Geloof
Geloof is één van de kostbaarste schatten die een mens kan bezitten. Geloof wordt vaak verward met aanmatiging, optimisme, vastberadenheid, bijgeloof en verbeelding. Maar dit is niet de werkelijkheid van geloven. We lezen in Romeinen 4, vers 5: "Hem echter, die niet werkt, maar zijn geloof vestigt op Hem, die de goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot gerechtigheid."
Klaarblijkelijk wordt God geëerd door geloof, terwijl twijfelen aan Zijn Woord Hem moet kwetsen. De apostel Johannes schreef: "Indien wij het getuigenis der mensen aannemen, het getuigenis van God is meerder, want dit is het getuigenis van God, dat Hij van Zijn Zoon getuigd heeft" (1 Joh. 5:9).
Geen wonder, dat we in Hebreeën 11:6 lezen : "… maar zonder geloof is het onmogelijk Hem welgevallig te zijn. Want wie tot God komt, moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken."
Hoe dankbaar zouden we allen moeten zijn, dat God ons in de Bijbel verteld heeft over de verlossing door Christus, en hoe we gered kunnen worden door in Hem te geloven… “Die is overgeleverd om onze overtredingen en opgewekt om onze rechtvaardiging… Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus" (Rom. 4:25, 5:1).
Verdergaande openbaring
Hoewel de Bijbel het Woord van God is, van kaft tot kaft, is het niet allemaal tegelijk gegeven of aan dezelfde toehoorders. Wat in vroeger tijden tot een bepaalde groep mensen werd gesproken, mag niet zonder meer toegepast worden op een groep mensen in later tijden. Dit principe noemen we verdergaande openbaring, waarvan we vele voorbeelden in de Schrift vinden.
In Romeinen 3:21 schrijft apostel Paulus: "Thans is echter buiten de wet om gerechtigheid Gods openbaar geworden, waarvan de wet en de profeten getuigen."
Er was een tijd, dat de wet van Mozes een essentieel deel uitmaakte van de rechtvaardiging. Niet dat de wet zelf gerechtigheid kon brengen, zeker niet. Maar voordat de bedeling van Gods genade aan Paulus bekendgemaakt was ( zie Efe. 3:1,2 ), was Gods wet de beschreven manier om gerechtigheid door geloof aan te tonen. Met andere woorden, wanneer een godvruchtige Jood onder de wet wilde tonen dat hij in God geloofde, was er slechts één manier: gehoorzamen van de wet. Dus, terwijl de wet geen gerechtigheid bracht, ging het houden van de wet hand in hand met het leiden van een rechtschapen leven. Maar volgens Romeinen 3:21 is Gods gerechtigheid niet langer verbonden met het houden van de wet. Daarom gaat Paulus verder met te verkondigen: " … maar gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade" (Rom. 6:14b). Het is dus zaak om ´met God mee te gaan´ in Zijn voortgaande openbaring en ons te houden aan Zijn geopenbaarde Woord. Dat is in dit verband: niet leven onder de Wet, maar opwassen in de genade (vgl. Titus 2:11-14).
In Christus gedoopt
Dit is één van de kostbaarste waarheden in de Schrift: de eenwording met Christus van de gelovige.
In Romeinen 6:3-4 lezen we over de doop in Christus. Velen denken bij het woord ´dopen´ alleen aan water, maar het oorspronkelijke woord wijst eigenlijk op: eenwording. Zie bijvoorbeeld in 1 Korintiërs 10, vers 2: "… allen zich in Mozes lieten dopen in de wolk en in de zee." De kinderen Israëls waren niet nat geworden in de zee, maar zij waren één met Mozes als leider bij hun ervaring in de Rode Zee.
Wanneer we ons vertrouwen stellen op Christus in Zijn dood, begrafenis en opstanding, dan doopt de Heilige Geest ons (maakt ons één met en) in Hem.
Romeinen 6:3 zegt, dat we gedoopt (één gemaakt) zijn in Zijn dood. Dit betekent dat de dood van Christus voor onze zonden werkzaam geworden is in ons leven. Vervolgens zijn we één gemaakt met Zijn begrafenis (Rom. 6:4a "… met Hem begraven door de doop in de dood"). Toen het lichaam van Christus, beladen met de zonden van de wereld, in dat graf was weggelegd, is het alsof wij daar ook bij hoorden. Tenslotte zijn we één geworden met Zijn opstanding, "…opdat, gelijk Christus opgewekt is uit de doden door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen" (Rom. 6:4b).
Later, in Kolossenzen 2, schrijft Paulus: “In Hem zijt gij ook met een besnijdenis, die geen werk van mensenhanden is, besneden door het afleggen van het lichaam des vlezes, in de besnijdenis van Christus, daar gij met Hem begraven zijt in de doop”. Ondergedompeld in de dood van Christus en… met Hem daaruit opgewekt: “In Hem zijt gij ook mede opgewekt, door het geloof aan de werking Gods, die Hem uit de doen heeft opgewekt” (vs. 11-12). Helemaal één geworden met Christus en daardoor deel aan het volle heil, dat God in Hem heeft geopenbaard!