deel 2 – Naar Egypte (Gen. 12:4 - 13:4)
Vorig jaar kwam een bekende politica in opspraak omdat zij had gelogen over haar naam toen zij asiel in Nederland aanvroeg. Het incident groeide uit tot een nationale rel, dat zelfs tot een heftig debat in de Tweede Kamer leidde. Volgens de regels moest de politica het land uit gezet worden. Bij een minder prominent figuur was dit geen probleem geweest. Maar bij iemand die erg bekend is en waarbij collega's over haar lot moeten beslissen, bleek dit anders te liggen. Uiteindelijk werd de leugen weggepoetst en mocht de bewuste politica haar Nederlandse nationaliteit behouden.
In de geschiedenis die wij vandaag bespreken, vinden wij ook een liegende 'asielzoeker'. Zo blijkt maar weer dat wat in de Bijbel beschreven staat van alle tijden is en er wat betreft het menselijk handelen niets nieuws onder de zon is! Er is wel een verschil tussen de geschiedenis uit 2006 en die van eeuwen geleden. In 2006 zijn het mensen die tot een – in hun ogen – rechtvaardige beslissing komen. In de geschiedenis van Abraham is het God Die – staande boven alle machthebbers en wetten – ingrijpt en recht spreekt. Hij poetst daarbij de fout van Abraham niet weg, maar toont hem genade.
Aanleiding tot de vlucht naar Egypte (Gen. 12:4-10)
Net zoals het in onze tijd belangrijk voor onze beeldvorming is om te weten of asielzoekers met een legitieme reden naar ons land komen, is dit ook van belang ten aanzien van Abrahams' beweegredenen om naar Egypte te trekken. Wij zullen anders snel geneigd zijn met een (verkeerd) oordeel klaar te staan. Daarom staan wij nu eerst stil bij de beweegredenen van Abraham om naar Egypte te trekken.
In Genesis 12:6 lezen wij dat Abraham het land Kanaän door trekt, op zoek naar een goede plek om zich te vestigen. Wat opvalt in dit vers is de volgende zinsnede: "…de Kanaänieten waren toen in het land." Ergens moet Abraham toch teleurgesteld zijn geweest toen hij aankwam in het land dat God hem beloofd had. Het was geen paradijselijk en verlaten land dat zich zonder slag of stoot zou laten innemen. Dat blijkt ook wel uit het volgende vers dat zowel een negatieve, als positieve lading in zich heeft: "Toen verscheen de HERE aan Abram en zeide: Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven." Het minder goede nieuws is dat Abraham het land niet bij leven zal bezitten. Het goede nieuws is dat Abraham zijn nageslacht wel het land zal krijgen. Bovendien lezen wij in Hebreeën 11:9-10 dat de belofte nog verder reikt dan op het eerste gezicht lijkt: "Door het geloof heeft hij vertoefd in het land der belofte, als in een vreemd land, waar hij in tenten woonde met Isaäk en Jakob, die medeërfgenamen waren van dezelfde belofte; want hij verwachtte de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwmeester is." Als Abraham met geloofsogen keek, zag hij niet alleen in de toekomst zijn nakomelingen in Kanaän wonen, maar zag hij zichzelf na de opstanding ook rondwandelen in het hemels Jeruzalem. Maar het lukt een gelovige nooit om gedurende 100% van zijn leven de zaken met geloofsogen bekijken. Zo ook Abraham niet. Zelfs hij had zijn zwakke momenten, waarin hij op zijn vleselijke inzichten afging, zo blijkt uit deze geschiedenis.
Overigens zien wij het in vers 6 en 7 nog goed gaan met Abraham. Hij bouwt bij de terebint van More een altaar nadat God hem daar verschenen is. Die terebint van More was niet zomaar een plek. Terebinten stonden in de tijd van Abraham bekend als plaatsen van Godsopenbaring. Bovendien betekent More zoveel als 'leraar'. De terebint van More was dus een plek waar God Zich aan Abraham openbaarde om hem wat te leren, wat ook blijkt uit vers 7: "Toen verscheen de HERE aan Abram en zeide: Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven." Abraham beantwoordt deze Goddelijke les met een geloofsdaad, hij bouwt namelijk een altaar. Zolang Abraham dicht bij de HERE is, blijft hij op het rechte spoor. Ook in ons leven gaat dit gegeven op: zolang wij dicht bij God blijven door gebed, bijbel lezen en omgang met medegelovigen, zullen wij wijsheid en leiding van God in ons leven ervaren.
