In deze serie houden we geen ´wetenschappelijk´ betoog over hemel en aarde, maar zetten eenvoudig bijbelteksten op een rij. Daaruit moet dan vanzelf het bijbelse wereldbeeld ontstaan.
Plaats van heerlijkheid
Vorige keer hebben we al even stilgestaan bij de ´hemel der hemelen´. Dit is de bovenste (of: derde) hemel, te vergelijken met het binnenste heiligdom van de tabernakel/tempel: het Heilige der heiligen.
Het heiligdom wordt in Hebreeën 9:24 een ´afbeelding van het ware´ genoemd. Als we denken aan het Heilige der heiligen in de tabernakel dan weten we dat daar alles gekenmerkt werd door heerlijkheid. Daar stond de ark: een houten kist met goud overtrokken. Op deze kist lag het verzoendeksel met daarop de twee cherubs, met hun aangezicht gericht op het deksel. En… dat alles uitgevoerd in massief goud!
Niemand mocht dat binnenste heiligdom zomaar binnengaan. In Leviticus 16:2 lezen we: “De HERE nu zeide tot Mozes: Spreek tot uw broeder Aäron, dat hij niet te allen tijde kome in het heiligdom binnen het voorhangsel voor het verzoendeksel dat op de ark ligt, opdat hij niet sterve; want in de wolk verschijn Ik boven het verzoendeksel.”
Alleen de hogepriester ging eenmaal per jaar, op de Verzoendag (de Yom Kippoer) naar binnen om verzoening te doen voor zichzelf, zijn huis en het gehele volk Israël. Hij deed dat door bloed te sprenkelen op het verzoendeksel. Boven het verzoendeksel (en dus ook boven de ark) verscheen de HERE in de wolk. Het Heilige der heiligen is dus de plaats van de aanwezigheid van de HERE. Dat nu is een afbeelding van het ware.
De hemel der hemelen is dus de plaats van Gods aanwezigheid. Die plaats wordt gekenmerkt door heerlijkheid. Daar is de Here Jezus binnengegaan om aldus de verzoening met zijn eigen bloed te bevestigen. De discipelen zagen destijds hoe Hij van de aarde vertrok, zegt Handelingen 1, vers 9: “…En nadat Hij dit gesproken had, werd Hij opgenomen, terwijl zij het zagen, en een wolk onttrok Hem aan hun ogen.” Aldus is Hij opgenomen in heerlijkheid (vgl. 1 Tim. 3:16).
Ter rechterhand Gods
In Psalm 110 zegt David in het eerste vers: “Aldus luidt het woord des HEREN tot mijn Here: Zet u aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gelegd heb als een voetbank voor uw voeten.”
Dat deze worden vooral betrekking hebben de Here Jezus, blijkt uit Mattheüs 22:41-46 en Lukas 20:42-43.
Dit vers uit Psalm 110 wordt op meerdere plaatsen in het Nieuwe Testament aangehaald, zoals bijvoorbeeld:
Mattheüs 26:64 “Jezus zeide tot hem: Gij hebt het gezegd. Doch Ik zeg u, van nu aan zult gij de Zoon des mensen zien, gezeten aan de rechterhand der Macht en komende op de wolken des hemels.”
Markus 16:19 “De Here Jezus dan werd, nadat Hij tot hen gesproken had, opgenomen in de hemel en heeft Zich gezet aan de rechterhand Gods.”
Efeziërs 1:20 “…die Hij heeft gewrocht in Christus, door Hem uit de doden op te wekken en Hem te zetten aan zijn rechterhand in de hemelse gewesten…”
Hebreeën 8:1 “De hoofdzaak van ons onderwerp is, dat wij zulk een hogepriester hebben, die gezeten is ter rechterzijde van de troon der majesteit in de hemelen…”
Hebreeën 10:12 “…deze echter is, na één offer voor de zonden te hebben gebracht, voor altijd gezeten aan de rechterhand van God…”
Gezeten zijn ´ter rechterhand Gods´ is een uitdrukking die eigenlijk wil zeggen: gezeten zijn in de macht(spositie) van God.
Het is de plaats die de Zoon heeft ingenomen en vanwaar Hij in de toekomst zal wederkeren op aarde, zoals in Handelingen 1:11 is beloofd: “Deze Jezus, die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze wederkomen, als gij Hem ten hemel hebt zien varen.”
