In de geschiedenis die in dit artikel centraal staat, zien wij ook iemand die zich onderscheidt door moed die boven alle verplichting uitgaat. Het is Abraham die de strijd aangaat met de mannen die zijn neef Lot gevangen namen. Abraham doet dit ondanks dat Lot hem bij de verdeling van het land niet zo netjes had behandeld. Abraham ontvangt hierop een soort geestelijke Medal of Honor. Maar de grootste beloning krijgt hij uiteindelijk niet tijdens zijn leven, maar zal hij postuum in de opstanding ontvangen.
De strijd om Sodom (Gen. 14:1-17)
In het vorige artikel hebben wij gezien hoe Lot ervoor koos om naar Sodom te trekken. In dit hoofdstuk zien wij gelijk al dat dit geen handige keuze was. Na twaalf jaar de unie van Kedorlaomer te hebben gediend, wil het bondgenootschap van Sodom bestaande uit de koningen van Sodom, Gomorra, Adma, Seboïm en Bela, van zijn overheersing af. Daarom komen zij in het dertiende jaar in opstand, waarop in het veertiende jaar de strijd los breekt. Alleen heeft het bondgenootschap de kracht van Kedorlaomer onderschat. Zijn legers zijn veel sterker dan die van het bondgenootschap, die dan ook uiteindelijk op de vlucht slaan. Bij deze vluchtpoging weet een deel van het volk in het gebergte te ontkomen. De koningen van Sodom en Gomorra vallen echter in asfaltputten. Voor Lot loopt het nog vervelender af, hij wordt gevangen genomen en met al zijn bezittingen weggevoerd.
Omdat Abraham niet in de streek van Sodom woont, maar ongeveer 40 km ten westen daarvan bij Mamre, is hij niet betrokken bij de strijd. Hij wordt door een vluchteling op de hoogte gebracht van het onheil dat zijn neef is overkomen. Gezien het disrespect dat Lot eerder voor Abraham had en de vermoedelijk grote troepenmacht van Kedorlaomer, zou het logisch zijn geweest als Abraham zich had berust in het lot van zijn neef. Toch doet Abraham dit niet. Hij verzamelt de strijdbare mannen die in zijn huis geboren zijn en waar hij dus ten volste op kan vertrouwen. In totaal is dit 318 man. Met deze mannen, aangevuld met mannen van Aner Eskol en Mamre (Gen. 14:24) zet hij de achtervolging in op Kedorlaomer tot aan Dan toe. Waarschijnlijk was dit een tocht van dagen. Want Dan lag meer dan 160 km ten noorden van Mamre, nog boven het meer van Tiberias. Abraham en zijn mannen moesten deze afstand vermoedelijk te voet afleggen.
Uiteindelijk krijgt Abraham Kedorlaomer bij Dan in het vizier. Als een echte krijgsheer verdeelt hij zijn troepen en gaat 's nachts de strijd aan. Vermoedelijk was Abraham in ondertal, maar toch weet hij een overwicht te creëren in de slag. Kedorlaomer wordt verslagen en slaat nu zelf op de vlucht. Voor Abraham is de overwinning nog niet genoeg en hij zet de achtervolging in tot voorbij Damascus, zo'n 80 km noordoostelijk van Dan. Abraham weet zo Lot te bevrijden inclusief zijn goederen. Maar niet alleen Lot bevrijdt hij, ook het volk en de goederen uit Sodom weet hij terug te krijgen. Zo keert Abraham huiswaarts na een buitengewone overwinning. Op de terugweg ontmoet hij twee mensen die hem allebei willen bedanken. De eerste is de koning van Sodom, maar voordat hij Abraham te spreken krijgt, is eerst een meer vooraanstaand persoon aan de beurt, namelijk Melchisedek, koning van Salem en priester van God de Allerhoogste.
