Lectori Salutem!
We lezen het nog wel eens bovenaan een brief. Als we niet precies weten wie de brief zal lezen, zetten we het er maar boven: L.S.
Sommigen weten helemaal niet wat het betekent. Onbewust wensen zij ‘den lezer heil’ toe. Toch wel mooi eigenlijk om zo een brief te kunnen beginnen. Een goed begin is het halve werk. Dat moet Paulus ook gedacht hebben toen hij zijn brieven schreef. Telkens weer wenst hij de lezers heil toe: “Genade zij u en vrede...” Ook in deze brief aan Filemon. Het was voor de apostel iets vanzelfsprekends. Immers, wie aan gelovigen schrijft, kan altijd wijzen op het grote heil, dat zij door Gods genade hebben ontvangen in de Here Jezus Christus. En daar mag je God voor danken aan het begin van elke nieuwe dag. Zo begint je dag al goed!
Paulus noemt zich hier “een gevangene van Christus Jezus.” Dat getuigt van zijn positieve instelling. Hij was op dat moment in gevangenschap in Rome (zie Hand. 28). Bepaald geen comfortabele situatie. Maar het kon Paulus niet deren. In alle strijd en moeite wist hij zich het eigendom van Christus. Dat ging boven alles. Alleen de Here was ‘baas’ over zijn leven. We kunnen er wat van leren, want zijn wij niet gauw geneigd ons te laten beïnvloeden door de omstandigheden? En als die ongunstig zijn, pleegt dat een aanslag op ons optimisme.
Natuurlijk, het leven kan soms heel heftig zijn, maar één ding blijft altijd overeind: we hebben in Christus heil ontvangen. We zijn in Hem bovenmate gezegend. En dat kan niets of niemand ons afnemen. Dat blijft te allen tijde ons rijke bezit, waarvoor we God elke dag opnieuw mogen danken. En als we het soms vergeten, kunnen we er over lezen in de Bijbel. Want onzichtbaar staat bovenaan de Brief van God met grote letters geschreven: Den lezer heil!
“Zingt de HERE, prijst Zijn Naam, boodschapt Zijn heil van dag tot dag!” (Ps. 96:2).
Zoek het goede
De positieve instelling van de apostel Paulus blijkt ook uit de inleiding van de brief aan Filemon. Hij heeft namelijk gehoord van zijn liefde en toewijding. Niet alleen toewijding aan de Here Jezus, maar ook aan zijn medegelovigen. Het laatste is vaak het gevolg van het eerste. Wie wandelt in de liefde van God en Hem wil dienen, is een zegen voor de mensen. Zo werkt het nu eenmaal.
De gezindheid van Filemon was voor Paulus tot rijke zegen. Weliswaar op afstand, want Paulus zat in Rome en Filemon woonde in Kolosse, maar toch. De apostel ontving vreugde en troost door het liefdebetoon van Filemon. De naam ‘Filemon’ betekent zoiets als: iemand, die kust. De kus spreekt van verbondenheid. Op andere plaatsen schrijft Paulus: “Groet elkander met de heilige kus” (Rom. 16:16, 1 Kor. 16:20 e.a.). En Petrus zegt: “Groet elkander met de kus der liefde” (1 Petr. 5:14). Het was de gewoonte onder Joden om elkaar zo te begroeten. De gedachte is duidelijk. Een begroetingskus toont genegenheid. Filemon was iemand, die het goede zocht voor zijn medegelovigen. Daarmee heeft hij, zoals Paulus dat omschrijft, “het hart der heiligen verkwikt.”
Dit mag ook voor ons het streven zijn. Daarin komt de liefde van God in ons leven tot uitdrukking, dat we het welzijn van de ander zoeken. Dat kan alleen als we visie hebben voor de eenheid en verbondenheid die er is in het Lichaam van Christus. Let niet op de fouten en tekortkomingen van je medegelovigen, maar weet dat Christus in hen leeft. Wees er op uit om hun hart te verkwikken: “Laten wij dus, daar wij de gelegenheid hebben, doen wat goed is voor allen, maar inzonderheid voor onze geloofsgenoten” (Gal. 6:10).
