Toch is ook dat niet altijd gemakkelijk, zo zien wij in het leven van Abraham. De HERE had hem nageslacht beloofd. Maar Abraham werd ouder en ouder en er gebeurde niets. Zou Gods uitstel tot afstel leiden? In Genesis 15 zien wij hoe de HERE nogmaals Zijn woord aan Abraham geeft.
Abrahams twijfels (Gen. 15:1-3)
Nadat Abraham terugkeert van zijn strijd met Kedorlaomer en zijn ontmoeting met Melchisedek, verschijnt de HERE aan hem in een gezicht. De HERE komt Abraham belonen voor het geloof dat hij toonde in de strijd met Kedorlaomer en de ontmoeting met Melchisedek. De HERE zegt: "Vrees niet, Abram, Ik ben uw schild." Het is hier de eerste keer dat het woord 'schild' voorkomt in de Bijbel. In Efeziërs 6 lezen wij later dat het schild symbool staat voor het geloof. Het geloof van waaruit Abraham eerder Kedorlaomer versloeg, was tegelijkertijd zijn bescherming. Daarbij kwam die bescherming, zo blijkt nu, niet van eigen vermogen, maar van God, Die het geloof schenkt.
In Genesis 15 zien wij dat Abraham de bescherming van God als schild direct aan nageslacht koppelt. Abraham vraagt in vers 2: "Here HERE, wat zult Gij mij geven, daar ik kinderloos heenga…?" De belofte van God is blijkbaar niet alleen voor het heden, maar ook voor de toekomst. De bescherming van God door het geloof, is er één die van geslacht op geslacht doorgegeven wordt. Wij zouden daarbij kunnen zeggen dat wanneer elders in de Bijbel gesproken wordt over de HERE als schild, dit in de meeste gevallen een Abrahamitische zegening is. Net zoals behoud op grond van het geloof, waar het schild symbool voor staat, ook een Abrahamitische zegening is.
Abraham heeft echter niet zo veel vertrouwen in de HERE als zijn schild. Hem is nu al zo lang geleden een kind beloofd, dat hij dit allemaal niet meer ziet gebeuren. Hij ziet het eerder voor zich dat zijn knecht Eliëzer alles van hem erft. En dan te bedenken dat de naam Eliëzer zoveel betekent als 'God is hulp'. Is het feit dat Eliëzer Abrahams erfgenaam wordt dan een halfslachtige manier waarop de HERE Zijn belofte inlost en Abraham hulp biedt? Abraham lijkt het wel te suggereren, zeker ook als wij in vers 3 lezen dat Abraham Eliëzer zijn 'onderhorige' noemt. Letterlijk staat hier 'zoon van het huis'. Dit duidt erop dat Eliëzer als knecht geboren en opgegroeid is binnen het huishouden van Abraham. De zoon van het huis zal naar verwachting uiteindelijk de zoon over het huis worden, omdat God Abraham geen nageslacht schenkt.
Gods teken (Gen. 15:4-6)
Hoe reageert de HERE hierop? Je zou verwachten dat Hij boos en verontwaardigd zou zijn: "Abraham, vertrouw je Mij na al die jaren en alles wat Ik voor je gedaan heb nu nog steeds niet?" De HERE reageert anders. Hij begrijpt namelijk het twijfelende en ongelovige hart van mensen en kent hun zwakheden. De HERE toont Zich hier geduldig en geeft Abraham wat hij nodig heeft, namelijk een bevestiging van Zijn belofte. Eerst doet de HERE dit in woorden als Hij stelt: "Deze zal uw erfgenaam niet zijn, maar uw lijfelijke zoon, die zal uw erfgenaam zijn." Letterlijk betekent 'lijfelijke' zoveel als 'die uit uw ingewanden zal uitgaan'. Abrahams zoon zal niet uit zijn huis voortkomen, zoals Eliëzer, maar uit zijn lichaam. De woordelijke belofte van de HERE wordt gevolgd door een zichtbaar teken. Abraham wordt door de HERE uit zijn tent meegenomen naar buiten om de sterrenhemel te bekijken. Het is alsof Abraham uit zijn eigen benauwde gedachtegoed wordt gehaald om een blik te werpen op de vergezichten van Gods plan. De HERE zegt: "Zie toch op naar de hemel en tel de sterren, indien gij ze tellen kunt…"
Abraham moet overweldigd zijn geweest door de menigte van sterren die hij zag. Wellicht werd bij hem, net als later ook bij Mozes, het zicht extra verscherpt, zodat hij meer zag dan een normaal mens kan zien. Wij moeten immers bedenken dat de HERE Abraham al deze dingen in een gezicht toont. Maar sowieso moet de aanblik van al die sterren overweldigend voor Abraham zijn geweest. Dat kunnen wij in deze tijd ook nog hebben, als je op een onbewolkte avond op een donkere plek bent. De omvang en pracht van het heelal maken ons hele kleine mensen in een immense zee van tijd en ruimte. Hoe kleiner wij worden, des te groter wordt het besef van het bestaan van God en Zijn almacht. En dan te bedenken dat al die sterren waarvan wij de omvang niet eens kunnen omvatten door God exact bij naam en aantal gekend worden: "Hij bepaalt het getal der sterren, Hij roept ze alle bij name" (Ps. 147:4). Maar voor Abraham blijft het niet bij alleen kijken, want de HERE vervolgt zijn woorden met: "Zo zal uw nageslacht zijn." De sterren symboliseren hier Abrahams nageslacht. In de symboliek van deze sterren zien wij het loon uit vers 1, waar de HERE tegen Abraham zegt: "…uw loon zal zeer groot zijn."