Gesterkt door Gods belofte en de zaken met geloofsogen bekijkend, trekt Abraham vanaf More verder het land in. Hij zet vervolgens zijn tent op tussen de plaatsen Betel en Ai, zo lezen wij in vers 8. Dit lijkt allemaal nogal idyllisch, maar wie achter de letterlijk woorden van dit vers kijkt, ziet dat dit het allerminst is. Zo leeft Abraham in tenten. Hij heeft geen vast verblijf en vastigheid. Dit laatste is ook precies waar het begrip tent in de bijbel voor staat. In 2 Korintiërs 5:1 wordt ons aardse lichaam vergeleken met een tent: "Want wij weten, dat, indien de aardse tent, waarin wij wonen, wordt afgebroken, wij een gebouw van God hebben, in de hemelen, niet met handen gemaakt, een eeuwig huis." Daarnaast verblijft Abraham tussen Ai en Betel in. De naam Ai betekent 'puinhoop/ruïne' en de naam Betel betekent 'Godshuis'. Abraham heeft de puinhopen van zijn oude leven (afgodendienst) achter zich gelaten en is op weg naar het Godshuis (de vervulling van Gods beloften, het hemels Jeruzalem). Hij heeft al het bekende achter gelaten en is op weg naar het onbekende betere. Het moet beiden aan hem getrokken hebben. Toch kiest Abraham als hij tussen Ai en Betel verblijft op zinnebeeldige wijze voor Betel, door een altaar voor de HERE te bouwen en Zijn naam aan te roepen.
Dan zien wij in vers 9 de ommekeer komen. Abraham trekt steeds verder door Kanaän tot in het Zuiderland. Wat zou Abraham gedreven hebben om verder te trekken? Zocht hij een paradijselijke omgeving? Zocht hij een stuk verlaten land voor hem alleen? Wij weten het niet, maar de keuze van het Zuiderland was in ieder geval wel ongelukkig. Het bestaat vooral uit dor en droog land (namelijk de Negev). Abraham trekt de woestijn in en vindt daar, dicht bij Egypte, tegelijkertijd beproeving en verleiding.
Wanneer Abraham zich in het Zuiderland bevindt, breekt er zware hongersnood uit. De behoeften van het vlees trekken zwaar aan Abraham en de verleidingen van het nabij gelegen Egypte maken het er allemaal niet gemakkelijker op. Gedreven door de behoefte aan eten besluit Abraham om naar Egypte te trekken. Hij wacht niet tot God hem redt, maar trekt zijn eigen plan. De beslissing van Abraham is begrijpelijk. Wie zou zo ook niet beslissen als hij door honger gedreven werd? Maar deze beslissing is er ook één die uiteindelijk grote negatieve gevolgen blijkt te hebben, vooral op de langere termijn (denk aan de lijn Egypte – Hagar – Isaäk/Ismaël – huidig Middenoosten conflict). Veel menselijke overwegingen die niet stroken met wat de bijbel leert, lijken vaak noodzakelijk, onvermijdelijk en logisch, maar hebben meestal onverwachte en ongewilde consequenties.
Uitwijk naar Egypte (Gen. 12:10-20)
En zo trekt Abraham, door de honger gedreven, naar het land Egypte. Vanuit vers 10 blijkt al gelijk dat dit niet goed af kan lopen. Het woord 'trok' betekent in Hebreeuws namelijk zoveel als 'afdalen'. Afdalen doe je als je van Jeruzalem weggaat, zoals de priester en de Leviet uit de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. Zij redeneerden vanuit het vlees en zagen hun naaste niet liggen. Afdalen doe je ook in het dodenrijk, waar geen hoop en troost meer is.
Abraham daalt naar het vlees af naar het land van het vlees. Immers, in Exodus 16:3 wordt Egypte genoemd als het land van de vleespotten. Er was genoeg voedsel om het menselijke vlees te voeden: veel en goed drinkwater, komkommers, watermeloenen, sinaasappels, citroenen, dadels, amandelen, uien en knoflook. Ook in andere zin was er veel 'vlees' in Egypte te vinden: "Gij hebt ook gehoereerd met de kinderen van Egypte, uw naburen, die groot van vlees zijn; en gij hebt uw hoererij vermenigvuldigd, om Mij tot toorn te verwekken" (Ezech. 16:26). Daarnaast is in de Hebreeuwse naam voor Egypte (Misraïm, hij was een nakomeling van Cham) de dualiteit tussen vlees en geest terug te vinden. Het betekent 'dubbele engten' of 'begrenzing'. Ook de naam van de Egyptische slavin Hagar wordt in Galaten 4:23 aan het vlees gekoppeld.
Direct als Abraham in Egypte aankomt, wint het vlees het van het geloof. Abraham voorziet als vreemdeling problemen als hij met zijn vrouw Sara het land intrekt. Sara was nogal een aantrekkelijke vrouw, ondanks haar 65 jaar (maar pas op de helft van haar 130 jaar durende leven!). De kans was groot dat Sara geconfisqueerd werd voor de harem van farao en dat Abraham als echtgenoot gedood zou worden. Hij heeft daarom een listig plan. Sara geeft zich uit als de zus van Abraham. Wat overigens niet helemaal bezijden de waarheid is, zij was namelijk daadwerkelijk zijn halfzuster (Gen. 20:12). Maar nog meer was zij natuurlijk zijn vrouw. In dat opzicht spreekt Abraham daarom een halve waarheid en dus een hele leugen. Het doel van het plan was waarschijnlijk om Abraham van de dood te redden en vervolgens tijd te rekken totdat de hongersnood in Kanaän voorbij zou zijn. Om Sara tot vrouw te nemen zou farao namelijk eerst met Abraham moeten onderhandelen. Abraham zou deze onderhandelingen wellicht net lang genoeg kunnen rekken totdat de hongersnood in Kanaän voorbij zou zijn, om vervolgens, voordat Farao Sara daadwerkelijk tot vrouw zou nemen, weer weg te vluchten uit Egypte.
