gehele lichaam als een welsluitend geheel en bijeengehouden door de dienst van al zijn geledingen naar de kracht, die elk lid op zijn wijze oefent, deze groei des lichaams, om zichzelf op te bouwen in de liefde” (Efe. 4:15-16).
Hier staat dat wij in liefde groeien naar Christus toe, als wij ons aan de waarheid houden. Het staat er eigenlijk als een vanzelfsprekendheid, en dat zou het ook moeten zijn voor een ieder die Christus liefheeft. Maar ik wil toch de vraag stellen: Houden wij ons aan de waarheid, of op zijn minst: Zijn wij op zoek naar de waarheid? Want als we dat niet doen, kunnen we ook niet groeien in de liefde. Dan blijven de bekendgemaakte geheimen bijvoorbeeld voor ons verborgen, en blijven we door een spiegel in raadselen zien. Hebben we de intentie om rechte voren te trekken bij het brengen van Gods Woord en zo in het spoor der waarheid te wandelen? Paulus schrijft aan Timotheüs: “Maak er ernst mede u wèl beproefd ten dienste van God te stellen, als een arbeider, die zich niet behoeft te schamen, doch rechte voren trekt bij het brengen van het woord der waarheid” (2 Tim. 2:15). Dan zullen wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereiken, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus. Dan zijn wij niet meer onmondig, op en neder, heen en weder geslingerd onder invloed van allerlei wind van leer, door het valse spel der mensen, in hun sluwheid, die tot dwaling verleidt (Efe. 4:13-14). Dan worden wij verjongd door de geest van ons denken, en doen wij de nieuwe mens aan, die naar (de wil van) God geschapen is in waarachtige gerechtigheid en heiligheid (Efe. 4:23-24).
“En dit bid ik, dat uw liefde nog steeds meer overvloedig moge zijn in helder inzicht en alle fijngevoeligheid” (Fil. 1:9).
Paulus schrijft aan de Filippenzen dat hij voor hen bidt, dat hun liefde overvloedig mag zijn. Met andere woorden, de Here wil een overvloed van Zijn liefde geven!
De genade Gods en de gave, bestaande in de genade van de ene mens, Jezus Christus, is voor zeer velen overvloedig geworden. “Welnu, zoals gij in alles overvloedig zijt, in geloof, in spreken, in kennis, in volkomen toewijding en in de liefde, die van ons tot u uitgegaan is, zo weest dan ook in dit liefdewerk overvloedig” (2 Kor. 8:7). “En God is bij machte alle genade in u overvloedig te schenken, opdat gij, in alle opzichten te allen tijde van alles genoegzaam voorzien, in alle goed werk overvloedig moogt zijn” (2 Kor. 9:8).
“Want God heeft ons niet gegeven een geest van lafhartigheid, maar van kracht, van liefde en van bezonnenheid” (2 Tim. 1:7).
We moeten er ernst mee maken, ons wèl beproefd ten dienste van God te stellen. En dan mogen we door Gods liefde ontdekken hoe overweldigend groot zijn kracht is aan ons, die geloven, naar de werking van de sterkte zijner macht (Efe. 1:19). Dan ervaren wij, dat Hij, blijkens de kracht, die in ons werkt, bij machte is oneindig veel meer te doen dan wij bidden of beseffen (Efe. 3:20).
“Maar gij, geliefden, bewaart uzelf in de liefde Gods, door uzelf op te bouwen in uw allerheiligst geloof en door te bidden in de heilige Geest” (Judas :20).
Hier staat dat we onszelf moeten opbouwen in ons allerheiligst geloof door onszelf te bewaren in de liefde. Maar het omgekeerde is ook waar. Door onszelf te bewaren in de liefde, dus door bezig te zijn met Gods Woord, leren we rechte voren te trekken bij het verstaan van dat Woord, ontdekken we Gods grote liefde, en worden daardoor opgebouwd in het allerheiligst geloof. Wanneer we deze dingen met ons hart doen, zullen we ook ontdekken dat er in dit alles niets van onszelf bij is, maar dat we al deze dingen door Gods overvloedige genade mogen ontvangen.
“Dat uw liefde nog meer en meer overvloedig worde in erkentenis en alle gevoelen; Opdat gij beproeft de dingen, die daarvan verschillen...” (Filipp. 1:9-11 St.Vert.).
In de NBG ´51 Vertaling staat: "En dit bid ik, dat uw liefde nog steeds meer overvloedig moge zijn in helder inzicht en alle fijngevoeligheid, om te onderscheiden, waarop het aankomt. Dan zult gij rein en onberispelijk zijn tegen de dag van Christus, vervuld van de vrucht van gerechtigheid, welke door Jezus Christus is, tot eer en prijs van God."