Wie is Melchisedek? (Gen 14:18-20)
Met de verschijning van Melchisedek, treffen wij gelijk één van de meest mysterieuze verschijningen uit de bijbel. Wie is hij en waar kwam hij vandaan? Was hij de Christus? Er staat niet veel over Melchisedek in de bijbel, maar wel genoeg om duidelijk te krijgen wie hij was. Wij gaan nu de verschillende gedeelten na waar zijn naam voorkomt. Dan zullen wij tegelijkertijd zien dat Melchisedek en Christus niet één en dezelfde persoon zijn, maar twee verschillende personen.
Genesis 14
In Genesis 14 vinden wij Melchisedek terug als koning van Salem (betekent 'vrede' en is het latere Jeruzalem) en priester van God de Allerhoogste. De naam Melchisedek betekent 'koning van gerechtigheid'. Het begrip 'Allerhoogste' is een vertaling van El Elohim. Deze naam van God duidt op Zijn verlossende werk, zoals bijvoorbeeld in Ps. 57 en Ps. 78 te zien is:
"Ik roep tot God, de Allerhoogste, tot God, Die het voor mij voleindigt. Hij zal van de hemel zenden en mij verlossen, als Hij te schande gemaakt heeft wie mij vertrapt…" (Ps. 57:3-4a)
"Als Hij hen doodde, dan vroegen zij naar Hem, bekeerden zich en zochten God, en gedachten, dat God hun rots was, en God, de Allerhoogste, hun Verlosser." (Ps. 78:34-35)
Zowel gerechtigheid als verlossing zijn elementen die terug te zien zijn bij Abraham wanneer hij Lot bevrijdt. Het is waarschijnlijk ook om deze zaken dat Abraham gezegend wordt.
Wat valt er nog meer vanuit Genesis 14 over Melchisedek te zeggen? In ieder geval dat hij als priester van God een gezant van God is die Abraham ook uit naam van God zegent: "Gezegend zij Abram door God, de Allerhoogste, de Schepper van hemel en aarde…" (Gen. 14:19) Bovendien getuigt hij van Gods verlossing wanneer hij stelt dat Abraham de overwinning op Kedorlaomer uit Gods hand ontvangen heeft: "…en geprezen zij de God, de Allerhoogste, die uw vijanden in uw macht heeft overgeleverd." (Gen. 14:20) Tot slot zien wij dat Abraham ondergeschikt is aan Melchisedek. Abraham laat zich door hem zegenen en geeft hem tienden van alles.
Vanuit hetgeen in Genesis 14 geschreven staat, kunnen wij concluderen dat Melchisedek een priesterkoning was die getuigde van Gods verlossing en die in rangorde hoger stond dan Abraham. Wij vinden echter in Genesis 14 nergens aanleiding om te denken dat Melchisedek dezelfde is als Christus.
Psalm 110
Psalm 110 is een psalm die over Christus gaat, wat bevestigd wordt in Hebreeën. Christus wordt hier vergeleken met Melchisedek. Zoals Melchisedek koning en priester tegelijk was, zo is Christus dit ook: "De HERE strekt van Sion uw machtige scepter uit…" (Ps. 110:2) en "Gij zijt priester voor eeuwig…" (Ps. 110:4). De invulling van het Christus' priesterschap is op dezelfde wijze geregeld als bij Melchisedek: "Gij zijt priester voor eeuwig, naar de wijze van Melchisedek." (Ps. 110:4).
Hierbij heeft het begrip 'de wijze' hier niet direct betrekking op de tijdsduur, namelijk 'voor eeuwig', maar op het priesterschap zelf. Christus is letterlijk priester naar het reglement van Melchisedek. Dit betekent, zoals wij zo meteen in Hebreeën bevestigd zien, dat het een eenmalig en uniek priesterschap betreft. Melchisedeks priesterschap kende geen voorgangers en opvolgers. Het begon bij zijn leven en eindigde met zijn dood. Het priesterschap van Christus kende ook geen voorgangers en zal eindigen als Christus het koningschap bij het einde aan de Vader overdraagt (1 Kor. 15:24).
