Als je op zoek gaat naar Gods wil, zou je het advies kunnen krijgen: Gods wil? Die is tot uitdrukking gekomen in de Tien Geboden. Leef naar Gods wetten en je doet Gods wil en volgt Zijn plan. En je gaat hard op weg. Je verheugt je in een duidelijk kader van wat goed is en kwaad. Na verloop van tijd merk je dat je toch nog heel snel een leugentje uitspreekt. En zo rein als je in je gedachtenleven wilde zijn, ben je toch eigenlijk niet. Er is soms nog wrok of jaloezie. Je redt het niet om Gods wil te doen. Je struikelt, vraagt vergeving en je struikelt opnieuw.
We vinden een stuk herkenning bij Paulus. Hij heeft met dezelfde gedachten geworsteld. Hij heeft er zelfs een hoofdstuk aan gewijd in zijn brief aan de Romeinen.
Daar vinden we antwoord op de vraag waarom het ons niet lukt om Gods plan te volgen en dus het goede te doen om vervolgens de overwinning te gaan smaken! We lezen Romeinen 7:12-26.
Vs. 12 Zo is dan de wet heilig, en ook het gebod is heilig en rechtvaardig en goed.
Paulus stelt: de Wet is goed. Maar wat doet de Wet van God met mij? Want als die goede Wet mij in de eerste plaats bewust maakt dat ik niet deug (omdat ik van nature nee zeg tegen Gods plan) en vervolgens mijn wil prikkelt en aanmoedigt om te doen wat deze Wet mij verbiedt, waardoor ik mijzelf onder het oordeel van God plaats en ik zal moeten sterven, is dan die goede Wet uiteindelijk mijn dood? Ik loop dus vast in mijn leven als ik mij verbind aan Gods Wet, maar tegelijk is dat het enige wat mij laat zien wat God van mij wil… Help!!!
Vs. 13 Is dan het goede mijn dood geworden? Volstrekt niet. Maar de zonde heeft, opdat zij zou blijken zonde te zijn, door het goede mijn dood bewerkt, opdat de zonde bij uitstek zondig zou worden door het gebod.
Is dan de Wet de oorzaak van mijn vastlopen en frustraties? Absoluut niet, zegt Paulus. Niet de Wet (het goede) is de oorzaak van mijn frustraties, maar mijn eigen natuur, waarin de zondemacht woont als een koning die het voor het zeggen heeft!
Vs. 14 Wij weten immers dat de wet geestelijk is; ik echter ben vlees, verkocht onder de zonde…
Paulus´ frustratie komt in dit vers tot uiting. Hij zegt: ik weet dat de Wet van God komt en daarom geestelijk is. Het probleem is dat ik dat niet ben. Mijn natuur is niet afgestemd op God en kan dat eigenlijk ook niet. Mijn natuur zegt dat ik zelf de baas ben en de controle in handen moet houden. Maar wat ik dan doe is geheel in strijd met wat God wil. Hoe kom ik hier toch uit?
Vs. 15 Want wat ik uitwerk, weet ik niet; want ik doe niet wat ik wens, maar waar ik een afkeer van heb, dat doe ik.
Paulus zegt hier: Ik snap eigenlijk niet goed waarom ik doe wat ik doe en wat dit voor uitwerking heeft… Ik doe wat ik niet wens en waar ik een afkeer van heb, doe ik juist wel. Dit is toch niet logisch?
Wat wenste Paulus? Gods Wet te gehoorzamen omdat die Wet goed is en van God komt. Wat haatte Paulus? De zonden, verkeerde gedachten, gevoelens en daden die voortkwamen uit zijn op zichzelf gerichte natuur waarin de zondemacht woont. Hij haatte wat de Wet verbood, maar wenste dat het anders zou zijn.
Vs. 16 Indien ik nu wat ik niet wens, toch doe, stem ik toe dat de Wet goed is.
Paulus is er in ieder geval van overtuigd dat de Wet goed is. Hij weet dat omdat er in hem een wens is om de Wet te houden. En waarom zou je iets willen gehoorzamen dat niet goed is? Toch merkt hij tegelijkertijd op dat hij niet doet wat hij wenst….
Dit is iets dat wij allemaal kunnen herkennen. We willen Gods plan volgen. We willen ons onderwerpen aan Gods wil. We weten ook dat Gods weg de beste is, maar we doen vervolgens wat anders en zijn net als Paulus gefrustreerd.
Vs. 17 Doch dan bewerk ik het niet meer, maar de zonde die in mij woont.
Paulus erkende de zonde als een macht in zijn leven. Het zijn niet alleen de verkeerde daden, gedachten en gevoelens die je ´zonden´ kunt noemen. Deze dingen komen voort uit een macht waaraan je van nature gebonden bent. Daarom zeg je van nature nee tegen Gods plan. Daarom wil je zelf de touwtjes in handen houden. Daarom raak je gefrustreerd als je naar Gods plan wilt luisteren.
Vs. 18 Want ik weet, dat in mij, dat wil zeggen, in mijn vlees, geen goed woont. Immers, het wensen is wel bij mij aanwezig, maar het goede uitwerken kan ik niet.
Van nature woont er niets in mij dat zo goed is als God zelf. Ik kan misschien wel goede daden doen, een goed en aanvaardbaar gedrag vertonen, maar steeds zal ik tekort schieten. In mij huist een machthebber die mij stuurt en misleidt. En het lijkt wel dat die machthebber mijn wil blokkeert om op Gods spoor te wandelen. Want ik wil wel het goede, maar doe het niet.