Bruikbaar in Zijn dienst
Als gelovigen in de liefde wandelen, gaan zij ook in liefde met elkaar om. Dat laat Paulus ook in dit gedeelte zien. Hij zou als apostel op zijn strepen kunnen gaan staan en Filemon kunnen gelasten, maar hij zegt: “...toch geef ik terwille van de liefde de voorkeur aan een verzoek.”
Paulus was ervan overtuigd, dat Filemon in dezelfde gezindheid leefde als hijzelf. Wat was er aan de hand? Onesimus, een slaaf van Filemon, was bij hem weggelopen. Het lijkt erop, dat hij iets had misdaan, misschien iets gestolen, we weten het niet precies. Hij is in Rome terechtgekomen, heeft daar Paulus ontmoet en is tot geloof gekomen! Paulus noemt hem nu zijn geestelijke kind, dat hij in gevangenschap verwekt heeft. En nu schrijft de apostel deze brief aan Filemon om Onesimus weer als slaaf, en nu ook als broeder in de Here, op te nemen. Hoe wonderlijk kan het soms gaan in het leven van een mens. Paulus zoekt het goede en zegt in vers 15: “...hij is misschien wel daarom een tijdlang weggeweest, opdat gij hem voorgoed zoudt terughebben.”
Voor Paulus stond het vast, dat de slaaf oprecht berouw had van zijn daden en nu overtuigd geloofde in de Here Jezus Christus. En Paulus legt Filemon die gouden regel voor: “Gelijk de Here u vergeven heeft, doet ook gij evenzo” (Kol. 3:13).
Paulus zinspeelt ook nog op de naam ‘Onesimus’: nuttig, bruikbaar. Na deze ommekeer in zijn leven zou de slaaf zeer bruikbaar zijn voor Filemon (vs. 11). We weten niets over de reactie van Filemon, maar we mogen aannemen dat hij dit verzoek van Paulus heeft ingewilligd. Immers, liefde rekent het kwade niet toe... (1 Kor. 13:5). Net zoals God de zondaar het kwade niet toerekent, maar hem vergeving schenkt. Ja, hem zelfs opneemt in Zijn huis en bruikbaar maakt in Zijn dienst. Die God is ons een God van heil!
Alle schuld is betaald!
Voordat Paulus zijn brief afsluit, wil hij nog iets kwijt aan Filemon. Hij stelt zich garant voor de eventuele schade die Onesimus hem berokkend zou hebben: “...breng dat mij in rekening.”
Paulus wilde zelf een prijs betalen voor het herstel van de relatie tussen Filemon, de heer des huizes, en Onesimus, de slaaf.
Wellicht onbedoeld maakt de apostel zich hierin tot een type van Christus. De Heiland kwam in de wereld om het verlorene te zoeken en zalig te maken. Hij kwam om mensen te bevrijden uit de slavernij van de zonde. Maar... de mens staat schuldig tegenover God. Welnu, de Here Jezus Christus heeft Zich garant gesteld. Hij nam die schuld op Zich, zoals de profeet Jesaja al heeft voorzegd: “De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem...” (Jes. 53:5). De Here Jezus heeft de straf op Zich genomen en de schuld voldaan. Daarin komt Zijn grote liefde tot uitdrukking. De laatste woorden, die de Heiland uitsprak toen Hij stierf aan het kruis, tonen Zijn liefde: “Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen” (Luk. 23:34). Door Zich zo over te geven en de zonde te verzoenen, heeft Hij de weg tot God geopend. Wie in Hem gelooft, wordt opgenomen in het ‘gezin’ van God en mag zich dan ook een kind van God noemen. Er kan geen enkele reden meer zijn om niet tot God te gaan. Elke zonde, elke ongerechtigheid is betaald! De poort is wij geopend en ieder die wil mag komen...
Paulus eindigt zoals hij begon. Hij wenst Filemon en al de zijnen de genade van de Here Jezus toe. Die genade is ook met ons, vandaag, en elke dag van ons leven!