Deel 1 – Abrahams roeping (Gen. 11:27 - 12:9)
Gelijk rijzen er vragen. Je weet niet waar het onbekende land is, laat staan hoe het er uitziet en wat er voor mensen er wonen. Nu, ik denk dat menigeen zou afhaken als hij een dergelijke opdracht zou krijgen.
In de Bijbel staat het levensverhaal van iemand die een dergelijke ervaring had. Deze persoon was Abraham. Net als wij was ook hij iemand van vlees en bloed met menselijke overwegingen. Toch gaf Abraham gehoor aan de opdracht die hij van God kreeg. Hij ging en liet veel van wat hem lief was achter, op weg naar het onbekende land. Hij hoorde het Woord van God, geloofde het en volgde het op.
Omstandigheden van Abrahams roeping
Op het moment dat Abraham (= vader van vele volken) door God geroepen werd, heette hij nog Abram (= verheven vader). Wij weten niet hoe oud hij op dat moment was. De Bijbel doet hier geen uitspraak over. Blijkbaar is leeftijd voor God niet van belang wanneer Hij mensen roept voor een taak. De Heer kan iedereen op welke tijd of in welke situatie dan ook gebruiken voor Zijn werk.
Wel weten wij vanuit Handelingen 7:2b-4a dat Abraham tijdens zijn eerste roeping nog in Ur der Chaldeeën woonde: "De God der heerlijkheid is verschenen aan onze vader Abraham, toen hij nog in Mesopotamie was, voordat hij in Haran ging wonen, en Hij zeide tot hem: Verlaat uw land en uw bloedverwanten en kom herwaarts naar het land, dat Ik u wijzen zal. Toen vertrok hij uit het land der Chaldeeën en vestigde zich in Haran."
Wanneer wij het gedeelte uit Handelingen naast Genesis 12 leggen, is te zien dat Abraham op twee momenten door God geroepen is. Eerst toen hij in Ur woonde (Hand. 7) en later werd zijn roeping nog eens bevestigd toen hij in Haran woonde (Gen. 12).
De twee momenten van roeping markeren ook gelijk de twee gedeeltes van Abrahams reis. Eerst reisde Abraham van Ur naar Haran. Vervolgens blijft hij voor langere tijd (vermoedelijk jaren) in Haran steken. Daar wordt zijn roeping bevestigd. Vervolgens maakt hij de oversteek naar het onbekende land.
Deze gang van zaken toont aan dat Abraham lijkt te schromen om in één keer door te trekken naar Kanaän. Dit zou niet verwonderlijk zijn wanneer wij Abrahams situatie kennen:
- Abraham woonde vóór zijn eerste roeping in het gebied Mesopotamië wat zeer vruchtbaar was. Waarschijnlijk was Abraham in die tijd al een nomade en was het vruchtbare gebied ideaal om vee te houden. Abraham zal er zeker niet op gewacht hebben om naar een onbekend en wellicht onvruchtbaar gebied te trekken.
- Abraham woonde in en nabij Ur der Chaldeeën. Er vanuit gaande dat hiermee het Ur bedoeld wordt dat nabij het huidige Basra (Irak) ligt, was dit een voor die tijd hoog ontwikkelde stad. Abraham vond hier alles wat hij nodig had. Waarom dat alles opgeven voor iets totaal onbekends? Hij kon er eigenlijk alleen maar op achteruit gaan.
- In Jozua 24:2 staat dat Abraham zijn eigen goden had waar hij vastigheid in vond: "…aan de overzijde der Rivier hebben oudtijds uw vaderen gewoond, Terach, de vader van Abraham en de vader van Nachor, en zij hebben andere goden gediend." Abraham diende de goden van zon, maan en sterren en liet zijn lot bepalen door de stand van de sterren. Zo stond er in het toenmalige Ur (= lichtschijnsel) een ziggurat ter ere van de godin van de maan. Zo'n ziggurat was niet alleen een symbolisch object van verering, maar was vooral ook als (piramideachtige) toren een middel om de sterren(beelden) te onderzoeken. Abraham diende dus andere goden dan de HERE. Hij zal zeker niet op een God hebben zitten wachten die hem zijn religie en daarbij behorende vastigheid ontnam en hem daarvoor in plaats een onzeker toekomstperspectief gaf.
- Abraham kon niet alleen beslissen. Omdat zijn vader Terach nog leefde, was hij afhankelijk van zijn toestemming. Abraham moest niet alleen zelf overtuigd worden om te luisteren naar Gods opdracht, hij moest vervolgens zelf ook zijn familie overtuigen. Het was uiteindelijk vader Terach die moest beslissen om de reis maken, wat vanuit Genesis 11:31 bevestigd wordt: "En Terach nam zijn zoon Abram (…) en hij deed hen wegtrekken uit Ur der Chaldeeën om te gaan naar het land Kanaän…" Het was ook vader Terach die als leider van de familie besliste om niet verder dan Haran te trekken. Want pas na de dood van Terach vervolgde Abraham de reis richting Kanaän. Een motief om in Haran te blijven is ongetwijfeld ook de economische situatie van de familie geweest. In Genesis 12:5 is namelijk te lezen dat zij in Haran have en lieden verwierven.