Vs. 19 Want niet wat ik wens, het goede, doe ik, maar wat ik niet wens, het kwade dat doe ik.
Hier plaatst Paulus het goede (de Wet van God, onderdeel van Gods plan) tegenover het kwade; de Wet van de zonde(macht), die mij stuurt om de Wet van God te overtreden.
Vs. 20 Indien ik nu datgene doe, wat ik niet wens, dan bewerk ik het niet meer, maar de zonde, die in mij woont.
Paulus herhaalt hier vers 17. De oorzaak van al zijn falen legt hij neer bij de zondemacht die in hem woont. Hij zegt: die macht in mij is als een koning die ik wel moet gehoorzamen, hoewel ik ten diepste nu een andere Koning wil dienen, maar dat lukt niet.
Vs. 21 Zo vind ik dan deze regel: als ik het goede wens te doen, is het kwade bij mij aanwezig.
Paulus zegt dat het een soort wetmatigheid is. Op het moment dat hij besluit Gods Wetten in alles te gehoorzamen, is het kwade, de koning waarnaar hij van nature luistert, al aanwezig om hem te laten struikelen.
Vs. 22 want naar de inwendige mens verlustig ik mij in de Wet van God,
Als echte Jood zou hij wel een loflied kunnen zingen op de Wet van God. Hij zou Psalm 119 wel in het geheel willen opzeggen en daar voluit ja tegen zeggen. Gods plan is echt het beste!
Vs. 23 maar in mijn leden zie ik een andere wet, die strijd voert tegen de wet van mijn verstand en mij tot krijgsgevangen maakt van de wet der zonde, die in mijn leden is.
De Wet van God is goed, zegt Paulus, alleen ik deug niet. Met mijn verstand kan ik ja zeggen tegen Gods plan, maar mijn natuur luistert naar de wet van de zonde. Ik voel mij daarin helemaal gevangen. Is er wel een uitweg? Kom ik ooit vrij?
Vs. 24 Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?
Paulus merkt op dat hij met al zijn vezels verbonden is aan zijn lichaam. Die is gevoelig voor de influisteringen van koning zonde. Inmiddels is hij zich, omdat hij wel anders wil als gelovige, zich behoorlijk ellendig gaan voelen. Hij beseft zelf dat het niet meer gaat om vergeving alleen en het voortdurend vragen om vergeving. Hij beseft dat hij als gevangene van de macht van koning zonde, moet worden vrijgemaakt, verlost! Hij roept het uit: wie zal mij verlossen?
Vs. 25 Gode zij dank door Jezus Christus, onze Here
Door deze ellende wordt hij bepaald bij Jezus Christus die voor Hem is gestorven en opgestaan. En plotseling beseft hij weer wat dat betekent. Het betekent dat hij verlost is! Hij hoeft zich niet meer een gevangene te weten van koning zonde. Er is een andere Koning gaan wonen in hem. Een koning die het hem mogelijk maakt nu wel het goede te doen. Het enige wat hij moet doen is die koning laten regeren.
Vs. 26 Derhalve ben ik zelf met mijn verstand dienstbaar aan de Wet Gods (het goede), maar met mijn vlees aan de wet der zonde (het kwade)
Romeinen 8
Nog even de conclusie. Paulus´ verstand zegt ja tegen Gods plan, Paulus´ vlees zegt nee. Het is een strijd tussen twee koningen: koning zonde, met de dood als gevolg, en koning genade, met het leven als gevolg.
Zo komen we in hoofdstuk acht van de Romeinenbrief. En de eerste twee teksten zijn in mijn leven heel bepalend geworden. Het laat namelijk zien dat de ene wetmatigheid opgeheven wordt door de andere wetmatigheid.
Vs. 1,2 Zo is er dan geen veroordeling meer voor hen die in Christus Jezus zijn. Want de Wet van de Geest des levens heeft u in Christus vrijgemaakt, van de wet van zonde en dood.
Nu hij Christus heeft leren kennen als Heer, ziet hij dat er een andere wetmatigheid in werking treedt, waardoor hij nu en ja kan zeggen tegen Gods plan en er vervolgens ook naar kan leven. Deze wetmatigheid noemt hij: de Wet van de Geest des Levens. En deze Geest werkt Gods genade uit in ons leven. Dit is de nieuwe Koning die we kunnen dienen: Koning genade.
Laat de Here Jezus maar de touwtjes van ons leven in handen nemen. Hij woont nu met Zijn Geest in ons. Wat Hij in ons kan doen, is zorgen dat de wetmatigheid van de zonde, zijn kracht verliest en dat we gaan leven tot Gods eer. Het is als een lift: de wetmatigheid van de zwaartekracht wordt opgeheven door de kracht waarmee de lift naar boven gaat.
En als we ons nog schuldig voelen, zegt hij: ik veroordeel je niet meer. Want als je met Mij verbonden ben door mijn Geest, dan is er nooit meer een veroordeling.
Dit leert ons nieuwe keuzes te maken. Niet omdat de Wet die gebiedt, maar omdat Christus ons aanstuurt. Willen we daarvoor leven? Dan zal alles in ons leven meewerken ten goede. Daar gaan we in het volgende artikel nog over nadenken.