Bovenstaande is het refrein van een prachtig mooi lied. Velen van u zullen het wel eens gezongen hebben. Het is een geweldig mooi lied, vooral wanneer je het met je hart kan zingen. In dit artikel wil ik even stilstaan bij de woorden ´in het licht´.
In Genesis 1:3 lezen wij: "En God zeide: Er zij licht; en er was licht." Dit was het licht wat van God kwam. Het gaat hier nog niet over de zon, die wordt pas later in Genesis 1:16 door de Here gemaakt. Hieruit leren we, dat wanneer de Here God iets schept, dat altijd in het licht gebeurt. Het licht is het allereerste wat God op de aarde bracht. Daarom lezen we lezen in 1 Johannes 1, vers 5: "God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis." Hij hult Zich in het licht als in een mantel, Hij spant de hemel uit als een tentkleed (Ps. 104:2).
Oude Testament
Ook Zijn uitverkorenen laat de Here niet in donkerheid wandelen, maar hij plaatst hen in het licht. De Here had Abraham verkoren, om uit hem een groot volk te laten ontstaan, het volk Israël. Toen Mozes de opdracht had gekregen om Zijn volk uit Egypte te leiden, wilde de Farao niet meewerken, en kwamen er tien plagen over Egypte. De negende plaag was totale duisternis voor Egypte, “… maar alle Israëlieten hadden licht, waar zij woonden" (Exod. 10:21-23).
Ook later, wanneer het volk uit Egypte is vertrokken, zorgt God voor Zijn volk. We lezen in Nehemia 9:19 "Gij toch, hebt in Uw grote barmhartigheid hen niet in de woestijn verlaten. De wolkkolom week niet van boven hen des daags, om hen op de weg te leiden, noch de vuurkolom des nachts, om hun op de weg die zij gingen, licht te geven." Hier spreekt ook Psalm 78:14 over: "Hij geleidde hen met een wolk des daags en met vurig licht de ganse nacht." Tevens geeft de Here zijn volk niet alleen licht, Hij wil ook dat Israël tot een licht der natiën zal zijn: "Ik, de HERE, heb u geroepen in gerechtigheid, uw hand gevat, u behoed en u gesteld tot een verbond voor het volk, tot een licht der natiën. (Jes 42:6)
Job verlustigt zich eveneens in het licht (Job 33:28). En David schrijft in Psalm 27, vers 1: "De HERE is mijn licht en mijn heil, voor wie zou ik vrezen? De HERE is mijns levens veste, voor wie zou ik vervaard zijn?" En in Psalm 36, vers 10: "Want bij U is de bron des levens, in uw licht zien wij het licht."
En Psalm 119:5 mag hopelijk voor ons allen realiteit zijn: "Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad." Evenals Psalm 119, vers 130: "Het openen van uw woorden verspreidt licht, het geeft de onverstandigen inzicht." Hieruit leren we dat het Woord licht geeft!
De profeet Jesaja profeteert over de toekomst van het volk Israël: "Uw zon zal niet meer ondergaan en uw maan niet meer afnemen, want de HERE zal u tot een eeuwig licht zijn en de dagen van uw rouw zullen ten einde wezen" (Jes. 60:20). In al deze teksten zien wij hoe God onlosmakelijk altijd verbonden is met licht. Hij is het licht en is in het licht.
Nieuwe Testament
De Here Jezus zei tegen de 12 discipelen: "Gij zijt het licht der wereld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijven. Ook steekt men geen lamp aan en zet haar onder de korenmaat, maar op de standaard, en zij schijnt voor allen, die in het huis zijn. Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken (Matt. 5:14-16).
Bij de verheerlijking op de berg veranderde de Here Jezus en zelfs Zijn klederen in licht. Hij was immers het waarachtige licht, dat ieder mens verlicht (Joh. 1:9). Het licht was in de wereld gekomen, en de mensen hebben de duisternis liever gehad dan het licht, want hun werken waren boos (Joh. 3:19).
De Here Jezus sprak in Johannes 8:12 tot de Zijnen: "Ik ben het licht der wereld; wie Mij volgt, zal nimmer in de duisternis wandelen, maar hij zal het licht des levens hebben." En in Johannes 12, vers 46: "Ik ben als een licht in de wereld gekomen, opdat een ieder, die in Mij gelooft, niet in de duisternis blijve."
Toen de Here Paulus op weg naar Damascus als het ware in zijn kraag greep, omstraalde hem plotseling licht uit de hemel (Hand. 9:3). En toen Paulus als apostel mocht optreden in de Handelingen-periode zei hij tegen de Joden in Antiochië: "Want zo heeft ons de Here geboden: Ik heb u gesteld tot een licht der heidenen, opdat gij tot heil zoudt zijn tot aan het uiterste der aarde" (Hand. 13:47). Dát is Gods plan, dat Israël als een licht aan de spits der volkeren zal staan. In de Handelingen-periode hebben ze niet willen geloven als natie, maar de Here zal in de toekomst zeker met een overblijfsel van het volk tot Zijn doel komen op Zijn tijd.