Het komt erop aan dat we onderscheiden de dingen die in het Woord op ons afkomen. Dat we onderscheiden de dingen "die verschillen". En dat betreft dan daadwerkelijk de geestelijke dingen. Dit onderscheiden heeft alles te maken met de liefde tot de waarheid. Wanneer we deze liefde tot het Woord in ons werkzaam laten zijn, dan kan het niet anders dan dat we inzicht krijgen in dat Woord, en dat we dan ook leren onderscheiden, ja, dat we een helder inzicht en fijngevoeligheid krijgen door Gods Geest, die in ons werkzaam wil zijn.
In Johannes 21:15 e.v. wijst de Heer op de liefde die nodig is om vruchtbaar te kunnen zijn in de dienst aan God. De Bijbel zegt: “God is liefde”, en Zijn liefde wil Hij uitwerken in de harten van gelovigen. Daarvoor gaf Hij Zijn Geest. Gods liefde is in onze harten uitgestort (vgl. Rom. 5:5) als bron van leven, kracht en groei.
Christus' wegcijferende liefde
“Niemand heeft grotere liefde, dan dat hij zijn leven inzet voor zijn vrienden”
(Joh. 15:13).
Er was maar Eén die dit uit liefde kon volbrengen: Hij, die zonder zonde was, de Heiland der wereld. Toch ken ik nog één persoon in de Bijbel die, toen hij ook nog zonder zonde was, ook uit liefde zijn leven gegeven heeft. Hij was het beeld van de Komende in de wereld. Weet u het nog? We hebben het eerder al over Adam gehad (zie AMEN 72). Uit liefde voor Eva ging hij mee in de zonde, wetende dat hij daardoor een zondaar werd en daardoor de dood moest sterven. Ook hij cijferde zichzelf weg uit liefde voor de vrouw, hem door de Here gegeven. Nadien is niemand in zijn of haar zonde-staat daartoe in staat geweest. De apostel Petrus dacht het nog wel te kunnen; hij zei tegen de Here Jezus: "Here, waarom kan ik U thans niet volgen? Ik zal mijn leven voor U inzetten!" (Joh 13:37) Maar de Here antwoordde Petrus toen: "Uw leven zult gij voor Mij inzetten? Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, de haan zal niet kraaien, eer gij Mij driemaal verloochend hebt" (Joh 13:38).
“God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is” (Rom. 5:8).
Misschien schiet ons verstand wel tekort om al deze diepgaande dingen te vatten. Want wie kan begrijpen, dat deze ontzaglijk grote God, de Schepper aller dingen, mij (en ook u) zo lief had, dat Hij Zijn heerlijkheid heeft afgelegd, en in de gedaante van een Kindje naar deze aarde is gekomen, en zo als het ware ´het vlees heeft aangedaan´? Hij is hier op aarde opgegroeid, heeft Zich aan de zijnen bekendgemaakt, wetende, dat zij Hem zouden verwerpen. Dit alles liet Hij toe, liet Hij gebeuren, terwijl Hij God (en mens) was. Kunt u vatten hoe groot Zijn liefde was en is?
Onafscheidelijk van Christus' liefde
“Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking of benauwdheid, of vervolging of honger, of naaktheid, of gevaar, of het zwaard?” (Rom. 8:35).
Dit zijn allemaal dingen die de apostel Paulus in zijn bediening om Christus´ wil heeft moeten verdragen, maar toch is zijn antwoord:
“Noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Here” (Rom. 8:39).
Wij mogen weten dat we Zijn maaksel zijn, en daardoor mogen wandelen in de werken, die God tevoren heeft bereid (Efe. 2:10). Wanneer wij wandelen in die gezindheid, dan jagen wij naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus (Fil. 3:14). Dan moeten we niet menen dat het ons hier op aarde allemaal voor de wind zal gaan. Want wanneer wij ons het evangelie der verborgenheid niet schamen, dan staat ons ook verdrukking, smaadheid en verachting om Christus´ wil te wachten, maar dan mogen ook wij weten, dat niets ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Here.
“Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde” (Kol. 1:13).
Gods liefde is de basis van ons leven. We hebben een geweldige verandering ondergaan: verlost uit de dood, levendgemaakt en met Christus gezet boven alles!
"Ook u, hoewel gij dood waart door uw overtredingen en zonden, waarin gij vroeger gewandeld hebt overeenkomstig de loop dezer wereld, overeenkomstig de overste van de macht der lucht, van de geest, die thans werkzaam is in de kinderen der ongehoorzaamheid, – trouwens, ook wij allen hebben vroeger daarin verkeerd, in de begeerten van ons vlees, handelende naar de wil van het vlees en van de gedachten, en wij waren van nature, evenzeer als de overigen, kinderen des toorns – God echter, die rijk is aan erbarming, heeft, om zijn grote liefde, waarmede Hij ons heeft liefgehad, ons, hoewel wij dood waren door de overtredingen mede levend gemaakt met Christus, – door genade zijt gij behouden – en heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten, in Christus Jezus, om in de komende eeuwen de overweldigende rijkdom zijner genade te tonen naar (zijn) goedertierenheid over ons in Christus Jezus" (Efe. 1:1-7).