Gods troon
De hemel is de plaats van Gods heerlijkheid.
Psalm 11:4 zegt: “De HERE woont in zijn heilig paleis, de HERE heeft in de hemel zijn troon…”
In de (bovenste) hemel is de troon van God gevestigd, zoals in diverse bijbelteksten wordt aangegeven:
Psalm 103:19 De HERE heeft zijn troon in de hemel gevestigd, zijn koningschap heerst over alles.
Jesaja 40:22 Hij troont boven het rond der aarde, en haar bewoners zijn als sprinkhanen…”
Jesaja 66:1 Zo zegt de HERE: De hemel is mijn troon en de aarde de voetbank mijner voeten…”
Berg der samenkomst
Als het gaat om de aanduiding van de plaats waar Gods troon is, spreekt de Bijbel ook over de ´berg der samenkomst´.
Jesaja 14:12-14 “Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, gij morgenster, zoon des dageraads; hoe zijt gij ter aarde geveld, overweldiger der volken! En gij overlegdet nog wel: Ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten en zetelen op de berg der samenkomst ver in het noorden; ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken, mij aan de Allerhoogste gelijkstellen.”
Deze woorden zijn onderdeel van een spotlied op de koning van Babel (vs. 4). Bij lezing krijgen we sterk de indruk, dat in dit lied ook verwezen wordt naar de ´meerdere´ van de koning van Babel, de engelvorst die wij kennen als satan ( zie ook teksten als: Luk. 10:18, Opb. 9:1, 12:7-12).
In hoeverre de aanduiding ´in het noorden´ moet worden opgevat als het geografische noorden zoals wij dat kennen, is moeilijk te zeggen (zie kader). In ieder geval is de overdrachtelijke betekenis van het ´noorden´ als zijnde dat-wat-boven-is, duidelijk. Het gaat immers om een plaats boven de ´hoogten der wolken´ ergens in de hemel(en) waar de troon van God is. Ezechiël 28 vermeldt een klaaglied over de vorst van Tyrus, waarin gesproken wordt over een ´beschuttende cherub´ die een plaats gegeven was op ´de heilige berg der goden´ (vs. 14 – St. Vert.: ´Gods heilige berg´).
In beide gevallen gaat het dus om een plaats in de hoogte, boven de wolken, in de hemel.
God boven alles
Psalm 113:4-6 zegt: “Verheven boven alle volken is de HERE, boven de hemelen is zijn heerlijkheid. Wie is als de HERE, onze God, die zeer hoog woont, die zeer laag neerziet, in de hemel en op de aarde?”
Paulus schrijft over de Koning der koningen en de Here der heren “die alleen onsterfelijkheid heeft en een ontoegankelijk licht bewoont, die geen der mensen gezien heeft of zien kan. Hem zij eer en eeuwige kracht! Amen.”
De Allerhoogste bewoont een ´ontoegankelijk licht´, en Psalm 97:2 zegt: “Rondom Hem zijn wolken en donkerheid.”
Die woonplaats is dus niet te zien door mensen en dat komt volstrekt overeen met onze waarneming. Als wij op een heldere dag naar boven kijken, verdwijnt onze blik in het blauwe hemelgewelf. Dat daar ergens boven een plaats is, zoals hiervoor beschreven, dat weten wij (omdat de Bijbel het zegt), maar we zien dat niet. Hoewel… er is iemand geweest die wel iets gezien heeft! Handelingen 7 doet verslag van de steniging van Stefanus, nadat hij een uitvoerige rede heeft gehouden voor o.a. Joodse leidslieden. In die toespraak verwijst hij ook naar Jesaja 66:1-2 waar de hemel wordt aangemerkt als de ´troonplaats´van God. En vlak voordat hij gestenigd wordt (!), ziet hij de ´heerlijkheid Gods en Jezus, staande ter rechterhand Gods´(vs. 55) en getuigt: “Zie, ik zie de hemelen geopend en de Zoon des mensen, staande ter rechterhand Gods” (vs. 56).
Openbaring
Johannes heeft blijkens zijn getuigenis in Openbaring 4 een blik mogen werpen in de hoge hemel door een geopende deur: “Terstond kwam ik in vervoering des geestes en zie, er stond een troon in de hemel en iemand was op die troon gezeten. En die erop gezeten was, was van aanzien de diamant en sardius gelijk; en een regenboog was rondom de troon, van aanzien de smaragd gelijk…” Deze aanblik doet sterk denken aan wat Daniël ook al had gezien in Daniël 7:9-14. Het is een plaats van heiligheid en heerlijkheid. Die hemel (en ook de troon) is tot op heden dus onzichtbaar voor het menselijk oog. Maar dat zal niet zo blijven! Als de periode van verborgenheid voorbij is, zal de hemel opengaan.
