Het bekendste verbond dat wij kennen is het huwelijk. Ook het huwelijk is een overeenkomst die staat of valt bij de inzet van man en vrouw. God gaf de mannen van Israël de mogelijkheid om van hun vrouw te scheiden wanneer zij het huwelijksverbond schond doordat zij iets onbehoorlijks deed (Deut. 24). Overigens nuanceerde de Here Jezus deze regelgeving (Matt. 19).
In de geschiedenis die in dit artikel centraal staat, is er ook sprake van een verbond. Maar het is hier geen 'normaal' verbond. Het zijn niet Abraham en de HERE die samen een verbond sluiten, maar het is de HERE die een eenzijdig verbond met Abraham sluit. God alleen neemt verplichtingen op Zich, zonder dat Abraham hier iets voor terug hoeft te doen. Zo komt een overeenkomst tot stand die nooit zal mislukken. Immers, alles wat de mens doet en belooft, faalt in de regel, maar God houdt Zijn Woord.
De basis van het verbond (Gen. 15:7)
"En Hij zeide tot hem: Ik ben de HERE, die u uit Ur der Chaldeeën heb geleid om u dit land in bezit te geven." Deze woorden zeggen ons waarmee het begonnen is en Wie het gedaan heeft. Abraham is niet op basis van eigen ingeving of uit eigen initiatief richting Kanaän getrokken, maar het is de HERE die Abraham leidde. Ook is het niet zo dat Abraham zelf het land Kanaän in bezit zal nemen, maar de HERE zal het hem geven. Het is de HERE door Wie het begint en door Wie het zal eindigen. Zo is het ook met ons leven. God gaf Adam de eerste levensadem die vervolgens van geslacht op geslacht doorgegeven is, zodat wij nu allemaal levende zielen zijn (1 Kor. 15). God is ook Degene Die ons door de levendmakende geest, Christus, onvergankelijk leven geeft na het sterven.
Misschien verliezen wij hier op aarde dan alles wat ons lief is, zoals Abraham alles moest achterlaten wat hem lief was. Maar uiteindelijk winnen wij alles in Christus. Wat voor tijden in ons bestaan nog komen met misschien ziekte, rouw, verdriet, financieel verlies, oorlog of wat dan ook, de hoofdprijs wacht aan het einde van ons leven!
Wat Abraham er tegenover stelt (Gen. 15:8)
Je zou verwachten dat Abraham een erg geestelijke reactie geeft, zo van: 'O, Heer wat bent U groot en goed en ik vertrouw U blindelings'. Het tegendeel is waar. Abraham erkent met de woorden Here HERE (Adonai JHWH), wel dat God zijn Meester is en de God van het verbond, maar het vervolg van zijn reactie is twijfelachtig: "…waaraan zal ik weten dat ik het bezitten zal?" Er is geen sprake van onvoorwaardelijk aanvaarden van Gods woorden, maar slechts het indirect vragen naar een zichtbaar teken. Zoals al eerder in de geschiedenis van Abrahams leven, blijkt ook hier weer zijn onvolkomen geloof.
Nu zouden wij dit kunnen veroordelen en Abraham in het beklaagdenbankje kunnen zetten. Maar zijn wij in veel opzichten niet hetzelfde als Abraham? Hoevelen van ons vragen niet om een bevestiging van Gods bemoeienis met ons leven door een wonder of teken? Maar ook in andere opzichten tonen wij vaak niets te snappen van Wie God is en wat Hij ons geeft. Hoe vaak ligt de focus in ons leven niet op het zichtbare in plaats van op het onzichtbare? Wat kunnen wij ons toch druk maken over zaken als onze woning, auto, caravan, vakantie, creditcard, garderobe, flatscreen-tv, etc. Ook bij gelovigen bepalen de aanwezigheid van deze zaken vaak de geluksfactor en het succes van hun leven.