Maar als hier over loon gesproken wordt, heeft Abraham deze belofte dan eigenhandig verdiend? Nu, het woord dat in Genesis 15:1 voor 'loon' gebruikt wordt betekent 'evenredige vergoeding'. Het mag duidelijk zijn dat de mens uit zichzelf nooit een evenredige vergoeding van God kan ontvangen, wat hij ook doet. Dat hier dan ook geen sprake is van een evenredige vergoeding op grond van eigen kunnen, blijkt uit Genesis 15:6, waar staat: "En hij geloofde in de HERE, en Hij rekende het hem toe als gerechtigheid." Het geloof van Abraham wordt hem als gerechtigheid toegerekend. Het is geen gerechtigheid op zich, maar het wordt toegerekend. Dit omzetten van 0,0001% geloof in 100% geloof kan niet anders gebeuren dan op grond van het bloed van het Lam dat vanaf de grondlegging der wereld geslacht is (Opb. 13:8). Het kleine geloof van de mens mag inhaken op het grote geloof van Christus op grond waarvan hij gerechtvaardigd mag worden voor God.
De betekenis van de sterren (Gen. 15:5)
Abrahams nageslacht zal dus zijn als de sterren. Maar hebben die sterren nog een speciale betekenis? In Genesis 22:16-17 zien wij dat die sterren op één van de twee soorten nageslacht van Abraham duiden: "Ik zweer bij Mijzelf, luidt het woord des HEREN: omdat gij dit gedaan hebt, en uw zoon, uw enige, Mij niet onthouden hebt, zal Ik u rijkelijk zegenen, en uw nageslacht zeer talrijk maken, als de sterren des hemels en als het zand aan de oever der zee, en uw nageslacht zal de poort zijner vijanden in bezit nemen."
Hier wordt gesproken over de sterren des hemels en het zand aan de oever van de zee. Deze twee soorten/groepen van nageslacht duiden in de Bijbel op twee sferen van zegening. De sterren des hemels duiden een hemelse sfeer. Het zand aan de oever van de zee wijst op de aardse sfeer. Wij zien in Genesis 15 dat de sterren des hemels gekoppeld zijn aan de belofte dat Abraham een lijfelijke zoon krijgt. Dit nageslacht als de sterren des hemels betreft daarom de kinderen der belofte. Over die kinderen der belofte wordt in Galaten 4:21-28 gesproken: "En gij, broeders, zijt, evenals Isaäk, kinderen der belofte" (vs. 28). De toekomst van de kinderen der belofte ligt in het hemels Jeruzalem: "Maar het hemelse Jeruzalem is vrij; en dat is onze moeder" (Gal. 4:26). Voor hen geldt ook dat zij niet meer naar de wet leven maar uit geloof: "Wij, geboren Joden, en geen zondaars uit de heidenen, wetende, dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken der wet, maar door het geloof van Christus Jezus, zijn ook zelf tot het geloof in Christus Jezus gekomen, om gerechtvaardigd te worden uit het geloof van Christus en niet uit werken der wet. Want uit werken der wet zal geen vlees gerechtvaardigd worden" (Gal. 2:15-16).
De sterren aan de hemel wijzen dus op de gelovigen die uit de belofte van Abraham leven en later zullen ingaan in het hemels Jeruzalem op grond van het geloof. Deze gelovigen zijn niet alleen onder de Joden te vinden. Ook heidenen mogen in deze belofte delen: "Gij bemerkt dus, dat zij, die uit het geloof zijn, kinderen van Abraham zijn. En de Schrift, die tevoren zag, dat God de heidenen uit geloof rechtvaardigt, heeft tevoren aan Abraham het evangelie verkondigd: In u zullen alle volken gezegend worden" (Gal. 3:7-8). Het is echter wel zo dat deze sfeer van zegening gekoppeld is aan het Nieuwe Verbond voor Israël. Dit betekent dat de heidenen alleen via een gelovig Israël hierin kunnen delen. Nu is er echter op dit moment geen sprake van een gelovig Israël. Hoe zit dit dan voor ons in deze tijd?
De belofte voor ons
In Efeziërs 3 kunnen wij lezen dat Paulus een geheimenis geopenbaard is dat nooit eerder bekend gemaakt is. De inhoud is: "…dat de heidenen medeërfgenamen zijn, medeleden en medegenoten van de belofte in Christus Jezus." Hier gaat het niet om de belofte die Abraham gedaan is, maar om de belofte die in Christus Jezus is. Dat is de belofte waaruit wij als gelovigen in deze tijd mogen leven, los van enige afhankelijkheid van Gods werkzaamheid aan Israël. Wat deze belofte inhoudt, lezen wij onder andere in Efeziërs 2:4-7, waar staat: "God echter, Die rijk is aan erbarming, heeft, om zijn grote liefde, waarmede Hij ons heeft liefgehad, ons, hoewel wij dood waren door de overtredingen mede levend gemaakt met Christus, (door genade zijt gij behouden), en heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten, in Christus Jezus, om in de komende eeuwen de overweldigende rijkdom zijner genade te tonen naar zijn goedertierenheid over ons in Christus Jezus."
Dit is de basis waarop wij behouden zijn, dit is de roeping waarmee wij geroepen zijn en dit is de hoop die vóór ons ligt!