Opmerkelijk zijn hier de noodsprongen die Abraham maakt. Eerst vlucht hij het land uit waar God hem naar toegestuurd had. Daarna riskeert hij het dat hij zijn vrouw kwijtraakt door te liegen over hun huwelijk. Wanneer Abraham de door God aan hem gedane beloften in gedachten had gehouden, dan had hij toch geweten dat God hem niet had laten verhongeren in Kanaän of sterven in Egypte? De HERE had hem toch immers beloofd dat hij tot een groot volk zou worden en dat zijn nageslacht Kanaän in bezit zou nemen?
De noodsprongen van Abraham pakken uiteindelijk niet goed uit. Sara wordt naar de farao gebracht en Abraham krijgt ter compensatie schapen, koeien, ezels, slaven, slavinnen, ezelinnen en kamelen. Als Abraham hierover al had onderhandeld, dat had hij dit overigens wel goed gedaan. Maar veel meer lijkt het hier dat Sara zonder enige inspraak van de zijde van Abraham wordt meegenomen. Abraham lijkt in materiële zin dan wel veel gewonnen te hebben, maar heeft uiteindelijk bijna alles verloren. Bovendien bevindt zich nog een addertje onder het gras wat betreft de compensatie die farao geeft voor Sara. Wij kunnen wel aannemen dat Hagar zich bevond onder de slavinnen die farao Abraham schonk. Later zou dit souvenir uit Egypte Abraham en vooral ook zijn nageslacht een hoop ellende bezorgen.
Zo heeft Abraham zich door zijn eigen 'wijsheid' schaakmat gezet in een land waar hij, als het er echt op aan komt, meer te verliezen dan te winnen heeft. Maar dan is het God die ingrijpt door farao met zware plagen te treffen. Op één of andere wijze herkent farao de hand van God hierin en komt hij tot het inzicht dat Sara feitelijk de vrouw van Abraham is. Abraham wordt op het matje bij farao geroepen en vervolgens met al zijn bezit het land uit gezet. Zo loopt alles, ondanks Abrahams domme acties, maar dankzij Gods sturende hand, toch nog met een sisser af.
Terug bij af (Gen. 13:1-4)
Zien wij Abraham in Genesis 12:10 afdalen, in hoofdstuk 13:1 zien wij hem na zijn uitzetting uit Egypte optrekken. Hij gaat weer omhoog, richting Jeruzalem, de goede kant op. Het lijkt zelfs of Abraham beter is geworden van het avontuur. Maar, zoals wij net al opmerkten, onder de bezittingen van Abraham bevindt zich de slavin Hagar, die uiteindelijk veel ellende zou brengen. In dit opzicht kan gezegd worden dat rijkdom nooit alleen komt, maar dat ellende en verderf in zijn spoor volgt.
Aan het einde van deze geschiedenis vinden wij vervolgens Abraham weer terug tussen Betel en Ai; tussen Gods beloften en het verleden van een leven naar het vlees. Hij is nog steeds onderweg naar de toekomst die God voor hem in het verschiet heeft. Natuurlijk lijkt het of hij terug bij af is ten opzichte van wat in Genesis 12:8 staat. Het is echter belangrijker om hier niet terug te kijken op de verkeerde keuzes die Abraham maakte, maar om bewust te zijn van de redding die God Abraham schonk. Dat is ook wat wij Abraham zien doen als wij in Genesis 13:4 lezen dat hij bij het altaar dat hij al eerder maakte de naam des HEREN aanroept. Opmerkelijk is het overigens in vers 3 te zien dat Abraham tot bij Betel komt. In Genesis 12:8 lezen wij dat niet. Blijkbaar is, zinnebeeldig gezien, Abraham door het hele gebeuren in Egypte, uiteindelijk dichter bij God gekomen dan hij eerder was. Zo komt God ondanks alles toch tot zijn doel. Niet alleen in het leven van Abraham, maar ook in ons leven.
"Want zoals de regen en de sneeuw van de hemel neerdaalt en daarheen niet weerkeert, maar doorvochtigt eerst de aarde en maakt haar vruchtbaar en doet haar uitspruiten en geeft zaad aan de zaaier en brood aan de eter, alzo zal Mijn woord, dat uit Mijn mond uitgaat, ook zijn; het zal niet ledig tot Mij wederkeren, maar het zal doen wat Mij behaagt en dat volbrengen, waartoe Ik het zend" (Jes. 55:10-11).