Hoe de HERE er op reageert (Gen. 15:9-21)
Nadat Abraham zijn reactie heeft gegeven, volgt er geen tirade van de HERE. Integendeel, de HERE geeft Abraham wat hij vraagt: een zichtbaar teken. Wij zullen straks in gaan op het ritueel zelf, nu eerst iets over de betekenis hiervan voor ons leven. Want reageert God in onze tijd net zo op ons als Hij op Abraham reageerde? In principe is dit wel zo. Alleen de manier waarop God antwoordt, is wel anders. Abraham krijgt een zichtbaar teken, wij een onzichtbare bemoediging. Of zoals Paulus in Filippenzen 4:19 zegt: "Mijn God zal in al uw behoeften naar zijn rijkdom heerlijk voorzien, in Christus Jezus."
Onze geestelijke behoeftevervulling is in Christus Jezus. Aangezien het hier om Christus gaat in Zijn verheerlijkte positie in de hemel, zijn het dus hemelse zegeningen waarmee onze behoeften vervuld worden. Dus geen flatscreens, mooie auto's, caravans, huizen, creditcards of kleding die uit de hemel regenen. Ook wonderen en tekenen als lichamelijke genezing, spreken in tongen en visioenen zijn niet de manieren waarop God Zijn woord aan ons bevestigt. God werkt in het verborgene door de stille kracht van heilige geest in ons. Het is niet sensationeel en spectaculair, zoals bij Abraham, maar eenvoudig en geruisloos.
De betekenis van het ritueel (Gen. 15:9-11)
Abraham krijgt dus wel een spectaculair teken. God sluit persoonlijk een verbond met hem, zoals Hij dat later ook met anderen zou doen (Jer. 34:18-19). Er is echter wel een verschil: bij Abraham ging God alleen tussen de dieren door, bij de latere koningen ging Hij samen met hen tussen de stukken door. Bij Abraham is sprake van een onvoorwaardelijk verbond dat ondanks alle ongehoorzaamheid van het volk Israël uiteindelijk vervuld wordt. Bij de koningen is sprake van een voorwaardelijke verbond met wederzijdse verplichtingen dat uiteindelijk verbroken werd doordat de koningen zich niet aan de afspraken hielden.
Laten wij nu eens kijken naar de inhoud van het ritueel. Allereerst moeten er drie driejarige grote dieren gehaald worden. Het zijn volwassen dieren, wat duidt op de volwaardigheid van het verbond. Daarnaast zijn zij drie in getal, wat wijst op het gegeven dat op twee of drie getuigenissen een zaak vaststaat. Deze dieren worden vervolgens aangevuld met een tortelduif en een jonge duif. Door de vogels toe te voegen ontstaat het scala van dieren waarmee Israël later in de tempel en tabernakel mocht offeren. Wie het kon betalen offerde een groot dier. Wie arm was, kwam met een duif. Gods verbond met Abraham en zijn nageslacht is er één die door alle lagen van de bevolking heengaat. God handelt zonder onderscheid, zoals Hij ook nu doet: Gods genade is voor iedere gelovige, zonder dat daarbij gekeken wordt naar achtergrond of afkomst.
Nadat Abraham de dieren gehaald heeft, deelt hij ze middendoor. Bij de vogels doet hij dit niet. Ook hier vinden wij een verwijzing naar de Israëlitische offerdienst, waar net zo met de dieren gehandeld werd (zie o.a. Lev. 1:14-17). Zo komen er acht stukken dier te liggen met een pad middendoor. Een teken van een nieuw begin.
Vervolgens komt er een opmerkelijke passage. In vers 11 staat namelijk: "Toen de roofvogels op de dode dieren neerstreken, joeg Abram ze weg." Dit vers moeten wij letterlijk in zijn gebeuren, maar zinnebeeldig in zijn betekenis opvatten. De roofvogels kunnen gezien worden als de volken die Israël later omringen. De door Abraham geslachte (reine) dieren zijn dan het door God apart gezette (geheiligde) volk Israël. De volken proberen Israël Gods heil te onttrekken door hen tot hun goden te verleiden. Het is uiteindelijk Gods onvoorwaardelijke verbond met Araham dat, ondanks het afwijken van Israël, ervoor zorgt dat er toch altijd hoop voor Israël blijft en God Zijn beloften uiteindelijk vervult.