Ook vanuit Psalm 110 krijgen wij niet bevestigd dat Melchisedek dezelfde was als Christus. Dat zij hetzelfde type priesterschap bekleedden, maakt hen nog niet tot één en dezelfde persoon.
Hebreeën 5
In Hebreeën 5 vinden wij een verwijzing naar hetgeen in Psalm 110 staat geschreven. In vers 6 zien wij Psalm 110:4 geciteerd: "Gij zijt priester in eeuwigheid naar de ordening van Melchisedek." In vers 10 lezen wij vervolgens dat Christus door God genoemd wordt als hogepriester naar de ordening van Melchisedek. Het woord 'ordening' is hier een vertaling van het Griekse 'taxis', wat letterlijk zoveel betekent als 'ordening' of 'regeling'. Wij kunnen dus stellen dat Christus onder dezelfde regeling valt als Melchisedek. Dit maakt hen overigens niet tot één en dezelfde persoon. Net zo min als asielzoekers Ali en Fatima één en dezelfde persoon zijn omdat zij onder hetzelfde generaal pardon vallen, net zo min maakt de ordening van Melchisedek Christus en hem tot één persoon. In Hebreeën 5 wordt geen aanleiding gegeven om dit te denken.
Hebreeën 7
In hoofdstuk 7 is veel terug te vinden over Melchisedek. Ook vinden wij hier het sterkste argument dat zou verklaren dat Melchisedek en Christus één en dezelfde persoon zijn. In Hebreeën 7:3b lezen wij namelijk het volgende over Melchisedek: "…en, aan de Zoon van God gelijkgesteld, blijft hij priester voor altoos."
Melchisedek is dus gelijk gesteld aan de Zoon. Maar wat houdt dit in? Betekent dit dat zij hetzelfde zijn of dat, zoals wij eerder zagen, zij overeenkomsten hebben wat betreft hun functie, namelijk het priesterkoningschap? De betekenis van het Griekse woord dat hier vertaald is met 'gelijkgesteld', leert ons het laatste. Want 'aphomoio-oo' betekent zoveel als 'heel erg lijken'. Dit is iets anders dan dat zij één en dezelfde persoon zijn. Zo kan een eeneiige tweeling heel erg op elkaar lijken, maar dat maakt hen nog niet hetzelfde. Zij blijven twee verschillende personen, ook al lijken zij nog zoveel op elkaar. Vanuit dit oogpunt kan ook gesteld worden dat Melchisedek en Christus wat betreft de aard van hun priesterschap op elkaar lijken, terwijl zij niet één en dezelfde persoon zijn. Deze uitleg past ook geheel in de lijn van wat wij in Psalm 110 en Hebreeën 5 gelezen hebben en wat wij bevestigd zien in Hebreeën 7:15 waar over Christus in verhouding tot Melchisedek staat geschreven: "En nog veel duidelijker wordt het, als naar het evenbeeld van Melchisedek een andere priester opstaat…"
Maar wat moeten wij dan aan met wat in Hebreeën 7: 3b staat, waar geschreven wordt dat Melchisedek priester voor altoos blijft? Dit kan toch alleen als Melchisedek Christus is? Ook hier gaat het weer niet primair over de persoon, maar ligt de nadruk op het ambt van Melchisedek. Het priesterschap van Melchisedek was eenmalig en uniek en blijft daarom voor altijd bestaan. Dit is wat ook duidelijk in Hebreeën 7:1-3 staat: "Want deze Melchisedek (…) is (…) zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsregister, zonder begin van dagen of einde des levens, en, aan de Zoon van God gelijkgesteld, blijft hij priester voor altoos." Deze woorden betekenen dat Melchisedek zijn priesterschap er geen is van erfopvolging, niet beginnend met de dood van een ander en niet eindigend met zijn eigen dood.