Na de Handelingen-periode
Met Handelingen 28:28 begint Paulus nieuwe dingen te verkondigen, die tot die tijd nog niet bekend waren gemaakt. Paulus mocht toen de onnaspeurlijke verborgenheid bekendmaken, die al de eeuwen daarvoor verborgen waren geweest (Efe. 3:8). Tot die tijd stond Israël op de eerste plaats. De heidenen, die in die periode tot geloof kwamen werden als wilde loot op Israël (de edele olijf) geënt. Indien Israël in die periode tot geloof was gekomen, zou het als een licht der natiën zijn gaan functioneren. Maar deze periode werd in Handelingen 28 afgesloten. We weten dat in 70 na Christus de tempel werd verwoest, en dat het volk in de diaspora is gegaan. Alle brieven, die de apostel Paulus tijden de Handelingen-periode heeft geschreven handelen over het aanstaande Koninkrijk voor Israël, dat was toen de hoop van Israël. Maar toen Paulus in Rome gevangen zat in zijn eigen gehuurde woning heeft hij nog meer brieven geschreven, waarin deze hoop van Israël afwezig is, en waar Paulus een nieuwe hoop verkondigt, verbonden aan een hogere roeping.
Deze nieuwe hoop betreft de verborgenheid, die Paulus in zijn gevangenschapsbrieven mocht verkondigen en heeft betrekking op de Gemeente, het Lichaam van Christus.
Dat betekent voor gelovigen die behoren tot dat Lichaam: "Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods" (Efe. 2:19).
Misschien denkt u: wat heeft deze tekst nu met het licht te maken? Er is in bovenstaande tekst vertaald: "medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods". De uitdrukking ´heiligen´ kan ook – zoals in Hebreeën 9:8 - vertaald worden met ´Heiligdom´, als bepaling van een plaats. Wanneer we de tekst goed lezen, dan is het ook logisch, want als we huisgenoten Gods zijn, dan mogen we dáár wonen, waar God woont. Door Gods rijke genade zijn wij medeburgers van het Heiligdom, of anders gezegd: medeburgers van het ´Heilige der heiligen´. Wij mogen niet alleen de meest heilige plaats in de hemel binnengaan, maar er ook permanent wonen. Wat een Goddelijke liefde!
In Efeze 1:18-19 bidt Paulus dat de gelovigen "verlichte ogen [uws] harten mogen hebben, zodat gij weet, welke hoop zijn roeping wekt, hoe rijk de heerlijkheid is zijner erfenis bij de heiligen." Ook hier zou uit de grondtekst vertaald moeten zijn: in het Heiligste, oftewel het Heilige der Heiligen. Precies hetzelfde is het geval met Kolossenzen 1:11-12: "Zo wordt gij met alle kracht bekrachtigd naar de macht zijner heerlijkheid tot alle volharding en geduld, en dankt gij met blijdschap de Vader, die u toebereid heeft voor het erfdeel der heiligen in het licht." Ook hier dus: "die u toebereid heeft voor het erfdeel in het Heiligste in het licht". Dit is het erfdeel van Christus in het het Heilige der Heiligen in het licht. Deze toevoeging ´in het licht´ doet ons ook denken aan 1 Timotheüs 6:16, waar staat dat de Here der Heren “…een ontoegankelijk licht bewoont". Toch mogen wij weten uit het Woord dat deze nieuw geschapen mens, het samen-lichaam, de toegang heeft tot het Heiligste (Efe. 2:18), ja zelfs tot het ontoegankelijk licht. Wij zijn burgers van een rijk in de hemelen (Filipp. 3:20), medeburgers in het Heiligste en huisgenoten Gods (Efe. 2:19).
Bij dit alles moeten we niet vergeten dat het Christus' erfenis is. Wij mogen in de erfenis van Christus delen. "Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde" (Kol. 1:13). "Hij is vóór alles en alle dingen hebben hun bestaan in Hem; en Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente" (Kol. 1:17-18).
"Hoe overweldigend groot zijn kracht is aan ons, die geloven, naar de werking van de sterkte zijner macht, die Hij heeft gewrocht in Christus, door Hem uit de doden op te wekken en Hem te zetten aan zijn rechterhand in de hemelse gewesten, boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en alle naam, die genoemd wordt niet alleen in deze, maar ook in de toekomende eeuw" (Efe. 1:19-21).
We hebben gezien dat God alles wat van Hem is, vanaf den beginne in Zijn licht plaatst. Het eerste wat God op deze aarde schiep was: licht. En steeds plaatste God alles wat van Hem was in Zijn licht. Ook hebben we gezien, dat er verschillende posities zijn waarin God de Zijnen in Zijn licht plaatst.
Wanneer we dit alles zien en geloven, dan kunnen we alleen maar in grote verbazing en verwondering danken voor de grote onvoorstelbare zegeningen, die ons in Christus door genade ten deel zijn gevallen. Dan kunnen we met geheel ons hart zingen:
IK WANDEL IN HET LICHT MET JEZUS