"Deze dingen doet gij en Ik zwijg" (Ps. 50:21 St. Vert.).
Vele gelovigen in onze dagen menen, dat God zwijgt vanwege onze onwaardigheid. Als we maar meer één waren, als we maar meer om de Heilige Geest baden, als we maar meer ons reinigden, dan zou God wel spreken als weleer, dan zouden we weer begiftigd worden met gaven van talen, genezingen, uitleggingen en zoveel meer.
Anderen komen tot vertwijfeling. Zij weten geen oplossing voor dit ongekend lange zwijgen. Zij menen, dat God zou moeten ingrijpen, dat Hij zich eindelijk zou moeten betonen de Here der heren en de Koning der koningen te zijn, dat Hij de aarde zou moeten verschrikken met Zijn oordelen, dat Hij al de goddelozen zou moeten verpletteren, dat Hij recht zou moeten doen.
Deze gemoedsuiting zal nog sterker worden en bijzonder Israëls gelovigen zullen eenmaal de handen opheffen en uitroepen: "Hoe lang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt Gij en wreekt Gij ons bloed niet van degenen, die op de aarde wonen?" (Opb. 6:10).
Toch, ondanks allerlei boosheid en bedrijven van zonde, zwijgt God tot op onze tijd. Hij spreekt niet tot de wereld. Hij schijnt als doof, als slapende. Hij antwoordt niet door openbaar ingrijpen. Is het een wonder, dat het bestaan van God door velen geloochend wordt?
Is dit zwijgen onverklaarbaar?
Voor veel gelovigen zeer zeker, maar niet als we de Schrift nagaan. Die geeft ons twee redenen op, voor het stilzwijgen van God.
In de eerste plaats is het zwijgen van God het gevolg van de ongehoorzaamheid van Zijn vol, Israël.
Omdat Israël God de rug toekeerde, heeft Hij hen verworpen, zegt Deuteronomium 32: “ Hij zeide: Ik wil mijn aangezicht voor hen verbergen en zien, wat hun einde wezen zal…” (vs. 20). Eerst in de eindtijd, als Israël in grote benauwdheid zich tot de HERE zal wenden, komt er een einde aan Zijn verberging (vgl. Hosea 5:15). Dan zal Hij Zich openbaren en spreken in gerechtigheid tot Israël en de volkeren.
In de tweede plaats geeft God de mens zijn loop, zijn ´kans´. Het is thans de ´dag des mensen´, aan hem wordt toegelaten alle mogelijkheden te beproeven, alle zonden kunnen worden uitgeleefd. God kijkt zwijgend toe. En God zal blijven zwijgen tot de mens uit de aarde, de antichrist, opstaat om het hoogste te bestaan: zichzelf als god te doen eren.
Dit is de negatieve kant. Als de Here daarom alleen zweeg, kwam er nimmer een oplossing.
Echter, in de derde plaats, zwijgt de Here ook om Zijn genade te kunnen bewijzen. Want allen hebben gezondigd en derven (missen) de heerlijkheid Gods (Rom. 3:23). En nu, in Zijn eeuwenlang uiterlijk zwijgen, spreekt Hij. Niet zichtbaar en hoorbaar, maar door Zijn Woord. Niet tot de wereld, maar tot de gelovigen, tot hen, die naar Zijn Woord horen. Hij spreekt niet alleen door dat Woord, maar mede door de werking van Zijn Geest. Tegenover de geest, die nu werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid, tegenover het bedrijven van de zonde, zet Hij de onweerstaanbare werking van Zijn Geest.
God werkt in het verborgene!
Eenmaal zweefde de Geest Gods op de wateren, Genesis 1:2. Zo werkt Gods Geest thans in op de figuurlijke wateren, de wereld van de volkeren, om daar zaden Gods toe te bereiden, die eenmaal, in de opstanding, zullen komen met een door God gegeven lichaam (1 Kor. 15:36) om niet alleen bewijs te zijn van Gods (her)scheppende arbeid, maar ook om als organen te dienen, waardoor God veelvuldig zal spreken, en mede door hen de wereld te oordelen, d.i. recht te zetten (1 Kor. 6:2).
En dat niet alleen. God zwijgt, omdat Hij in de bijna 19 eeuwen lange periode een bedeling geeft, waarin Hij gelegenheid heeft een organisme toe te bereiden, dat zich in zichzelf even zondig weet als de boze wereld (al wil het niet in de zonden leven), dat niet alleen gerechtvaardigd wordt, maar ook met Christus gezet wordt "in de hemelen", als bewijs van Gods veelkleurige wijsheid en toonbeeld te zijn van de uitnemende rijkdom Zijner genade (Efe. 3:10).
Wat deze wereld betreft is dit de enige taal die God spreekt, de taal van Zijn goedertierenheid en mensenliefde, neergelegd in het Evangelie der genade. Wie dat gelooft, ontvangt eeuwig, onvergankelijkje leven!
Bron onbekend