Dit is ook wat bedoeld wordt als in Hebreeën 7:15-17 het volgende staat: "En nog veel duidelijker wordt het, als naar het evenbeeld van Melchisedek een andere priester opstaat, die dit niet geworden is krachtens een wet met een voorschrift betreffende vleselijke afkomst, maar krachtens een onvernietigbaar leven." Hier wordt gesteld dat Christus, net als Melchisedek, geen hogepriester is geworden door een afstammingswet. Wanneer er vervolgens gesteld wordt dat Christus hogepriester is geworden krachtens een onvernietigbaar leven, dan heeft dit alleen betrekking op Hem en niet automatisch ook op Melchisedek. Het priesterschap van Melchisedek is gelijksoortig aan dat van Christus en hier een beeld van. Maar het priesterschap van Christus overstijgt dat van Melchisedek, doordat Christus onvernietigbaar leven bezat.
Zoals u misschien wel ondervonden zult hebben, is het allemaal geen gemakkelijk kost wat ons voorgeschoteld wordt in Hebreeën 7. Om één en ander wat te verduidelijken, zouden wij het Melchisedekse priesterschap kunnen vergelijken met een kampioenschap dat eenmalig gehouden wordt. De winnaar van dit kampioenschap is kampioen voor altijd, ook al wordt de club opgeheven of komt de persoon te overlijden. Zo is het ook met het priesterschap van Melchisedek en Christus; zij zijn enig in hun soort.
Wie was Melchisedek dan wel? In ieder geval kunnen wij zeggen dat hij een bijzonder en groot man was die boven Abraham stond. Want, zo staat in Hebreeën 7, Abraham werd door Melchisedek gezegend, en het meerdere zegent het mindere (Heb. 7:6-7). Daarbij wordt tegelijkertijd gesteld dat het priesterschap van Melchisedek boven het priesterschap van Aäron staat. De reden hiervan is dat Levi, uit wie het priesterambt ontstond, een nazaat is van Abraham, die, zoals wij net al stelden, de mindere was van Melchisedek (Heb. 7:8-10). In dit opzicht is ook weer een beeld van Christus in Melchisedek terug te vinden. Christus' priesterschap was ook hoger dan dat van Aäron.
Samengevat kunnen wij dus stellen dat Melchisedek een menselijke priesterkoning was met een uniek en eenmalig priesterschap. Hij was voor God hoger in rangorde dan Abraham en Aäron en is in zijn ambt als priester een beeld van de komende Christus.
Waarom ontmoet Abraham Melchisedek? (Gen. 14:18-20)
Dan gaan wij nu weer verder met bespreking van de eigenlijke geschiedenis uit Genesis 14. Melchisedek bezoekt dus Abraham om hem te zegenen. Waarom doet Melchisedek dit? Een duidelijk antwoord vinden wij hier niet op. Maar het lijkt logisch om er vanuit te gaan dat Melchisedek door God gezonden was om Abraham te zegenen. De reden van het zegenen moet gelegen hebben in het onbaatzuchtig optreden van Abraham ten aanzien van zijn neef Lot. God wil Abraham laten zien dat Hij bij hem was in de strijd en hem de overwinning heeft gegeven. Tegelijkertijd wil God het vertrouwen van Abraham in Hem belonen door hem te laten zegenen.
Deze zegen komt niet alleen terug in de feitelijke handeling hiervan, maar ook in het brood en de wijn. Dit brood en deze wijn zouden heel praktisch gezien kunnen worden als voedsel voor een hongerige Abraham na de strijd. Maar veel meer hebben zij een geestelijke betekenis. Het delen van het brood en het drinken van de wijn heeft in Bijbelse zin betrekking op het sluiten van een verbond. Zo komt Abraham hier onder de zegen van God te staan, zoals die doorgegeven wordt door Melchisedek. Het onderwerpen aan deze zegen wordt bekrachtigd door Abraham doordat hij Melchisedek tienden van al zijn bezit geeft.
Ten diepste zien wij in het zegenen van Abraham door Melchisedek een typologische verwijzing naar de vleselijke nakomelingen van Abraham die in de toekomst onder de zegen zullen staan van die andere priester naar de ordening van Melchisedek, namelijk Christus. Zij zullen alles ontvangen door alles aan Hem te geven.