Een immense zandvlakte strekt zich uit zo ver als het oog kan kijken. Een landschap bestaande uit uiterst fijn zand dat in heuveltjes al glooiend de Sahara vormt. Daar midden in staan, met misschien enkel je kameel naast je zij, geeft je het gevoel alleen op de wereld te zijn. Alles wat er was, valt weg. De houvast aan je familie, vrienden, werk, het leven zoals het was, het doet er niet toe. Er is enkel een vlakte, voor het oog eindeloos, waar je het zonder hulp van andere mensen moet zien te redden.
“Geloof is een manier om de eenzaamheid en machteloosheid op te heffen.” Schrijft een wetenschappelijk tijdschrift in een artikel dat antwoord probeert te geven op de vraag ‘Waarom wij geloven?’. Op zoek naar een verklaring waarom mensen hun hoop vestigingen op een hogere macht die door de schrijver waarschijnlijk niet erkend wordt. Een vraag die vele mensen bezighoudt en hopelijk een drijfveer is om niet op zoek te gaan naar ‘waarom wij geloven’ maar ‘in Wie wij geloven’.
Er zijn momenten, tenminste in mijn leven, dat je meer nadenkt over het geloof. Dat er soms vraagtekens verschijnen, zelfs daar waar al jarenlang een stevige punt stond. Een punt die staat voor zekerheid en standvastigheid. Maar er zijn momenten dat de vertrouwde omgeving wegvalt. Dat je even niet meer leeft in een wereld waar je familie om je heen is die leeft met God en dat je vrienden met dezelfde Vader even niet in de buurt zijn, dat zelfs de kerk die je elke zondag bezoekt te ver is om heen te gaan. Als al het zichtbare en vertrouwde wat voor jou mede het geloof vormt wegvalt, merk je dat je gedwongen teruggebracht wordt tot de kern. Wat andere gelovigen zeggen, doet er niet, wat je altijd geleerd is, telt voor even niet.
Een paar dagen geleden stond ik in de Sahara en nu bevind ik mij in bovengeschreven situatie. Waarin het neer komt op vertrouwen. Nee, meer nog: op geloof. Het geloof wat het fundament vormt. En juist als er geen mensen zijn die het geloof met je delen, kom je erachter. Het geloof is een zekerheid.