- Abraham moest een aanzienlijke afstand reizen om in Kanaän te komen. Hemelsbreed is het van Ur naar Kanaän ongeveer 1.000 km. Echter, dan zou men door de woestijn moeten trekken. Dat is iets wat men in die tijd niet deed. De gebruikelijke route van Ur der Chaldeeën naar Kanaän liep via de rivier de Eufraat noordwestwaarts richting Haran en dan vervolgens zuidwestwaarts richting Kanaän. Deze route was twee keer zo lang. Daarbij was het ongeveer 1.000 km. van Ur naar Haran en ongeveer 1.000 km. van Haran naar Kanaän. Nu is 1.000 km. in deze tijd zo afgelegd. Echter in die tijd moest het Abraham met al zijn vee en goederen zeker 40 dagen hebben gekost. Een onderneming waar je niet zomaar aan begint.
Ondanks al deze overwegingen luistert Abraham toch naar Gods opdracht. Hij gelooft God en weet vervolgens vader Terach te overtuigen om met de familie richting Kanaän te trekken. Dat Abraham dan uiteindelijk tijdelijk in Haran blijft steken, lijkt niet te maken te hebben met eigen schromen, maar met gehoorzaamheid aan zijn vader Terach. Met het sterven van Terach wordt Abraham echter de leider van de familie. Nadat de HERE nogmaals zijn opdracht aan geeft Abraham, trekt hij, bevrijd van knellende familiebanden en afgodendienst, alsnog naar Kanaän.
Hoe Abraham kon gehoorzamen
Abraham gaf dus gehoor aan Gods oproep om zijn land, stam en familie te verlaten. Maar wat bracht hem tot deze – in menselijke ogen – irrationele keuze? Wanneer wij de verschillende gedeelten lezen die over deze geschiedenis gaan, dan blijkt uit alles dat dit gehoorzaamheid vanuit geloof was.
Allereerst staat er in Genesis 12, vers 4: "Toen ging Abram, zoals de HERE tot hem gesproken had…" Geen vragen, tegenwerping of iets dergelijks horen wij hier, Abraham ging gewoon. Vervolgens lezen wij in Handelingen 7:4 soortgelijke woorden: "Toen vertrok hij uit het land der Chaldeeën…". Weer is er geen sprake van vragen, tegenwerping of soortgelijke zaken. Tot slot lezen wij in Hebreeën 11:8 nog: "Door het geloof is Abraham, toen hij geroepen werd, in gehoorzaamheid getrokken naar een plaats, die hij ter erfenis zou ontvangen, en hij vertrok zonder te weten waar hij komen zou." Dit vers toont aan dat Abrahams vertrek uit Ur en later Haran uit gehoorzaamheid gebeurde. Deze gehoorzaamheid werd wel voorafgegaan door geloof. Het geloof was voor Abraham het bewijs dat God meende wat Hij zei. Het was de kracht waarop Abraham dreef.
Het geloof dat eeuwen geleden in Abraham werkzaam was, is nu nog steeds van kracht. Wij bevinden ons in een soortgelijke positie als Abraham. Wij zijn op weg naar een onbekend (hemels) land. Wij weten niet hoe dit er uit ziet en hebben er, naar menselijke maatstaf, geen bewijzen van bestaan van. Gelukkig mag het geloof in ons als bewijsvoerende kracht werken.
God heeft de regie
Tot slot van dit punt en dit artikel is het goed om nog even stil te staan bij Gods inbreng wat betreft Abrahams keuze. Tot dusver neigden we ertoe om Abrahams keuze en gehoorzaamheid centraal te stellen. Dit brengt het gevaar met zich mee de zaken te vermenselijken. Wij moeten beseffen dat God de grote Regisseur is in deze geschiedenis. Abraham geloofde in God en koos ervoor Hem te gehoorzamen, maar kon dit alleen doen bij de gratie van God. Het bewijs hiervoor is te vinden in Jozua 24:3, waar de HERE bij monde van Jozua het volgende zegt: "Maar Ik nam uw vader Abraham…". Abraham werd door God genomen, er was geen eigen verdienste bij. Daar kon ook geen sprake van zijn, Abraham diende immers nog andere goden toen God hem riep! Gods initiatief ten aanzien van het verloop van Abrahams leven wordt nog een stukje duidelijker als wij er Nehemia 9:7 op na slaan: "Gij toch zijt de HERE, de God, die Abram verkoren, hem uit Ur der Chaldeeen geleid en hem de naam Abraham gegeven hebt." Het is allemaal God werk. Abraham werd door God geleid en stond onder zijn toezicht en bewaring. Dit bewijst ook de zevenvoudige zegen die Abraham bij zijn roeping in Genesisi 12 krijgt: "(1) Ik zal u tot een groot volk maken, (2) en u zegenen, (3) en uw naam groot maken, (4) en gij zult tot een zegen zijn. (5) Ik zal zegenen wie u zegenen, (6) en wie u vervloekt zal Ik vervloeken, (7) en met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden." In deze zegen vinden wij de garantie terug van Abrahams behoud.
En hoe zit het met ons? In de geschiedenis van Abraham vinden wij een prachtige parallel met ons als gelovigen in deze tijd. Abraham werd vanuit de heidense wereld in Gods realiteit getrokken en kreeg een zevenvoudige zegen bij zijn roeping. Vanuit Kolossenzen 2:13 en Efeziërs 1 leren wij dat hetzelfde voor ons geldt. Is daarmee voor ons tegelijk ook het einddoel in het leven behaald? Nee, zeker niet. Net als Abraham bij zijn roeping, hebben wij ook nog een (lange) weg te gaan. Maar dat mogen wij wel doen vanuit de garantie zoals die in Filippenzen 1:6 gegeven wordt:
"Hiervan toch ben ik ten volle overtuigd, dat Hij, die in u een goed werk is begonnen, dit ten einde toe zal voortzetten, tot de dag van Christus Jezus."