Bij het lezen van dit gedeelte rijst direct de vraag of God ons ook zo'n onvoorwaardelijk teken heeft gegeven. In Efeziërs 4:30 staat het volgende: "En bedroeft de heilige Geest Gods niet, door wie gij verzegeld zijt tegen de dag der verlossing." Het onvoorwaardelijke teken dat wij hebben gekregen is een onzichtbare. De verzegeling met heilige geest brengt ons tot in de dag van verlossing, oftewel de dag dat wij met een onvergankelijk lichaam de hemel ingaan. De verzegeling met heilige geest valt niet te verbreken. Hooguit kunnen wij de heilige Geest bedroeven (pijn doen/kwetsen, wat op zichzelf natuurlijk al erg genoeg is). Maar eens behouden, blijft behouden!
Wat er verder volgt (Gen. 15:12)
Nadat hij zijn taak verricht heeft, valt er een diepe slaap op Abraham. De HERE verschijnt niet bij bewustzijn aan Abraham. Het spreken van de HERE zou anders een te heftige ervaring voor hem zijn. Daarna komt er een angstwekkende diepe duisternis. Daarmee verbergt God Zijn in ontoegankelijk licht verhulde verschijning ter bescherming voor Abraham. Mozes moest immers ook in een rotsspleet staan toen de HERE verscheen (Exod. 33). Daarnaast kan niemand God zien en leven. Zelfs in tijden waarin God zichtbaar te werk gaat, is Hij uiteindelijk nog verborgen. Hoe veel te meer moeten wij in deze tijd, waarin God in het verborgene werkt, accepteren dat God niet zichtbaar voor ons is.
De verborgenheid van God vraagt geloof van ons. God geeft ons weliswaar alles in Zijn Zoon, maar Hij vraagt toch ook enigszins vertrouwen van ons in Zijn onvoorwaardelijke liefde. In Jesaja 50:10 staat een prachtige tekst over het vertrouwen van de HERE die naadloos aansluit op wat Abraham meemaakte tijdens de verbondssluiting van de HERE: "Wie onder u vreest de HERE, wie hoort naar de stem van zijn knecht? Wanneer hij in diepe duisternis wandelt, van licht beroofd, vertrouwe hij op de naam des HEREN en steune op zijn God."
De belofte aan Abraham (Gen. 15:13-16)
Nadat alle rituelen en tekenen zijn geweest gaat de HERE spreken. Uiteindelijk is dit waar het altijd om draait in Gods handelen: Zijn Woord. De rituelen en tekenen die God in sommige tijden laat gebruiken zijn maar bijzaak en dienen slechts ter ondersteuning van de boodschap. Het is buitengewoon triest dat er kerken en gemeenten zijn waar het draait om de rituelen en tekenen en waar het Woord als gevolg daarvan bijzaak geworden is. In deze geschiedenis wordt maar weer eens duidelijk dat de focus bij God ergens anders ligt.
Maar wat houdt nu concreet Gods belofte aan Abraham in? Abraham krijgt hier een belofte voor de toekomst. Hij zal zelf het land Kanaän niet in bezit krijgen en ook zijn eerste nakomelingen niet. Zij zullen eerst nog als vreemdelingen naar Egypte trekken, daar verblijven en slavenarbied verrichten. Vanaf het moment dat God dit verbond met Abraham sluit zal het vierhonderd jaar duren voordat Israël uit Egypte trekt. Vier generaties van Abraham zullen in Egypte verblijven, beginnend bij Levi en eindigend bij Mozes en Aäron. Onder leiding van deze laatste twee zal het volk Israël weer terugkeren naar Kanaän. Het zal niet eerder dan dat moment zijn. Want eerst moeten de omringende volken (met name de Amorieten) de kans hebben gehad om zich tot God te keren. Pas als de maat van hun ongerechtigheid vol is, is het moment daar dat de nakomelingen van Abraham het land in bezit mogen nemen.
Toch kan Abraham aan het einde van zijn leven in vrede gaan rusten. Want ondanks dat er nog zoveel moet gebeuren, zal God Zijn belofte uiteindelijk vervullen. De troost die Abraham hier krijgt, is ook voor ons. Ondanks dat ons leven vaak niet is wat wij er van verwachten en meestal ook niet datgene brengt wat wij hopen, is er toch toekomst voor ons. Die toekomst ligt voor ons in het opstandingsleven waarin wij volledig tot ons recht en doel zullen komen.