In Openbaring 6 wordt dat op wonderlijke wijze beschreven: “En de hemel week terug als een boekrol, die wordt opgerold, en alle berg en eiland werd van zijn plaats gerukt” (vs. 14).
Het zal grote consternatie tot gevolg hebben onder de mensen. Zij worden ineens bepaald bij de overweldigende werkelijkheid, dat er een (fysieke) hemel is met daarin de troon van God. Mensen zullen angstig een ´veilig´ heenkomen zoeken: “…en zij zeiden tot de bergen en tot de rotsen: Valt op ons en verbergt ons voor het aangezicht van Hem, die gezeten is op de troon, en voor de toorn van het Lam; want de grote dag van hun toorn is gekomen en wie kan bestaan?” (Opb. 6:16-17).
Zij komen op dat moment tot de verbijsterende ontdekking, dat er waarachtig wel een echte hemel is, en dat in die hemel zich de troon van God bevindt.
Nieuw Jeruzalem
Aan het einde van het laatste bijbelboek ziet Johannes uit een complete stad uit die hemel tevoorschijn komen: “En ik zag de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God, getooid als een bruid, die voor haar man versierd is” (vs. 2). De Statenvertaling zegt het zo: ´nederdalende van God uit den hemel´.
Dat we ook hier moeten denken aan een fysieke stad, hoe wonderlijk ook. Allerlei fysieke elementen worden genoemd: muren, poorten, fundamenten. Zelfs de afmetingen worden genoemd. Hoezeer er ook een symbolische betekenis aan genoemde getallen kan worden toegekend, er is niets op tegen om ze vooreerst gewoon letterlijk op te vatten. Dat betekent dan een groot stad in het vierkant (sommigen veronderstellen een kubus-vorm, anderen een pyramide-vorm) van zo´n 2000 kilometer!
Hebreeën 11 zegt dat Abraham vooruit zag naar een “stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwmeester is” (vs. 10).
Plaats
Hoe dan ook, wie God op Zijn woord neemt, kan er niet omheen, dat de Bijbel over de hemel van God spreekt als Zijn woning, Zijn troonplaats. In het hedendaagse denken wordt de hemel dikwijls gezien als een sfeer, een toestand, die vooral een geestelijk karakter heeft. In het seculiere wereldbeeld is de hemel -kortweg gezegd- het schijnbaar oneindige heelal, bevolkt door sterrenstelsels, miljoenen sterren, zonnen, manen, planeten…
In de Bijbel wordt de hemel als een plaats beschreven. Net zo goed als de aarde er is als een fysieke plek, zo is ook de hemel een plaats. De hemel is gesitueerd boven de aarde.
Deuteronomium 4:39 “Weet daarom heden en neem het ter harte, dat de HERE de enige God is in de hemel daar boven en op de aarde hier beneden, er is geen ander.”
Deuteronomium 11:21 “…opdat gij en uw kinderen in het land, waarvan de HERE uw vaderen gezworen heeft, dat Hij het hun zou geven, zó lang leeft, als de hemel boven de aarde staat.”
Deuteronomium 26:15 “Zie neder uit uw heilige woning, uit de hemel…”
Job 28:24 “Want Hij schouwt tot de einden der aarde, wat onder de ganse hemel is, ziet Hij.”
Psalm 103:11 “Maar zo hoog de hemel is boven de aarde, zo machtig is zijn goedertierenheid over wie Hem vrezen.”
Jesaja 40:22 “Hij troont boven het rond der aarde, en haar bewoners zijn als sprinkhanen…”
De hemel is de plaats waar Gods troon zich bevindt, waar de opgestane Heer aanwezig is, waar engelen zijn en zo meer. Die hemel zal te zijner tijd (lees: op Zijn tijd) opengaan en dan komt de Zoon des mensen tevoorschijn: “...want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel…” (1 Tess. 4:16). “En dan zullen zij de Zoon des mensen zien komen op een wolk, met grote macht en heerlijkheid” (Luk. 21:27). Wat een dag zal dat zijn!