De eenzijdige verbondssluiting (Gen. 15:17-21)
Nadat God zijn woord aan Abraham heeft gegeven, volgt het volgende deel van de ceremonie. Het is de feitelijke verbondssluiting die plaatsvindt. De HERE, gesymboliseerd door een rokende oven en een fakkel, gaat op het pad tussen de stukken geslacht dier door. Het betreft dus een eenzijdig, onvoorwaardelijk verbond van de HERE met Abraham.
De oven staat hier overigens symbool voor oordeel (vgl. Mal. 4:1 "Want zie, de dag komt, brandend als een oven! Dan zullen alle overmoedigen en allen die goddeloosheid bedrijven, zijn als stoppels, en de dag die komt, zal hen in brand steken (zegt de HERE der heerscharen) welke hun wortel noch tak zal overlaten"). De fakkel is daarentegen een teken van verlossing (vgl. Jes. 62:1 "Om Sions wil zal ik niet zwijgen en om Jeruzalems wil zal ik niet rusten, totdat zijn heil opgaat als een lichtglans en zijn verlossing als een brandende fakkel"). Gods verbond met Abraham betekent oordeel voor de omliggende volken, maar verlossing voor Abrahams vleselijke nageslacht, het volk Israël.
Nogmaals woorden van God (Gen. 15:18-21)
De hele ceremonie wordt afgesloten met woorden van de HERE. De woorden die in vers 16 geëindigd zijn, gaan hier verder. De HERE zegt Abraham toe dat Hij het land aan Abrahams nageslacht zal geven. De uiteindelijke grenzen van dit land lopen van de rivier van Egypte tot aan de rivier de Eufraat. Onder Salomo is deze belofte tijdelijk vervuld geweest, zoals wij in 1 Koningen 4:21 kunnen zien: "En Salomo was heerser over al de koninkrijken van de Rivier af tot het land der Filistijnen, tot de grens van Egypte; zij brachten geschenken en dienden Salomo, zijn leven lang." Maar door zijn liefde voor heel veel mooie vrouwen en hun goden, raakte Salomo na zijn leven al snel zijn rijk kwijt. Tot op heden wacht Israël dus nog op een volledige en permanente vervulling van deze belofte. Israël zal het land van de tien volken die hier genoemd worden in bezit krijgen. Wellicht vervullen deze volken daarom ook een symbolische betekenis. In Openbaring 17:12 wordt namelijk gesproken over tien horens die tien volken voorstellen. Zij stellen zich ten dienste van het beest en strijden tegen het Lam. Zoals de tien volken uit Genesis tegenover Israël stonden, zo zullen de tien volken uit Openbaring tegenover het Lam, als erfgenaam van het land Israël, staan.
Dat de belofte van het land nog wacht op uiteindelijke vervulling zien we ook in Galaten 3:16-17. Paulus refereert hier aan Gods belofte aan Abraham uit Genesis 12. De beloften aan Abraham werden aan hem en zijn zaad gedaan. Dit zaad (in enkelvoud) duidt volgens de apostel op Christus. Christus is dus uiteindelijk de enige echte erfgenaam van Abraham. Hij zal het land beërven, zodat Zijn volk er in kan wonen.
Besluit
Zo krijgt Abraham, na eerst een geestelijke / hemelse belofte te hebben gekregen (Gen. 15:1-6) nu een aardse belofte. Zodoende komen uit Abraham twee geloofsgroepen voort. De eerste groep is in het vorige artikel besproken. Zij zijn de sterren des hemels en zijn, doordat zij uit het geloof van Abraham geboren zijn, zijn geestelijk nageslacht. Hun hoop is het hemels Jeruzalem. De tweede groep zijn Abrahams vleselijke nakomelingen via de lijn van Israël. Zij zijn het zand aan de oever van de zee. Hun hoop is het beërven van het aardse land. Beide groepen zullen onder Christus het hun toegezegde erfdeel ontvangen. Christus zal uiteindelijk beide groepen verenigen onder één Hoofd, namelijk Hijzelf. Uiteindelijk zullen deze groepen daar komen waar wij nu al in deze tijd (geestelijk) zijn geplaatst: in Christus Jezus, waar God alles en in allen is.